Elke oorlog telt zijn collaborateurs - II

Elke oorlog telt zijn collaborateurs - II

Collaboratie is van alle oorlogen. Ook in deze die we nu beleven. Of we die stevig genoeg aanpakken is een vraag die dringend moet gesteld worden. (Zie ook deel I)

Er heerst een breed misverstand in de publieke opinie. De overheid houdt lijsten bij van geradicaliseerden. Komt een van hen later voor in een terreurdossier, dan klinkt het alom: “Waarom hebben ze niets gedaan?” Het is paradoxaal: hoe accurater de overheid die lijsten aanlegt, hoe meer kans dat een terrorist er op voorkomt en hoe scherper de verwijten aan die overheid naderhand.

 

Dat iemand op zo’n radicaliseringslijst staat, betekent niet dat die persoon ook kan worden opgepakt. Opvolgen, meer is wettelijk niet mogelijk. Minister van justitie Koen Geens daarover: “Zoals u weet, is radicalisme op zich niet strafbaar. Dat wordt het echter wel wanneer bepaalde grenzen worden overschreden, in het bijzonder wanneer de radicale gedraging uitmondt in het aanzetten tot haat, gewelddadig gedrag of zelfs terrorisme.” (Onlangs verscherpte de Kamer het toepassingsgebied van het begrip terroristisch misdrijf trouwens. Stil zit de overheid zeker niet.)

 

Radicalisme is dus geen misdrijf, want die Gedanke sind frei in onze samenleving. Je suis Charlie, weet je nog? We gaan ook prat op die vrije meningsuiting en die openheid tegenover andersdenkenden.

 

Radicalisme wordt pas strafbaar “wanneer bepaalde grenzen worden overschreden”. Het gaat dus niet over de vraag of er grenzen zijn, wel over de juiste ligging daarvan. Daarover valt wel wat te zeggen.

 

Eigenlijk kunnen politie en gerecht pas echt optreden wanneer woorden feiten worden. Maar in tijden van oorlog vallen woorden uiteraard ook al onder het arsenaal aan vijandelijkheden. Propaganda was een wezenlijk en zeer belangrijk aspect van elke strijd die ooit werd gevoerd. Was Goebbels pas onderdeel van het nazi-offensief wanneer hij zelf bloed aan de handen had? Hechtte de Sovjet-Unie zomaar immens veel belang aan de Agitprop (Agitatie & Propaganda) en maakten de witteboorden op het Ideologisch Departement in Moskou geen deel uit van het Sovjet-apparaat dat het westen bedreigde, ook al dienden ze nooit in de Goelag Archipel?

 

“Aanzetten tot haat”, valt in de woorden van minister Geens buiten de grenzen van het aanvaardbare. Dat betekent meteen dat het speelveld van de vrije meningsuiting niet oneindig is en de vraag naar de afbakening daarvan geen taboe mag zijn. Zeker in bijzondere omstandigheden moet met die omstandigheden rekening worden gehouden.

 

Het is natuurlijk ook geen taboe in bijzondere omstandigheden. Duitsland kent een grondwettelijk verbod op nazistische partijen en ook nazi-propaganda wordt niet getolereerd. Lesje geleerd.  

 

Even Wikipedia oproepen voor het begrip Berufsverbot: “Daardoor wordt het historisch belaste woord Berufsverbot vaak polemisch gebruikt, vooral voor het in 1972 ingestelde zogeheten Radikalenerlass van SPD-kanselier Willy Brandt, waarbij als extremisten beoordeelden werden uitgesloten als ambtenaar. Deze laatste maatregel was gericht tegen mensen met radicale opvattingen en sympathisanten van linkse partijen en actiegroepen. Het was vooral bedoeld als antwoord op de acties van de Rote Armee Fraktion. Bij de sollicitanten werd in ongeveer 1,4 miljoen gevallen een antecedentenonderzoek door het Bundesamt für Verfassungsschutz gedaan, op grond waarvan 1100 mensen afgewezen. Enkele honderden ambtenaren werden ontslagen en tegen duizenden werden disciplinaire maatregelen getroffen. Vanaf 1985 werd deze regeling afgeschaft en/of vervangen door andere minder ingrijpende wetten.” A la guerre, comme à la guerre, moet de linkse socialist Willy Brandt gedacht hebben. Naargelang de omstandigheden dus.

 

Erdogans partij, AKP, werd in juli 2008 net niet verboden door het Turkse Grondwettelijke Hof. De hoogste Turkse aanklager had zo’n verbod geëist wegens anti-seculiere activiteiten. Zes van de elf rechters steunden het voorstel, één te weinig om daadwerkelijk een verbod uit te vaardigen. Het seculiere Turkije voerde zo’n beperking in, die blijkbaar echter net niet genoeg waarborgen bood.

 

Maar we moeten het niet te ver gaan zoeken. Rechters verboden de facto het Vlaams Blok op basis van Belgische wetgeving. Het idee dat de vrije meningsuiting onbeperkt zou zijn, botst met de feiten, zeker ook in een land met een bestraffende anti-racismewetgeving en een verbod op het ontkennen van de Holocaust.

 


Onze samenleving overleeft niet als wit blad dat naar goeddunken kan beschreven en ingevuld worden.


