Kamerdebat wijziging artikel 12 Grondwet: de aanhoudingstermijn

Kamerdebat wijziging artikel 12 Grondwet: de aanhoudingstermijn

Op 15 juni 2017 debatteerde de plenaire vergadering van de Kamer over de wijziging van artikel 12 van de Grondwet, die de aanhoudingstermijn nu beperkt tot 24 uur. Ons voorstel wilde die optrekken naar 48 uur voor alle feiten en 72 uur voor terroristische feiten, na tussenkomst van een rechter. We kwamen echter net 3 stemmen tekort voor de noodzakelijke 2/3e meerderheid en dus werd het voorstel verworpen. Rood en groen weigerden mee te gaan in deze belangrijke aanpassing.

17.03 Peter De Roover (N-VA): Mijnheer de voorzitter, geachte collega’s, wij vangen nu een debat aan over de aanpassing van onze Grondwet. Dat is naar het schijnt iets plechtiger, maar het vraagt vooral andere meerderheden. Hetgeen waarover wij nu spreken, de vrijheidsberoving, is dan ook een bijzonder belangrijke aangelegenheid. Enerzijds geldt het beginsel dat wij de vrijheidsberoving in onze rechtsstaat strikt willen reglementeren en tot een minimum beperken, terwijl wij anderzijds aan de diensten de instrumenten willen geven om op een doeltreffende manier criminaliteit in het algemeen en terrorisme in het bijzonder te bestrijden en desgevallend te kunnen bestraffen. Wij moeten daarbij een evenredigheid zoeken tussen die twee elementen, die altijd ergens tegenstrijdig zijn.

 

Daar werd zeer ruim over gedebatteerd, onder voorzitterschap van Koen Metsu, in de tijdelijke commissie voor de Terrorismebestrijding, die stelselmatig terreurmaatregelen behandelt. Ook in de commissie tot Herziening van de Grondwet, onder voorzitterschap van collega Van Vaerenbergh, zijn inhoudelijke opmerkingen naar voren gebracht. De besprekingen werden trouwens mede ondersteund en gestoffeerd door een hoorzitting met een hele reeks belanghebbenden. Ik heb de indruk dat de hoorzittingen de diverse standpunten wel enigszins hebben laten evolueren. Op zichzelf is dat goed, want daar dienen hoorzittingen voor, zeker wanneer eminente kenners het Parlement komen inlichten.

 

Voor wie dat nog niet duidelijk was, daaruit is alleszins gebleken dat de huidige grondwettelijke toestand totaal achterhaald is. Met de aanhoudingstermijn van 24 uur, die wij momenteel moeten hanteren, bengelen wij trouwens achteraan in het Europese peloton, wat gezien de ontwikkelingen in de criminaliteit in de brede betekenis en het terrorisme specifiek natuurlijk onbegrijpelijk is.

 

Als wij de lange reeks hoorzittingen – ik heb een aantal collega’s daarover in de media vreemde dingen horen zeggen – op een correcte en eerlijke manier bekijken, dan kunnen wij alleen besluiten dat de talrijke specialisten uit diverse geledingen van het apparaat dat hiermee wordt geconfronteerd – het waren er zo’n veertien à vijftien, denk ik –, op de vraag die wij hebben gesteld, geen eenduidig antwoord hebben gegeven. Volgens de inleiding van rapporteur Delpérée – sommige collega’s schijnen daar tot andere besluiten te komen – zouden een vijftal getuigen de aanhoudingstermijn van 24 uur, zoals die vandaag van toepassing is, willen behouden. Zij zijn vooral te situeren bij de Liga voor de Mensenrechten en de Orde van de Balies. Een drietal getuigen kiezen voor een aanhoudingstermijn van 48 uur voor alle misdrijven, zonder enige opsplitsing wat dat betreft. Er was één persoon die daaromtrent wat minder duidelijk te situeren is, die in elk geval een aanhoudingstermijn van 48 uur bepleit, maar geen enkel bezwaar heeft geopperd tegen een aanhoudingstermijn van 72 uur. Voorts zagen vijf getuigen in de hoorzittingen in de aanhoudingstermijn van 72 uur een betere oplossing dan in de alternatieven.

