De nomade als personage van de toekomst

De nomade als personage van de toekomst

Diversiteit; het wordt graag verkocht als een feestterm, bron van ontdekking, verrijking, ontbolstering en emancipatie. Vele autochtonen denken daar anders over doch worden dan meewarig bekeken als achterlijke havebeens. Maar ook voor wie zelf migreert, leidt het feest niet zelden naar een kater.

Het zal aan de warmte liggen wellicht; zo’n hitte die we normaal identificeren met ergens heel ver weg in het zuiden zet mogelijk aan tot beschouwingen over al die dingen die zo snel veranderen bij ons. Het identiteits- en diversiteitsthema komt alleszins weer fel aan bod deze zomer, in binnen- én buitenland. Toeval zette me twee keer op enkele uren tijd de bril op van migreerders; de avond ervoor door een hoofdstuk in een boek dat me al enkele weken op mijn laatste daguren vergezelt, de ochtend daarop middels een interview in een krant.

De Morgen interviewde dinsdag Jaspe Azabe Habarurema, als jong kind via lange omwegen in onze Lage Landen terecht gekomen. Jaspe heet Jaspe en niet Yaspe omdat ze die J Europeser vond dan de Afrikaanse Y toen ze, twaalf jaar op het tellertje, in het Nederlandse Roosendaal een ID-kaart moest gaan halen. Chahnour Aznavourian vond dat zijn chansons ook beter zouden lopen indien gezongen door Charles Aznavour. De ouders van Janis Anastasakis vonden na hun emigratie naar de VS Aniston toch een handiger familienaam in hun nieuwe land. Zijn dochter Jennifer veroverde met die naam de wereld. Het gebeurt veelvuldig en dikwijls met succes; die radicale, in zo’n gevallen zeer ingrijpende, keuze voor het nieuwe land. Och, denk aan zuster Aldegonde en pater Ambrosius, de Kerk ging erg ver in die techniek.

Geboren tijdens de Rwandese genocide ging Jaspe geboorteacteloos door het leven en dus stond ze in dat Roosendaals gemeentehuis voor de keuze hoe ze zich dan wel juist geboekstaafd wilde zien worden en ze koos voor de meest Europese versie. De vlucht met haar ouders uit de Rwandese hel had vier jaar geduurd, via Congo, Tanzania, Kenia, Swaziland en dan naar Nederland, eerst Zeeland, daarna Noord-Brabant. Later verhuisde het gezin naar Anderlecht, dan, na de scheiding van haar ouders, weer naar Roosdaal waarop de studies Jaspe richting Madrid leidden.

Halve wereldbol achter de rug en gebroken thuissituatie maar ze deed wel heel erg haar best om Nederlandse onder de Nederlanders te worden en kreeg de indruk daarin niet als geslaagd beoordeeld te worden. In Madrid raakte ze verstrikt in een knoop met zichzelf en volgde de klap tegen de muur.

“Ik voel de drang om tot een gemeenschap te behoren, tot een groep van gelijkgezinden die geen barrières opwerpt. Maar tot welke gemeenschap behoor ik? En moeten we de wereld eigenlijk opdelen in gemeenschappen? Ben ik Europees of Afrikaans? Ben ik Afropean? En moet die keuze worden gemaakt”, vraagt Jaspe zich af.

Ook dat is een aspect van de grote migratiegolven die de wereld kent; de tussen-veel-stoelers die worstelen met de vraag wat ‘thuis’ eigenlijk nog betekent; tot welke gemeenschap ze behoren. Want uiteraard hak je de oorspronkelijke wortels niet zo maar eventjes door en nieuwe groeien traag. “Wie niet geboren is in een land wordt (er) niet als ‘authentiek’ ervaren. Dat zette mij aan het denken: hoe kan ik ooit tot een gemeenschap behoren?”

