Politici als criminelen afschilderen, daar is niemand bij gebaat

Politici als criminelen afschilderen, daar is niemand bij gebaat

In de heisa over de pensioenen van parlementsleden is alle nuance zoek, schrijft Peter De Roover. Dat voedt de antipolitiek.

Niet iedereen vindt wat deze week aan het licht kwam over de parlementaire pensioenen even erg. Het nieuws levert nieuwssites van populaire media clicks op, bijvoorbeeld. En wie ‘het systeem’ onderuit wil halen, ziet er een zoveelste bevestiging in van de noodzakelijke ‘breuk met alles’.

Maar de indruk dat het politieke ­bestel wegzakt in een moeras van zelfverrijking, desinteresse in het algemeen belang en onbekwaamheid, maakt het publiek boos. Ook de liefhebber van kritische en evenwichtige informatiedeling heeft reden tot ­klagen. Want het imago van ‘de politiek’ krijgt dan wel een stevige deuk, ook de nuance is ­helemaal weg.

Waren de volksvertegenwoordigers ziende blind? Het stond toch allemaal in hun statuut, raadpleegbaar op het web? Tja, dan waren journalisten en academici ook blind, want er was een nota van de Kamerdiensten nodig om de media in beweging te brengen.

Ik wist het ook niet. De ervaring leert dat echte graaiers hun statuut het grondigst lezen en het best kennen. Ik ken wel de analyse van Ernst&Young van 2012, waaruit bleek dat parlements­leden ‘marktconforme’ vergoedingen krijgen, maar dat onderdelen zoals de pensioenregeling aanpassing behoeven. Dus hield ik me wel bezig met het optrekken van de pensioendeler voor Kamerleden. Voor een volledig pensioen moet je nu 45 jaar Kamerlid zijn. Sommige collega’s vonden die wijziging maar niets. Zij verloren het pleit. Ik moet nu bijvoorbeeld zetelen tot mijn 99ste om een volledig pensioen te genieten. Langer werken, ja, maar die ambitie koester ik niet.

De regel waarover nu zo veel ophef bestaat – dat parlementsleden de Wijninckx-grens met 20 procent mogen overschrijden –, is voor zowat alle huidige parlementsleden dus eerder theorie. Gemiddeld zetelt een kamerlid een jaar of zeven, wat een brutopensioen oplevert van ongeveer 12.000 euro per jaar, ver onder die Wijninckx-grens van 80.000 euro. Als een politicus over die grens gaat, zal die vooral pensioen ­buiten het parlement opgebouwd hebben. We hebben die 120-uitzondering terecht in de prullenbak gegooid, maar vooral een kleine groep van lang zetelende collega’s had er voordeel bij (sommige van die collega’s weren zich nu als duivels in een wijwatervat). Voor Kamerleden met minder anciënniteit speelde dat exces al langer amper of geen rol meer.

Bende maffiosi

De collega’s die de regel in 2013 aanpasten en wier foto’s gisteren op de voorpagina van Het Laatste Nieuws stonden als betrof het een bende maffiosi die op een Siciliaans dorpsplein ­waren opgepakt, werkten toen toch vooral een strengere (!) pensioenregeling voor Kamerleden uit. Ik was er niet bij, maar ik vermoed dat de collega’s die toen liever hadden dat alles bij het oude bleef, via ‘details’ wat compen­satie uit de brand wilden slepen. En ik kan me voorstellen dat de ‘hervormers’ daarin meegingen om de fundamen­tele strengere regels erdoor te krijgen. Politieke onderhandelingen spelen zich niet af in een vacuüm of een laboratorium, maar in het echte leven van geven en nemen.

De rol van de heilig verklaarde PVDA verdient ook correctie. De links­populistische stijl verafschuw ik, hun ­concrete voorstellen wijs ik meestal af. Maar in dit soort aangelegenheden ­beschouw ik ze vaak als bondgenoten die mee aan de boom schudden, tot ze de zaag ­bovenhalen om de tak waarop we allemaal samen zitten, het democratisch verkozen parlement, af te ­zagen. Maar deze keer bleef hun rol ­beperkt tot een perslek: een document van de Kamerdiensten van 15 maart. Omdat de kamervoorzitster niet elke week wil vergaderen over die zaak, kwam dat document pas woensdag aan bod. Ook de PVDA bracht het niet eerder ter sprake in vergaderingen waar geen camera’s draaien, maar waar gewerkt wordt. Knap gespeeld, communicatief toch, maar de indruk wekken dat ‘de anderen’ deze zaak onder de radar wilden houden, is platvloers.

Soberder dan ooit tevoren

Het positieve bij dat alles: de grote meerderheid in de Kamer wijst af wat enkele decennia geleden in politieke kringen nog ‘normaal’ werd bevonden. De nieuwe politieke cultuur van toen, uit de ­periode-Verhofstadt, blijkt nu erg belegen. Het ongenoegen jegens ‘de politiek’ mag deze dagen hoogtij vieren, het objectieve feit blijft dat het politieke bedrijf naar statuut nu véél soberder is dan ooit tevoren.

Er blijft zeker werk aan de winkel, en wie daar mee bezig is moet vooral hoon en gescheld durven trotseren, maar de indruk dat de eertijds stevige muren van Jericho instorten, is manifest fout.

Verdienen volksvertegenwoordigers te veel voor wat ze uitvoeren? En als dat zo is, zit het probleem dan in de te hoge verloning of in de te ­geringe prestaties? Mij lijkt dan het tweede het ergste. Sander Loones is een mooi voorbeeld uit mijn eigen club, Nathalie Muylle uit een ander mandje van de ­vele Kamerleden die hard werken en kwaliteit leveren. De media mogen er weleens bij stilstaan dat goed parlementair werk onderbelicht blijft ten koste van nieuwsspetters over spektakeltweets. Een beter evenwicht tussen hun commerciële logica en de informatieve taak dringt zich echt op.

Uiteraard haalt niet ieder Kamerlid het gewenste niveau. De ultieme werkgever is de kiezer. Zonder nauw­lettende burgers krijgt wie de kantjes eraf loopt vrij spel. Over hoe je de kwaliteit van de Kamerleden verhoogt, gaat het te weinig. Volksver­tegen­woordigers als bijna-criminelen en nietsontziende graaiers voorstellen, lost het probleem in ieder geval niét op. De meesten zijn bondgenoot van wie het parlement zijn cruciale rol in ons ­bestel correct wil zien spelen.

Opiniestuk De Standaard, 22 april 2023

Labels