 

Wie dus beweert dat de deskundigen ons als het ware hebben ontraden om te kiezen voor de aanhoudingstermijn van 72 uur, heeft toch wel een bijzonder creatieve lezing van de verslagen, die nochtans deskundig zijn opgesteld door de diensten. Ik denk dat men dat onmogelijk kan beweren.

 

Integendeel, heel belangrijke deelnemers vinden de aanhoudingstermijn van 72 uur wel degelijk bijzonder noodzakelijk, want als de standpunten niet eenduidig zijn, wat hier onmiskenbaar het geval was, moet men de diverse woordvoerders van de diverse belangengroepen - want dat zijn het natuurlijk ook - niet zozeer optellen, maar wel wegen. Bij ons wegen in het debat de meningen van de parketten, de federale gerechtelijke politie en het OCAD stevig door.

 

Waarover alleszins discussie was, zelfs bij de voorstanders van de aanhoudingstermijn van 72 uur - en wij moeten dit eerlijk toegeven - was de vraag of wij puur de aanhoudingstermijn op 72 uur in de Grondwet zouden brengen, dus los van eventuele terrorismekwesties, zoals sommigen bepleiten, dan wel of men een onderscheid moest maken.

 

Collega's, er zijn onmiskenbaar argumenten pro en contra. De allereerste voorstellen die de meerderheid indiende, gingen wel degelijk in de richting van een aanhoudingstermijn van 72 uur tout court. Op dat vlak heeft zich een evolutie voltrokken. Misschien willen wij allemaal wel een bepaald gelijk naar voren schuiven, maar men moet nu eenmaal ook voldoende consensus vinden buiten de klassieke grenzen van de politieke partijen. Het is om die reden dat wij heel welwillend de suggesties van de collega's van cdH hebben bekeken. Zij suggereerden een oplossing waarbij wij in de Grondwet een algemene aanhoudingstermijn van 48 uur zouden inschrijven, met een mogelijke verlenging tot 24 uur na een gerechtelijke tussenkomst in geval van terreur.

 

Dat de aanhoudingstermijn met 24 uur kan worden verlengd na gerechtelijke tussenkomst, is een belangrijke garantie voor al wie wijst op het feit dat wij te maken hebben met vrijheidsberoving van mensen. Dan moet de vraag of ze daadwerkelijk schuldig zijn, nog altijd worden beantwoord, wat op dat ogenblik uiteraard een open kwestie is. Er zijn belangrijke en sterke argumenten te geven voor de garantie van de gerechtelijke tussenkomst na 48 uur.

 

De oplossing, zoals die vanuit cdH-hoek gesuggereerd is, is wel een oplossing die enerzijds in een gerechtelijke tussenkomst voorziet, maar die tegelijkertijd de mogelijkheid opent om – laten we met zijn allen het daarover eens zijn - hopelijk zeer zelden te moeten overgaan naar die 72 uur, want dat moet in uiterst zeldzame omstandigheden gebeuren die vallen onder de kwalificatie “terreur”.

 

Er is door critici – voorstanders van een verlenging tot 48 uur uit kringen van de onderzoeksrechters, dus geen mensen die pleiten voor het status quo – in de hoorzittingen de vrees uitgesproken dat die laatste 24 uur een zekere laksheid zouden kunnen teweegbrengen. Zij zouden ertoe kunnen leiden dat men de dossiers wat trager behandelt, met als gevolg dat mensen langer moeten vastzitten dan strikt nodig is voor de behandeling van hun dossier.

 

Voor alle duidelijkheid, wij wensen natuurlijk niet dat mensen tergend van hun vrijheid worden beroofd. Het is echter wel wat vreemd dat die op zich terechte vrees wordt uitgesproken door onderzoeksrechters, aangezien net zij na 48 uur het licht desgevallend op groen moeten zetten. Het zijn de onderzoeksrechters die de sleutel in handen hebben om die eventuele laksheid onmogelijk te maken door te weigeren om op dat ogenblik die verlenging toe te staan.

 

Wij geven die mensen, als belangrijke actoren in dit spel, een zeer belangrijke sleutel om juist te verhinderen dat deze nieuwe regeling tot ontsporingen zou kunnen leiden. Dat is een heel goede reden. Bovendien is het een heel goede reden om die rechterlijke beoordeling na 48 uur daadwerkelijk op te nemen in de regeling. Wij hebben, zoals gezegd, geluisterd naar de hoorzittingen.