Nu heeft Jaspe het gevonden, meldt ze de krant. Ze is TCK, Third Culture Kid. “Ik ben een mengvorm. Mijn identiteit is hybride en dat geldt voor heel veel mensen.” Ze zoekt de oplossing dus in de afwijzing van zo’n eigen basisgroep en noemt zich hybride, zoals zo velen in onze straten. Ook dat is het lot van migranten uit de eerste generatie(s). Ze zijn niet te benijden want Third Culture Kid klinkt erg hip en ongebonden, maar blijkbaar zoeken vele Jaspes via die omweg dan toch een groep om bij te horen; er wordt dan een groep bij elkaar gescharreld die als kenmerk heeft geen groep te zijn.

Dat boek waarmee ik al een hele tijd de dag afsluit heet ‘De laatste deur’ en vloeide uit de virtuose pen van Jeroen Brouwers. Je bent lang zoet met zo’n vuistdikke kluif, zeker indien dienst doend als nachtkastlectuur. De bladzijden 546 tot 556 wijdt Brouwers aan Anil Ramdas, gedurende menig jaar een Bekende Nederlander. Ramdas groeide op in een afgelegen district van oud-kolonie Suriname in een hindoegezin. Hij kwam als jongeman naar Amsterdam om te studeren, verschafte zich snel toegang tot het Randstedelijke krantenjournalistenheir en leverde niet veel jaren later meerwaardeprogramma’s af, als presentator en gaandeweg ook als programmamaker. Hij begon deze eeuw corresponderend voor NRC in India. Dan terug naar Amsterdam om het debatcentrum ‘De Balie’ te leiden. Een desillusie later nog eens een jaartje Suriname om vervolgens definitief terug te keren naar Nederland.

Knappe jongen, vlotte babbel en dito pen, talent te grabbel, opgeklommen tot de hogere intellectuele kringen en toch kwam ook hij zichzelf tegen.

Volgende passage trof me zeer: “Hier (= in Nederland) ben ik een kleurling, in Paramaribo niet. In Paramaribo ben ik een hindoestaan, in India niet. In India ben ik een westerling, in Nederland niet.” Brouwers haalt ook dit citaat aan: “Ik herformuleerde mijn staat, draaide de werkelijkheid een halve slag en representeerde mezelf als het meest begerenswaardige type van deze tijd. De ontwortelde reiziger, de tragische banneling, de verstotene, de verlatene, het aan heimwee ten onder gaande en ontroostbare slachtoffer van het multiculturele leven. Ik charmeerde mijn omgeving met dit moderne en kosmopolitisch aandoende zicht op de lijdzame armzaligheid van de buitenlander; ik bevorderde de vreemdeling met terugwerkende kracht tot het personage van de toekomst en gaf mezelf daarmee een lucratieve positie in de wereld.”

De reden dat Ramdas in Brouwers’ turf een hoofdstuk toebedeeld krijgt, ligt in ’s mans levenseinde; hij sloeg de hand aan zichzelf en ‘De laatste deur’ gaat over figuren uit de Lage Landse letterkunde die zelfmoord bedreven, vandaar.

Laten we niet zomaar een oorzakelijk verband leggen tussen zijn leven als neonomade, zoals ik het fenomeen ooit, een dertigtal jaar geleden noemde, en zijn zelfmoord. Het trof me gewoon dat ik daags na lezing van dit hoofdstuk het interview met Jaspe onder ogen kreeg. Ook voor migreerders blijkt die zo graag verheerlijkte diversiteit, ik druk me omzichtig uit, niet altijd een geweldig geschenk. Het feit dat maatschappelijk ogenschijnlijk keurig meefietsen betekent niet per definitie dat de identiteitsvraag niet op het bagagerek blijft wachten om achter een volgende bocht toe te slaan. Achter de façade van het diversiteitsgejubel vallen slachtoffers en niet uitsluitend aan één zijde.

Mag het verbazen dat mensen die zich wel duidelijk verbonden voelen met een nationale gemeenschap verkiezen om dat privilege niet op te geven of het niet verder in gevaar willen zien brengen?

Labels