“De indruk dat men hier ondersteboven aan de tapkraan hangt, klopt niet”
Na een marathondebat van 40 uur gaf de Kamer begin februari het vertrouwen aan de regering-De Wever. Verschillende politici gaven aan die manier van werken niet meer van deze tijd te vinden. Toch toont Kamervoorzitter Peter De Roover (N-VA) zich bereid om “te verdedigen wat niemand zogezegd zou willen verdedigen”.
“Als je die 40 uur opnieuw uitzendt, zal niemand ernaar kijken. Maar een overzicht met de meest spraakmakende momenten zou fantastische televisie opleveren”, aldus De Roover. “Ik heb een geëngageerd parlement gezien. Dat is niet onlogisch, aangezien het al maanden op dieet was. Ik zag ook een gretige regering. Bij de installatie van Vivaldi is de regering niet tussengekomen, op oud-premier Alexander De Croo (Open Vld, red.) na. Nu waren alle ministers onmiddellijk op het appel.”
Kon het dan echt niet korter?
“In de Kamer zetelen 150 parlementsleden. Als die allemaal 10 minuten spreken, zit je aan 1.500 minuten. En dan heeft de regering nog niks gezegd. Ik ben er niet de parlementsvoorzitter naar om parlementsleden het zwijgen op te leggen. Ik ben te lang opposant geweest om de rechten van de oppositie daarin niet te vrijwaren. Heb ik daarmee gezegd dat élke tussenkomst interessant of relevant was? Absoluut niet. Maar ik kan begrijpen dat sommige vragen herhaald worden. Je wil weten of de N-VA hetzelfde zegt als MR, Vooruit, cd&v en Les Engagés. Maar moet je dan vier keer dezelfde vraag stellen aan dezelfde fractie? Nee. Ik heb soms gedacht: ‘Nee, dit is echt niet nodig.’”
Zijn er technieken om het debat te condenseren?
“Een voorstel waar ik diezelfde avond geen consensus over vond, was om het debat 's nachts te onderbreken en ’s ochtends verder te laten gaan. Maar dat zou het debat niet verkorten, wel integendeel. Het zou net langer zijn. Dan heb je een debat van meerdere dagen. Mij niet gelaten. Maar het idee dat het dan geen 40 uur duurt, klopt niet.”
“Er zijn wel een aantal ideeën. Er kan zonder kwaliteitsverlies in het debat gesnoeid geworden, in het volle besef dat de perfectie niet bestaat. Anders zou ze al lang in een formule zijn gegoten. Maar ik onthoud van het debat: een gretig parlement, een gretige regering, enkele hoogstaande momenten, terechte vragen van de oppositie, goede en soms minder goede antwoorden van de regering. Al is dat laatste natuurlijk de bedoeling.”
“De mensen zeggen wel eens: ‘Het resultaat was toch al op voorhand bekend?’ Ja, dat weet ik. Maar het oppositie- en meerderheidswerk begint dan. Oppositieleden willen antwoorden uitlokken die ze later kunnen meenemen in hun parlementaire werk. De eerste slijtage op een regering komt er tijdens het debat over de regeringsverklaring. Ik heb een gesloten Arizona-front gezien.”
Freya Van den Bossche, de kersverse voorzitter van het Vlaams Parlement, kondigde vlak na haar aanstelling aan dat ze komaf wil maken met de afgelezen actualiteitsvragen in het Vlaams Parlement. Een goede zaak?
“Ten eerste is dat reglementair voorzien, maar het reglement wordt op vele vlakken niet toegepast. Een beetje pragmatisme kan geen kwaad. De beste tussenkomsten in een parlementair debat zijn die zonder papier. Kijk maar naar de plenaire vergadering: als er vijf actuele vragen zonder en vijf met papier worden gesteld, en je neemt de vijf beste, dan zullen dat er drie of vier uit de categorie zonder papier zijn.”
“Er zijn natuurlijk een paar Kamerleden die heel zenuwachtig zijn, die dingen op hun hand schrijven of een papier met enkele kernwoorden mee naar voren nemen. Ik weet niet of ik daar heel dwingend in moet tussenkomen. Ik kan alleen aan collega’s zeggen dat als ze een papier aflezen, iedereen[AV1] in slaap valt. Dat is niet inspirerend. Dat is niet boeiend. Dat levert geen goed debat op. Daarom ben ik een voorstander van een papierloos debat. Maar er zijn al meer dan genoeg regels. Daarom ben ik terughoudend om ook het gebruik van papier te verbieden.”