 

Wij hebben ook geluisterd naar de argumenten van diverse collega’s.

 

17.04 Hans Bonte (sp.a): Ik ben aandachtig aan het luisteren, mijnheer De Roover. Ik hoor u de loftrompet steken over het voorstel van cdH. Een belangrijke discussie die we daaromtrent hebben gehad, zeker in de commissie “Terrorismebestrijding”, ging over de vraag wat nog de relevantie is van een rechterlijke toetsing na 48 uur, om dan te oordelen dat iemand in een politiecel moet.

 

Men zou toch kunnen verwachten dat de onderzoeksrechter na 48 uur zijn verantwoordelijkheid neemt en, zoals gebruikelijk, die persoon in voorlopige hechtenis plaatst als er inderdaad twijfel is. Het zijn precies de onderzoeksrechters zelf die in de commissie aangaven dat zij die oefening binnen de 48 uur kunnen doen.

 

U moet mij nu eens uitleggen wat het belang is van die rechterlijke toetsing. Als er toch voorzien wordt in het voorstel van cdH, dat de rechter zich moet uitspreken over het al dan niet administratief dan wel gerechtelijk aanhouden, en als de onderzoeksrechters zelf van oordeel zijn dat het kan binnen de 48 uur, waarom gaat u dan, tenzij voor het symbool, toch naar die 72 uur?

 

Een tweede discussie was hetgeen een aantal mensen, een aantal deskundigen zei. Ik herinner mij nog zeer goed de waarschuwing van de heer Van Leeuw, niet onbelangrijk in dit verhaal, hij is degene die verantwoordelijk is voor de terrorismebestrijding in dit land. Hij gaf aan dat het bijzonder delicaat is, en ook een aantal juristen heeft dit onderstreept, om een onderscheid te maken tussen het type, de aard van het misdrijf om te beoordelen of voor iemand nu 48 dan wel 72 uur geldt. Want, en dat is het risico, als men een beoordelingsfout maakt, door bijvoorbeeld iemand 72 uur administratief aan te houden vanwege terrorismegerelateerde misdrijven, en achteraf blijkt dat het over georganiseerde criminaliteit gaat, dan is de kans bijzonder groot dat heel het onderzoek vervalt en dat men achter het net valt, puur om procedureredenen.

 

Dat zijn twee belangrijke elementen in dat debat, die u om een of andere reden niet aanhaalt, maar die volgens mij bijzonder cruciaal zijn om niet in te gaan op het voorstel van cdH.

 

17.05 Peter De Roover (N-VA): Mijnheer Bonte, om te beginnen, het verslag is niet voorgelezen, het werd hier samengevat, maar u was, en dat siert u, geregeld aanwezig bij de besprekingen in de commissie Terrorismebestrijding, niet in de commissie Grondwet, maar u hebt ongetwijfeld kennisgenomen van het verslag. Als u zegt dat op dat thema niet is ingegaan, daarop werd wel ingegaan en er werd ook uitgebreid op geantwoord. Een aantal van de getuigen, wij moeten daarin correct zijn, hebben dat probleem aangeraakt.

 

Maar ik ga eerst uw eerste probleem even bekijken, omdat ik het niet goed begrijp.

 