 

Zelf ben ik hierin geëvolueerd, één van die weinige dingen die ik blijkbaar gemeen heb met Willy Brandt, eigenlijk Herbert Frahm die zelf een andere naam aannam omdat hij als jongeman vervolgd werd voor zijn overtuiging. Brandt/Frahm achtte tijden mét Rote Armee Fraktion anders dan die zonder. In principe sta ik achter een heel verregaand, zelfs principieel onbeperkt recht op vrije meningsuiting. Maar vandaag stellen we vast dat de breedte van het concreet bestaande meningsveld over “bepaalde grenzen” gaat en een zachte overgang biedt naar geweld en terreur. Als een vrije mening de basisbeginselen van onze samenleving betwist, is het aanvaarden daarvan dan een extreme vorm van tolerantie of onverschilligheid? Of is het ene gewoon een ander woord voor het andere? Ik besef dat ik me op glad ijs begeef maar soms moet dat dan maar. A la guerre…

 

Op 20 juli debatteerde de Kamer over de gebeurtenissen na de coup in Turkije en de overvloei naar onze contreien. Ik citeerde in mijn tussenkomst Tahmina Akefi, een Nederlandse auteur van Afghaanse afkomst. Dat Ebru Umar in Nederland moest onderduiken wegens bedreigingen van Turkse Nederlanders omdat ze president Erdogan zogezegd zou beledigd hebben, was voor Akefi geen verrassing schreef ze op 19 mei in de NRC: “Door altijd maar tolerant te zijn, droeg Nederland actief bij aan de loyaliteit die migranten koesteren voor hun herkomstland.

 

Migreer je als Nederlander naar zo’n land, dan moet je je daar wél aan de gebruiken houden.

 

Maar mensen die naar het Westen komen, vinden het op de een of andere manier allesbehalve vanzelfsprekend zich aan te passen. Voordat ze de overstap maken, hebben ze al een beeld van het Westen. Welvaart, maar qua normen en waarden deugt het van geen kant. Wat wij vrijheid noemen, zien zij als aanstootgevend.

 

Met dat idee komen mensen uit strengreligieuze landen naar hier. Sterker, ze eisen dat Westerlingen hun gewoontes en tradities accepteren en waar mogelijk aanpassingen verrichten in het publiek domein. Europeanen willigen die eisen maar al te graag in.”

 

Volgens Akefi zijn wij te tolerant voor intolerantie. Daarmee geeft ze meteen ook aan dat wij voor een stuk in oorlog zijn met onszelf, zoals ik ook al schreef in De vijand draagt geen uniform. Zijn wij inderdaad te tolerant omdat we onverschillig staan ten opzichte van ons eigen maatschappijmodel? Of omdat we terugschrikken voor de consequentie die een maatschappijkeuze inhoudt?

 

Tolerantie wordt op een bepaald ogenblik slapheid en zelfs vijand van zichzelf. Het gebrek aan reactie tegen de binnenlandse collaborateurs met de tegenstander biedt meteen ook zuurstof aan die tegenstander want niemand respecteert samenlevingen die zichzelf niet doen respecteren. Ook daar ligt een verklaringsgrond voor de radicalisering van vele jongeren.

 

Ons model – waarover trouwens best fundamenteel kan en moet worden nagedacht - zal geen stand houden als we het niet actief verdedigen. Onze samenleving overleeft niet als wit blad dat naar goeddunken kan beschreven en ingevuld worden. Er zijn randen aan dat blad en de basisbeginselen staan niet ter discussie. Vrijblijvende woordenbrij en kaarsen aansteken of kransen leggen, volstaat echter niet. Het is niet genoeg de Verlichting te bepleiten opdat de waarden ook door inwijkelingen uit de hele wereld zouden worden aanvaard. Universeel blijken die Verlichtingsidealen spijtig genoeg niet.

 

Het gaat hierbij niet over pro/contra godsdiensten of één bepaalde godsdienst. Dat vele moslims perfect functioneren binnen onze samenleving, kan niet ontkend worden. Dat vanuit die geloofsgemeenschap vandaag een discours wordt verspreid dat fundamenteel ingaat tegen het model waar wij voor staan, mag natuurlijk evenmin bedekt worden, zelfs niet met de mantel van de multiculturele liefde. Binnen de moslimgemeenschap rijpt dat besef, maar traag zoals onder meer Montasser AlDe’emmeh openlijk durft schrijven.

 

Wie geweld pleegt en/of aanzet tot haat, is vandaag al strafbaar. We moeten het debat durven voeren in hoeverre woorden die daar naartoe leiden of naar radicale afwijzing van onze samenleving nog vallen binnen de onaantastbare zone van de vrije meningsuiting. Terechte terughoudendheid daarbij mag geen alibi zijn om alleen maar te gedogen. Collaborateurs met vijanden die onze vrijheid en veiligheid belagen, moeten worden bestreden, ook als ze zich beperken tot woorden. Wie die basisregel negeert, rest slechts het lot de oorlog te verliezen.

 

(Dit tweede deel volgt uiteraard op deel I)

 


 

Hier gepubliceerd op 27 juli 2016.

 

Foto: Agitprop: soldaat en verpleegster voor één doel.   

 

TIP: Dankzij internet kunnen wij ook veel mensen bereiken buiten de klassieke media om. Help daarbij en deel dit artikel. Gewoon op de knop hieronder drukken.

Labels