“Als regeringsleden iets zeggen, kan dat al snel tegen hen worden gebruikt. Het is het een of het ander: als je een goed debat wil, moet je een spontane en geïmproviseerde uitspraak niet beschouwen als onderdeel van een bijbel.”
Is dat een oproep aan de journalisten in de zaal?
“Als je een goed debat wil, is het zaak om niet al te zeer in detail te gaan. In het andere geval moeten ze niet verbaasd zijn als ministers communiqués voorlezen. Maar wat een gemiddelde tussenkomst, zeker in de vorm van een actuavraag, betreft, heb ik slechts één oproep: goede collega’s, laat dat papier achterwege.”
“Ik wil geen fracties met de vinger wijzen. Maar soms denk ik bij bepaalde tussenkomsten: ‘Moet dit nu echt?’ Soms komt het heel dicht bij een schriftelijke procedure. Leg je tekst neer en we zullen hem in het verslag opnemen. Maar als een Georges-Louis Bouchez, Paul Magnette, Axel Ronse of vroeger Koen Geens het woord nemen of namen, valt de zaal stil. Daar luistert men naar.”
“Pas op: dat is niet het enige waarop je een parlementslid moet taxeren. Er zijn collega’s die bij wijze van spreken amper uit hun woorden geraken, maar wel goede parlementairen zijn. Dan is het aan de fractie om te bepalen waar je ze wel en niet inzet. Iemand die moeilijk uit zijn woorden geraakt of heel zenuwachtig is: doe je die echt een plezier door ze een actuele vraag te laten stellen? In de vorige legislatuur was er een collega die even zenuwachtig als een student die een examen moet afleggen door de gangen liep. Bij een andere vrouwelijke collega zou een goede liplezer de vraag al op voorhand kunnen aflezen. Ze studeert die volledig in. Doe je die parlementsleden een cadeau door ze een actuavraag te laten stellen? Ik denk eerlijk gezegd van niet.”
Alcohol op de werkvloer, is dat nog van deze tijd? Premier Bart De Wever is er alleszins geen voorstander van.
“Is dat ooit van de tijd geweest? Men is daar nu veel puriteinser in. Van mij mag dat. Maar voor alle duidelijkheid: het onderwerp krijgt een buitensporige aandacht, onder meer omdat Bart het heeft aangesneden. Ik heb in die 40 uur alleszins geen enkele tussenkomst gehoord van iemand die dronken was.”
Misschien jammer, want dat levert altijd leuke beelden op.
“Dat is in het verleden zeker het geval geweest. De indruk dat men hier ondersteboven onder de tapkraan hangt, klopt niet. Het is ook niet gratis. Er is een verrekening via de fracties. Maar ik denk niet dat er sinds de afschaffing minder gedronken wordt in het Vlaams Parlement. Ik kan de parlementsleden hier niet vastbinden. Ze kunnen op café gaan of in hun bureau een fles wijn opentrekken. Sommigen hebben nu eenmaal nood aan meer alcohol dan goed voor hen zou zijn. Die gaan echt niet in de problemen komen omdat er in de Kamer geen alcohol meer beschikbaar zou zijn. Men lost heel weinig op. Maar gelukkig is het ook maar een klein probleem.”
Was u verrast door de tussenkomst van de premier?
“Mensen die uit de kerk zijn getreden, zijn meestal de grootste anti-katholieken. Bart is daar als geheelonthouder heel gevoelig voor. Ik heb daar alle respect voor. Maar ik denk niet dat er ooit minder gedronken is in deze omgeving dan vandaag. De tijd dat men glazen whisky naar elkaar toeschoof en er sigaren in uitdoofde, bestaat niet meer. Het krijgt veel te veel belang. Maar ik wil de ruimte van de koffiekamer, waar de politieke tegenstellingen veel minder spelen en mensen over de fracties heen elkaar ontmoeten, wel behoeden. Dat is belangrijk. Als mensen zich afzonderen op hun bureau of enkel met fractiegenoten op café gaan, zie ik de winst niet. Maar dat betekent niet dat er tijdens de plenaire gedronken moet worden. Dat lijkt me evident. Maar ik weet niet of men daarvoor een koffiekamer nodig heeft. Ik vrees van niet. Er zijn manieren genoeg.”
In hoeverre is de aanwezigheid van Franstaligen de reden dat er in de Kamer meer vuurwerk is dan in het Vlaams Parlement?
“Wat zeker waar is, is dat de Franstaligen op een meer literaire manier – met meer toeters en bellen – debatteren. Dat geldt natuurlijk niet voor álle Franstaligen. Is elke Vlaming soberder? Nee. Axel Ronse, bijvoorbeeld, is best Bourgondisch. En Benoît Piedbœuf (fractieleider van de MR, red.) is dan weer zeer beknopt. Dat geldt ook voor Jan Jambon, behalve als hij uit zijn krammen schiet. Dan zorgt hij ook wel voor vuurwerk. Maar gemiddeld genomen zal het bij de Franstaligen wat uitgebreider zijn.”
