Van werkloosheid recht in de armoede?

Van werkloosheid recht in de armoede?

Werkloosheidsplannen van de N-VA

Veranderen maakt ook altijd een beetje bang, want wat staat ons te wachten? Als N-VA de werkloosheidsuitkering wil beperken in de tijd, dan roept dat – terecht – vragen op. Daarom even de puntjes op de i gezet.

Minister van werk Monica De Coninck reageerde op het opiniestuk dat Zuhal Demir en ik schreven voor knack.be, ‘N-VA is a-sociaal, anders sociaal’. Gisteren ging ik in op dat fundamentele verschil tussen de socialisten en N-VA in ‘Zijn wij poppetjes aan koordjes?

 

Minister De Coninck bekritiseert verder in haar artikel uitdrukkelijk het idee om de werkloosheidsuitkering te beperken in de tijd. Volgens haar laat N-VA de werklozen verdwijnen in de Bermudadriehoek, een beeldspraak die aangeeft dat die arme mensen deskundig uit de statistieken worden gehaald en vervolgens naar de haaien gestuurd.

 

In dit land is het mogelijk levenslang uitkeringen voor werkloosheid te ontvangen. Daarin zijn we alvast uniek. In Groot-Brittannië eindigt het recht op werkloosheidsuitkeringen na 6 maanden, in Zweden na 10 maanden, in Duitsland duurt het een jaar. Nederland en Frankrijk vormen ‘uitschieters’ met een maximale duurtijd van twee jaar. In de Europese Unie ligt de mediaan op één jaar.

 

Brug heeft twee oevers nodig

 

Over de juiste duurtijd kan worden getwist maar die beperking is wel logisch. De werkloosheidsuitkering helpt mensen een tijd zonder beroepsinkomen te overbruggen tot ze een volgende baan hebben gevonden. Na een zeer lange periode van werkloosheid kan de vraag gesteld worden of het nog over een overbrugging gaat. Een brug gaat van de ene oever naar de andere. Zonder overkant is er van overbrugging geen sprake.

 

In de plannen van N-VA duurt de periode van werkloosheidsvergoeding maximaal twee jaar – naargelang de gewerkte tijd – en wordt die uitkering ook verhoogd. Mensen die een korte tijd op zoek moeten gaan naar een andere job, ondervinden daar minder gevolgen van dan in het huidige systeem.

 

Na maximaal twee jaar werkloosheid krijgt de werkzoekende een forfaitaire activeringsuitkering van één jaar. Die naam deed Monica De Coninck het vermoeden uitspreken dat N-VA twee jaar wacht vooraleer de werkloze aan te zetten actief op zoek te gaan naar een baan. Daarin vergist ze zich grondig, want die activering gaat uiteraard in vanaf de eerste dag. In die periode van activeringsuitkering wordt de begeleiding nog verder opgedreven.

 

Is het in die drie jaar nog niet gelukt, dan gaat de betrokkene naar een stelsel van sociale bijstand. Het leefloon wordt opgetrokken tot de Europese armoedegrens. Vandaag ligt dat daar onder.

 

Hier ontstaat natuurlijk de vrees dat wie drie jaar werkloos is ‘naar het OCMW moet en zijn huis laten verkopen vooraleer uitkeringen te krijgen’. In de andere landen waarnaar hierboven verwezen wordt, bestaat een stelsel van sociale bijstand dan wij eigenlijk niet kennen. Dit land kent alleen dat ultieme vangnet van het OCMW, waar wordt gewerkt met een middelentoets en onderhoudsplicht door de familie.

 


De werkloosheid mag niet de echte Bermudadriehoek zijn, waarin mensen hun ambities en zin voor initiatief reddeloos zien weggezogen worden.

 


 

Uiteraard moet tegelijkertijd met de hervorming van de uitkeringspraktijk ook onze sociale bijstand gemoderniseerd worden. Voor N-VA betekent dat: verder activeren (nooit aanvaarden dat wie wil werken het toch nooit meer zal kunnen), gemeenschapsdienst (o.m. om niet sociaal geïsoleerd te geraken) en armoedebestendig maken van de uitkering. De vermogenstoets moet worden aangepast voor iemand voor wie de werkloosheidsuitkering is afgelopen. Het kan zeker niet dat die fase inhoudt dat men de gezinswoning zou moeten verkopen.

 

Hogere uitkeringen voor korte werkloosheidsperiodes, meer begeleiding van werklozen, leefloon armoedebestendig maken; zo asociaal klinkt het allemaal toch niet.

 

Uiteraard zit het probleem in de werkloosheid zelf. Een ander arbeidsbeleid dat meer ruimte biedt voor het scheppen van banen, is cruciaal. Een echt sociaal beleid zet eerst in op tewerkstelling. Werkloosheid mag geen fataliteit zijn. De werkloosheid mag niet de echte Bermudadriehoek zijn, waarin mensen hun ambities en zin voor initiatief reddeloos zien weggezogen worden.

 

Moet iedereen van N-VA beroepsactief worden? Een betaalde job verzekert niet alleen een inkomen, het biedt ook sociale contacten en bevordert het welbevinden. De noodzaak van een voldoende hoge activiteitsgraad (verhouding beroepsactieven versus inactieven) wordt door niemand betwist. De sociale zekerheid blijft maar betaalbaar wanneer voldoende mensen daadwerkelijk bijdragen.

 

De vrijheid om een beroep uit te oefenen of niet, blijft natuurlijk onaangeroerd. Wie het inkomen daarvan niet nodig heeft en via andere wegen maatschappelijk actief wil zijn, of zelfs wie in de eigen cocon wil leven, mag die keuze uiteraard maken. Tegelijkertijd kunnen die mensen niet evenveel aanspraak maken op gemeenschapsondersteuning als wie wel heeft bijgedragen. Sociaal gedrag moet beloond worden. Wie er vrij voor kiest niet bij te dragen, moet daarvan vanzelfsprekend ook de gevolgen dragen.

 

Rechten en plichten, het blijft een zaak van evenwichten. Tiens, dat rijmt.  

 

FOTO: eigen collage

 

(22 februari 2014)

Labels