Liefst correct debat over tweede pensioenpijler

Liefst correct debat over tweede pensioenpijler

De berichtgeving van de voorbije dagen in de media over de tweede pensioenpijler, op basis van berekeningen van Kim De Witte (PVDA), is bijzonder speculatief en wordt sterk populistisch geframed. Een daadwerkelijk probleem wordt in zwart/wit-termen verwrongen tot een slechte karikatuur. Een woordje uitleg. 

 

TER INLEIDING:

 

De WAP (Wet Aanvullende Pensioenen van 2003) regelt de organisatie van de zogenaamde tweede pensioenpijler, de vrije aanvullende pensioenopbouw via de werkgever. Die wet voorziet een gegarandeerd rendement bij uittreding van 3,25% voor de inleg van de werkgever (3,75% voor de persoonlijke stortingen).

 

In de meeste gevallen schrijven de werkgevers in op een groepsverzekering. Het verschil tussen de opbrengst van zo’n groepsverzekering en de gewaarborgde 3,25% valt ten laste van de werkgever.

 

Momenteel bedraagt de algemene marktrente ongeveer 1%. De rendementen van de groepsverzekeringen bedroegen in april 1,5%, Allianz laat vandaag weten het rendement op nieuwe stortingen voor een groepsverzekering terug te schroeven naar 1%. De werkgevers beseffen intussen maar al te goed dat ze een stevige reserve moeten opbouwen om aan de 3,25%-eis te voldoen op het einde van de rit. De kloof tussen een daadwerkelijke rente van 1,5% (en nu zelfs 1%) en een wettelijke verplichting van 3,25% is uiteraard onhoudbaar groot. Geen enkel veilig beleggingsinstrument biedt vandaag die hoge rentewaarborg.

 

In 2003, bij de invoering van de WAP, bedroeg de inflatie bovendien 1,8%. In feite kwam dat verzekerd rendement toen dus neer op een reële rente van 1,45% (3,25-1,8%). Vandaag kennen we een inflatie van 0,8%, wat de reële rente van de WAP-garantie dus verhoogt tot 2,45% (3,25-0,8%). De druk op de werkgevers is daardoor sterk verhoogd.

 

Anderzijds moet het systeem voor werknemers ook nog aantrekkelijk blijven. De tot vandaag opgebouwde rechten dienen vanzelfsprekend in elk geval gerespecteerd worden. Daarnaast hebben werknemers het meeste belang bij een gegarandeerd nettorendement. Met de huidige wetgeving hebben zij die waarborg niet. In juli 2008 bedroeg de inflatie liefst 5,9%. Dat betekent dat de WAP-garantie toen in feite neer kwam op een nettorendement van -2,65% (3,25-5,9%). De WAP-garantie biedt dus een erg ‘onzekere zekerheid’. Kortom, er is werk aan de winkel, ten bate van alle betrokken partijen.

 


 

De berichtgeving van de voorbije dagen in de media over de tweede pensioenpijler, op basis van berekeningen van Kim De Witte (PVDA), is bijzonder speculatief en wordt sterk populistisch geframed. Een daadwerkelijk probleem wordt in zwart/wit-termen verwrongen tot een slechte karikatuur.

 

Kim De Witte verkondigt dat een groepsverzekering gekoppeld aan inflatie gemiddeld slechts 1,5 % zou opleveren, waarbij hij meteen een verlies van 35 000 euro voor werknemers in het vooruitzicht wordt gesteld. Een aantal zaken worden hier echter door elkaar gegooid.

 

Als er gezocht wordt naar een nieuwe formule voor de groepsverzekeringen is dat niet om de werkgevers of verzekeraars een plezier te doen maar wel om de houdbaarheid van het systeem te garanderen. Dat is vanzelfsprekend in het belang van alle betrokken partijen, waaronder zeker ook de werknemers.

 

De WAP (Wet Aanvullende Pensioenen) voorziet een gewaarborgd rendement van 3,25% (en 3,75% voor de inleg van de werknemer). De WAP kwam tot stand in 2003, toen we nog een normale inflatie en een veel hogere marktrente kenden. Blijkbaar is de wetgever er toen van uitgegaan dat er zoiets bestaat als een onveranderlijke economische context. Ondertussen staan rente en inflatie al geruime tijd zeer laag, met als resultaat dat de verzekeraars niet aan het aan de werkgevers opgelegde rendement geraken. Wanneer de verzekeraar de opgelegde rendementen niet haalt, is het aan de werkgever om bij te leggen. De laatste jaren moeten werkgevers steeds grotere bedragen reserveren om het systeem recht te houden.

 

Het resultaat van dit alles is dat werkgevers minder geneigd zijn hun personeel een 2e pijler aan te bieden aangezien zij zelf voor de meerkost opdraaien. Het gevolg is dat nieuwe werknemers minder kans maken op een aanvullend pensioen. Een hervorming van het systeem is dus duidelijk noodzakelijk.

 

Niemand verwachtte bij de invoering van de WAP het huidige klimaat van zeer lage inflatie. Maar, had de inflatie een stijging gekend, dan waren de werknemers in het bestaande systeem ook de verliezers. Ze gingen dan wel gemakkelijk 3,25 % krijgen maar door de inflatie zou hun koopdracht wegsmelten aangezien het nominale rendement uiteraard niet gelijk is aan het reële rendement.

 

Dat het nieuwe systeem rekening moet houden met de inflatie lijkt dus de logica zelve. In het verleden heb ik mij al uitgesproken voor het beginsel dat er een gewaarborgd percentage bovenop de inflatie wordt opgelegd. Dan is de werkelijke opbrengst, en dus de koopkracht van de werknemer, niet langer onderhevig aan de schommelingen van de markt. Het is aan de sociale partners om uit te maken over welke bedragen het gaat en via welke formule. Waar de in de media genoemde 1,5% vandaan komen, is een groot raadsel. Voor alle duidelijkheid: in elk nieuw systeem moeten de opgebouwde kapitalen uit het verleden vanzelfsprekend buiten schot blijven. Daarover mag geen onrust gezaaid worden bij de werknemers. 

 

Ondertussen moeten ook andere aspecten van de groepsverzekeringen bekeken worden. Zo hebben de vakbonden gelijk als ze willen spreken over de kosten. Van het grootste belang is dat er meer transparantie komt in het systeem, want daaraan ontbreekt het vandaag nog teveel. Alleen op die manier kunnen we het vertrouwen in de tweede pijler terug herstellen. Het is juist de bedoeling van deze regering om die tweede pijler verder uit te breiden. Ook voor de verzekeraars is het van het grootste belang elke twijfel over de deugdelijkheid ervan mee weg te werken. Als er geen oplossing komt die oog heeft voor de langetermijn belangen van de werknemers, dreigt deze markt sterk in te krimpen wat zeker ook niet in het belang is van de sector.

 

Eerlijke communicatie en transparantie in het debat lijken alvast zinvoller dan negatieve stemmingmakerij op basis van voorbarige en speculatieve prognoses. Werknemers, werkgevers, verzekeraars en pensioenfondsen hebben wel degelijk een gemeenschappelijk belang: een correcte en aantrekkelijke aanvullende pensioenformule uitwerken.

 


 

Hier geplaatst op 2 oktober 2015.

 

Foto: © De Redactie

 

TIP: Dankzij internet kunnen wij ook veel mensen bereiken buiten de klassieke media om. Help daarbij en deel dit artikel. Gewoon op de knop hieronder drukken.