“Wat nog meer meespeelt dan de aanwezigheid van Franstaligen, is de aanwezigheid van voorzitters of oratorische talenten, en de thema’s. De Vlaamse thema’s zijn niet onbelangrijk of gering, maar geven iets minder aanleiding tot de grote tegenstellingen. De botsing tussen links en rechts is in de Kamer sterker dan in het Vlaams Parlement. De PVDA-PTB en de PS nemen duidelijke ideologische standpunten in. De Vlaamse socialisten blijven socialisten – laat daar geen misverstand over bestaan –, maar hun socialisme is bedaagder dan dat van de PS. Dat blijkt al uit het simpele feit dat ze in de Arizona-regering zitten.”
Zou u kunnen aarden in het Vlaams Parlement?
“Ik kan mij er gemakkelijk vanaf maken door te zeggen dat ik er nooit heb gezeteld en dat dus niet kan weten (lacht). Maar ik denk dat ik eerder iemand van dit huis ben.”
Zit de overreglementering in het Vlaams Parlement daar voor iets tussen?
“Daar is misschien te veel over nagedacht. Ik ben absoluut niet degene die moet zeggen hoe dat huis zich moet organiseren. Daar ben ik heel terughoudend in. Maar je moet opletten voor overreglementering. Er moet een zekere flow in een debat zitten. Mijn voorgangers lieten in begrotingsdebatten eerst een reeks vraagstellers aan bod komen. Ik heb er tijdens het investituurdebat voor gekozen om elke vraag meteen te laten beantwoorden. Je mag de minister niet de kans geven om eronder uit te muizen. Als er zeven vraagstellers zijn, kan hij enkel antwoorden op de drie die hem goed liggen en de vier andere vergeten.”
Wat is uw favoriete plaats in dit huis?
“Het is hier een echt museum. Ik zeg steeds tegen mijn medewerkers dat ik hoop dat ze de dag dat ze hier vertrekken geen spijt hebben dat ze daar onvoldoende aandacht voor hebben gehad. Hoe je het ook draait of keert, dit is een huis met een lange traditie. Je ziet het er ook aan. De Kamer is een driedimensionaal geschiedenisboek. Voor iedereen die een beetje geïnteresseerd is in geschiedenis en politiek, of in politieke geschiedenis, is de Kamer een belangrijke plaats. Of het goede of slechte dingen zijn, laat ik in het midden, maar hier gebeuren wel zaken die ons leven bepalen. Hier hangen of staan heel wat artefacten die daarvan getuigen.”
Geniet u er zelf voldoende van?
“(Aarzelt) Ik probeer mezelf daar wel toe te dwingen. Af en toe sta ik letterlijk eens stil voor een portret of borstbeeld. Ik vraag me dan af wat de afgebeelde persoon zoal heeft verwezenlijkt en in welk tijdsgewricht hij actief was.”
“Ik heb door mijn zoon een houtskooltekening laten maken, een impressie van Alexis De Toqueville. Hij is een van mijn interessantste inspiratiebronnen. Ik heb met de curator bekeken waar ik het omhoog kan hangen, zolang ik hier zit. Daarna neem ik het mee naar huis, want ik heb het zelf betaald (lacht). Daar zal ik zeker veel naar kijken, al was het maar uit familiale overwegingen en omdat ik zelf de opdrachtgever ben.”
Beschikt de Kamer over een vaste collectie?
“De aankopen zijn bijna naar nul gezakt, omdat we geen geld hebben. De grote meerderheid is van voor de Tweede Wereldoorlog. In de 19de eeuw kon het allemaal niet op en kocht mijn schilderijen dat het een lieve lust was. Na de Tweede Wereldoorlog nog een paar. Maar in de 21ste eeuw zijn er amper nieuwe aangekocht. Vanuit dat oogpunt staat de tijd hier een beetje stil. We zitten in een besparingsmodus.”
Is dat een goede zaak? Of zou er net meer geld naar de Kamer moeten gaan?
“Nee, dat hoeft niet. Er is ook geen ruimte voor. Maar dat neemt niet weg dat de bestaande budgetten herschikt moeten worden. Ik ben natuurlijk wel blij dat men niet in een besparingsmodus zat toen de kathedraal in Antwerpen is gebouwd. Al was dat eigenlijk wel het geval, want we hebben maar één toren. Maar dat maakt hem net charmant. Wat ik wil zeggen is: ‘A thing of beauty is a joy forever.’ We moeten zorgen dat we overheidsmiddelen goed besteden. Maar af en toe moet je ook iets nalaten voor de geschiedenis. Kunst en artefacten zijn stille getuigen van momenten in de geschiedenis. Ik ben geen beeldenstormer. Alles heeft zijn context. Ook daar moeten we niet te puriteins in worden.”
