Zondagse mijmering over... kontjes

Zondagse mijmering over... kontjes

Uiteraard zou ik nu graag het verwachtingspatroon kennen dat de titel van deze zondagsmijmering bij u oproept want ik ga inderdaad wat neertikken over kontjes.

De omstandigheden brachten mee dat ik voorbije week in drie verschillende hotels de nacht doorbracht, mitsgaders daar ook het ontbijt genoot. Nog één parlementaire week, ook met een hotelkamernacht, en dan zullen de recesweken ons langs meer zuiderse hotels voeren.

Zeker wat die laatste categorie logementen betreft, hoop ik dat ook u perspectief mag koesteren. Alle doordejaarsellende even inruilen voor een luchtmatras in een tent, caravanbed of frisse hotellakens. De sociale strijd voor het jaarlijks verlof verdient hier gehuldigd te worden.

De nacht van dinsdag op woensdag brachten we door in een Gents ledikant, ter afsluiting van een avond Jazz Gent. Dat betrof vertier. Na een erg late parlementszitting op woensdag met vroege vergadering op donderdag in het verschiet, legde ik het hoofd op een Brussels kopkussen. Dat betrof de job. Ter afsluiting van onze fractievormingsdag vrijdag schoof ik in een Pajotse bedstee. Dat betrof een combinatie van job en vertier.

Wat hadden die drie herbergbezoeken gemeen? De kontjes.

Ik verduidelijk, ter vermijding van losgeslagen verbeelding uwerzijds en huiselijke trammelant mijnerzijds (al was ze er in Gent zelf bij).

De kontjes waarvan hier sprake betreffen de eerste of laatste sneetjes van het brood, heel en al korst maar toch eerder omwille van de ronde vorm, zo mag ik hopen, het kontje genoemd. Ik ben er dol op en stel voortdurend vast daarin eerder een uitzondering te vormen. Ze blijven dikwijls gewoon liggen, de kontjes, door de andere hotelverblijvers met een milde vorm van afkeer weggeschoven, wachtend op de ware liefhebbers van de krokante broodkorst. Ik kan me in hotels dus bij het ontbijt ruim tegoed doen aan kontjes. Het brood thuis heeft er slechts twee. Vandaar dat ik uitsluitend kleine broodjes bak. Ook die hebben er twee en het tussendeel is sneller verbruikt.

Hotels hebben nog iets, behalve kontjes en verse lakens. Daarvoor moet je wel langer dan één nacht blijven. Zo’n eennachtsvliegen laten normaal geen indruk na, even weinig als het hotel indruk nalaat op de voorbijtrekker. Ze zijn wederzijds de moeite van de registratie amper waard.

Wie meerdere nachten logeert, een week bijvoorbeeld, ondergaat als het ware het leven in sneltreinvaart.

Sleurend met koffers komen we het hotel binnen. Terwijl aan de balie de inschrijvingsmodaliteiten worden verricht werpen gasten die er al enkele dagen verblijven ons een blik toe waarin nieuwsgierigheid vermengd wordt met een lichte vorm van neerbuigendheid. “Wat gooien ze nu binnen?”, zie je ze denken.

Wij zijn de nieuwkomers, weten niet eens waar het ontbijt wordt geserveerd en lopen straks wellicht helemaal rond het gebouw naar het zwembad, er niet van op de hoogte dat je er via de binnentuin zo veel sneller bent. Ze gniffelen over zo veel onwetendheid, die ooit, een dag of drie/vier geleden, ook de hunne was.

‘s Avonds de volgende monstering. Wij weten als nieuwelingen niet waar we in het restaurantgedeelte mogen plaatsnemen. Ons statuut van bleukes maakt ons onzeker. De anciens zijn benieuwd of we het wagen neer te ploffen aan het tafeltje waar dat oudere Duitse koppel elke avond van de dis geniet.

‘s Ochtend volgen bij het ontbijt de eerste knikjes van herkenning. Een man sleurt wat verder een reeks valiezen binnen, drie kinderen en een reisvermoeide moeder volgen. Ze wachten tot iemand hen aan de balie wil verwelkomen.

Wij, nieuwkomers van gisteren en dus al iets minder nieuw, zien het graag gebeuren want zo schuiven we op in anciënniteit. Wanneer het oude Duitse koppel even later aan die balie uitcheckt, nagewuifd door enkele echte anciens, daalt een rust over ons neer.

Als morgen iets over die Duitse vertrekkers zou worden gezegd, weten wij wie ze bedoelen. Toeristen die nu aanmeren worden daarmee definitief op achterstand gezet. Hotelgangers zijn pas echt gearriveerd wanneer ze mensen na hen hebben zien komen en anderen weten vertrekken.

Wie vanaf nu aan de balie verschijnt, zal door ons bekeken worden met ogen die nieuwsgierigheid mengen met een lichte vorm van neerbuigendheid. We zullen zelfs een blik van verstandhouding wisselen met gasten die ons gisteren nog als indringers beschouwden. We kunnen elkaars gedachte raden. “Wat gooien ze nu binnen?”

Het is nu ons hotel geworden.

Een week later staan we weer aan die balie, nu om ons vertrek te regelen. Het Duitse koppel is alweer een week thuis in Duisburg, niemand hier denkt nog aan hen en dat gezin met die drie kinderen gedraagt zich alsof het eigenaar is van de keet in het algemeen en het zwembad in het bijzonder.

Achter ons staat een jong koppeltje te wachten op hun inschrijving. Dat wordt vanuit de ontbijtruimte bekeken met gefronste wenkbrauwen, de twee jongetjes van dat gezin gniffelen treiterachtig. Wij vermoeden dat dit jonge koppeltje zich straks aan het zwembad wellicht op onze ligzetels zal uitstrekken en verbijten onze machteloosheid.

Ik betaal, monster de jongedame achter ons, betreur toch dat we geen dag langer geboekt hebben en denk aan dat eerste sneetje van het brood dat ik morgen zal missen.

Hotels? Ze lijken als twee druppels water op het leven. Wie hetzelfde verhaal nog sneller wil bekijken neme de tram en zal zien hoe deze film zich halte na halte quasi identiek afspeelt.

Geniet van deze zonnige zondag, op hotel, op daguitstap of gewoon thuis. 

Deze zondagse mijmering verscheen op Facebook 17 juli 2022.

Labels