Dat zal ongetwijfeld aan mij liggen. U zegt dat de onderzoeksrechter natuurlijk op een bepaald moment een oordeel zal vellen over een verlenging met 24 uur. Hij zal dat kunnen doen op basis van meer gegevens dan wanneer hij dat na 24 uur moet doen. Het onderzoek zal dus vollediger zijn. Het risico wordt kleiner dat de aanhouding van mensen wordt verlengd om de reden dat men het niet goed weet en dan maar aanhoudt voor alle zekerheid. Dat is een realiteit. Een aantal getuigen heeft erop gewezen dat korte termijnen absoluut niet per definitie in het voordeel zijn van diegene die aangehouden is omdat die dan soms ten onrechte nog eens een verlenging van de aanhouding aan de broek gesmeerd krijgt. Wanneer die vraag de onderzoeksrechter bereikt, wanneer hij of zij gevat wordt door die vraag en daar een oordeel over moet vellen, dan wordt die vraag wel gesteld door diegenen die denken dat er bijkomende onderzoeksdaden moeten kunnen gesteld worden om een oordeel te kunnen vellen maar dat de toestand op dat ogenblik van die aard is om die laatste 24 uur eraan te kunnen toevoegen. Het spreekt nogal voor zich dat dit kan geweigerd worden. Het kan zo zijn dat de onderzoeksrechter van oordeel is dat die 48 uur volstaat. Wij leggen de onderzoeksrechter hier geen enkele verplichting op om daar automatisch 72 uur van te maken. Wij hebben er alleen een bijkomend moment van beoordeling in geschoven. Wat zou in godsnaam de reden kunnen zijn waarom het in geen enkele omstandigheid, in geen enkel dossier, niet zo zou kunnen zijn dat 48 uur niet volstaat om tot het passende, grondige oordeel te komen en dat eventueel een bijkomende 24 uur daar wel aanleiding toe geeft? Ik wil aannemen dat dit zelden gebeurt en ik mag zelfs hopen dat het uitermate zelden gebeurt, maar er is toch geen enkele reden om aan te nemen dat dit nooit gebeurt.

 

Ik weet niet waar u die wiskundige zekerheid vandaan zou halen. Die kan men nooit geven. Vandaar dat wij zeggen dat wij in die hopelijk zeer uitzonderlijke gevallen waarin dit zich opdringt die ruimte willen bieden – met de garantie van tussenkomst van de onderzoeksrechter – zodat men in die uitzonderlijke gevallen niet voor de situatie komt te staan dat men na de 48 uur die in dit geval niet volstaan toch verplicht wordt om op dat moment al het oordeel te vellen dat pas 24 uur later rijp is. Als het specifiek over terrorisme gaat, dan is dat natuurlijk omdat daar bijvoorbeeld dikwijls buitenlandse aspecten aan verbonden zijn die het minder evident maken om het onderzoek op dat ogenblik te vervolledigen. Bij vele andere vormen van criminaliteit die niet grensoverschrijdend zijn, zijn de dossiers per definitie eenvoudiger.

 

Er is trouwens ook op gewezen dat het hopelijk in vele gevallen gaat over zaken waarbij het terrorisme nog niet heeft plaatsgevonden en waarbij er tijdig is ingegrepen. Natuurlijk moeten de intenties worden onderzocht, wat voor de onderzoekers een stuk moeilijker is dan in andere dossiers.

 

17.06 Hans Bonte (sp.a): Misschien eerst iets over de onmogelijke vraag. Is het dan echt ondenkbaar dat er ooit één geval zou zijn? Ik kan enkel vaststellen dat er tot op dit moment niemand is in de hele analyse van terreuraanslagen die we hebben gekend – er is daar nogal wat tijd en energie in gekropen, ook in dit huis – dat dus in elk geval in de verste verte geen van die incidenten bekend is van mensen die achteraf een aanslag plegen.

 

In tweede orde, mijnheer De Roover. Het zijn de onderzoeksrechters zelf die aangeven dat 48 uur de allerbeste garantie biedt om het evenwicht te houden tussen individuele vrijheid en opsluiting in een politiecel drie dagen en nachten lang. De onderzoeksrechters zelf zijn vragende partij en daarom heeft mijn partij besloten om niet vast te houden aan de huidige 24 uur, maar te kiezen voor 48 uur. De onderzoeksrechters geven zelf aan dat 48 uur volstaan, ook met de complexiteit van de misdaad en de Salduzwetgeving.

 

In uw hypothetisch geval, zal de onderzoeksrechter na 48 uur overgaan tot de voorlopige aanhouding. Het is de essentie van het werk van onderzoeksrechter dat een voorlopige aanhouding gebeurt en gelijktijdig bijkomend onderzoek wordt gevoerd. Niet toevallig heb ik twee vragen gekoppeld: wat betekent dit inzake dossierzekerheid bij Justitie en wat betekent het inzake de geldigheid van procedures als men tot die verlenging overgaat, maar achteraf vaststelt dat er geen terreur speelt, maar andere criminaliteit? Op dat gevaar heeft een aantal cruciale deskundigen meermaals gewezen in de commissie. Wat ons betreft, leidt dat tot een pleidooi voor verruiming van 24 naar 48 uur, maar niet naar de symbolische 72 uur. Het werkveld vraagt dit niet en heeft dit niet nodig. Hieraan zijn slechts risico’s verbonden, die door de heer Van Leeuw en hoogleraars in de commissie werden toegelicht.