Is de Kamer voldoende uitgerust om het hoofd te bieden aan hedendaagse uitdagingen, bijvoorbeeld op het vlak van cyberveiligheid?
“Deze eerbiedwaardige oude tante staat niet bekend om de snelheid die ze ontwikkelt. Maar dat wil niet zeggen dat je niet wat achter haar veren kunt zitten. Binnen de budgettaire beperkingen die er zijn, zijn er zeker een aantal verbeteringen mogelijk. Tot enkele jaren geleden was cyberveiligheid geen thema. Nu begint iedereen wakker te worden. Want het is niet omdat ze niet door de deur komen, dat ze niet binnenzitten. Een instelling zoals de Kamer is natuurlijk een doelwit voor potentiële cyberaanvallen. Daarom zijn we het veiligheidsbeleid voor parlementsleden die naar het buitenland gaan of die hier mensen ontvangen aan het herbekijken. De oude tante zal een paar nieuwe jurkjes moeten kopen. Want de oude gewaden zullen niet volstaan. Dat is geen kritiek op mijn voorgangers. Er valt wel degelijk kritiek uit te brengen, maar dit zijn gewoon nieuwe uitdagingen. Dit blijft een huis waar buitenlandse mogendheden wel enige belangstelling voor aan de dag zouden kunnen leggen.”
Waarop mogen we u op het einde van de legislatuur afrekenen? Welke stenen in de rivier wil u graag verleggen?
“Ik wil ervoor zorgen dat de wetgevende macht – dat van de drie machten een beetje het kneusje is – zich weet te handhaven en een voldoende belangrijke rol kan blijven spelen. Ik hoop dat de aandacht van de publieke opinie voor wat hier gebeurt, wat kan worden opgedreven. We moeten de problematisering van de wetgevende macht problematiseren. Bij de publieke opinie bestaat te sterk de indruk dat het parlement overbodig is en dat alles beter zou gaan als de tent gewoon zou sluiten. Ik denk dat niet. Kritiek moet en mag er zijn, maar een systeem zonder een vrij verkozen parlement zou een slechter systeem zijn. Ik zou willen dat dat erkend werd.”
Wat moet de Vlaamse Beweging vinden van het communautaire luik in het federale regeerakkoord?
“Ik begrijp de bekommernis. Wat ik altijd heb gezegd, is dat ik mij in de Vlaamse Beweging in eerste instantie heb beziggehouden met wat er zou moeten gebeuren, terwijl ik me nu moet bezighouden met wat er in de praktijk kan. Nu is er een splitsing ontstaan tussen hoe we de belangen van de Vlamingen enerzijds en de belangen van de Vlaamse instellingen anderzijds kunnen behartigen. Dat zijn twee verschillende dingen. Je kan gefrustreerd zijn omdat de mensen voor ‘verkeerde’ partijen hebben gekozen. Maar je mag niet abdiceren omdat je daar droevig over bent. Je moet niet zoals een verwend kind zeggen dat je geen soep wil omdat je geen nagerecht krijgt. Dan heb je honger. De Vlaamse instellingen zijn een moeilijke oefening, gezien de meerderheden die er zijn. Maar de Vlaamse welvaart wordt voor een stuk in de Kamer bepaald. Ook dat is bewegen voor Vlaanderen. Dat is voor mij ook een Vlaamse Beweging. Die hoeft niet anti-Waals te zijn. Als wij morgen de economie een andere richting uitduwen en Franstalig België of Wallonië wordt daar beter van, beschouw ik dat niet als een nederlaag.”
Jullie willen België dus ten dienste van Vlaanderen stellen?
“Alleszins ten dienste van de Vlamingen. Of we het nu graag hebben of niet, 60 procent van de Belgen zijn Vlamingen. Ik zit in de Vlaamse Beweging, niet in de anti-Waalse. In dat laatste ben ik nooit geïnteresseerd geweest. In dat eerste wel. Binnen de mogelijkheden die er waren, was dit de beste keuze. En dat zeg ik met alle bescheidenheid die voor een politicus passend is. Als politicus moet je werken met de mogelijkheden die er zijn. Anders moet je niet aan politiek doen.”
Anton Schelfaut - Het Pallieterke - 26 februari 2025
- Login om te reageren