 

17.07 Sophie De Wit (N-VA): Over sommige zaken zullen wij het nooit eens raken. Zeggen dat het werkveld het niet vraagt, is echter niet correct. Ik denk aan het OCAD, de politiediensten en het College van procureurs-generaal. Zij vragen het wel.

 

Mijnheer Bonte, u moet een aantal zaken heel duidelijk van elkaar onderscheiden. Het gaat niet op dat u de hele Vergadering vandaag probeert wijs te maken dat het hele onderzoek kaduuk wordt als bijvoorbeeld de aanhouding ten onrechte 72 uur geduurd zou hebben omdat de kwalificatie achteraf veranderde. Dat is een onterechte conclusie. Het is niet zo dat…

 

17.08 Hans Bonte (sp.a): (…)

 

17.09 Sophie De Wit (N-VA): Uw voorganger, mijnheer Landuyt, heeft die wet zelfs laten goedkeuren. Ik heb het over de Antigoonrechtspraak, die in de vorige legislatuur in wetgeving geacteerd werd. Het werd dan ook de wet-Landuyt. Wat u zegt, is dus manifest onjuist. Verder weten wij allemaal dat er bij het begin kwalificaties nodig zijn. Er is een feit. Men plaatst er een kwalificatie op. Die heeft men ook nodig voor een huiszoeking of telefoontap. Daarover bestaat cassatierechtspraak. Als achteraf blijkt dat die kwalificatie misschien toch niet juist zou zijn, maar indien men redelijkerwijs kan aannemen dat de onderzoeksrechter op dat ogenblik redelijkerwijs die kwalificatie heeft beslist, dan is er niets aan de hand. De maatregel is dan niet nietig of ongeldig. Wat geldt voor een huiszoeking of een telefoontap geldt evenzeer voor het aanhoudingsbevel.

 

Er bestaat dus een perfecte oplossing voor de problematiek die u hier aanhaalt, onder toezicht van cassatie. Dat is zo. U moet niet alles op een hoopje gooien. Standpunten kunnen verschillen. U kunt voor een termijn van 48 en tegen een termijn van 72 uur zijn. Dat respecteer ik ook, maar u mag er geen rommeltje van maken en dat hebt u daarnet wel gedaan.

 

17.10 Peter De Roover (N-VA): Waarmee meteen het antwoord op de vraag is gegeven.

 

Dit wordt wel een historische zitting, als ik vaststel dat de procureurs-generaal en de gerechtelijke politie hier blijkbaar worden beschouwd als geen deel uitmakend van het werkveld. Wat is de definitie van het werkveld voor u, mijnheer Bonte? Dat zijn diegenen die zeggen wat u wil dat ze zeggen. Dat is het werkveld. Al degenen die het niet met u eens zijn, die sluit u uit van het begrip “werkveld”. Die noemt u wellicht zwanzers.

 

Ik zie u al kwaad worden, mevrouw Temmerman. Ik ben in het begin nochtans heel duidelijk en heel genuanceerd geweest. Mijnheer Bonte, ik heb inderdaad verwezen naar uw ongenuanceerd stuk in Knack en uw ongenuanceerd stuk vandaag in de krant, waarin u zegt dat slechts drie van hen een uitbreiding naar 72 uur wilden. Als woorden geen betekenis hebben, dan hebt u gelijk, maar wat u hier probeert te doen, in tegenstelling tot de nuance die ik heb aangebracht, is de indruk wekken dat alle betrokken partijen één mening hebben over deze aangelegenheid. Dat klopt niet, mijnheer Bonte.

 

Ik heb u wel degelijk gezegd dat een vijftal getuigen inderdaad heeft gevraagd om van de Grondwet af te blijven en het op 24 uur te houden; ik heb ze genoemd. Drie anderen hebben voorgesteld om tot 48 uur te gaan, maar daar te stoppen; die heb ik ook genoemd. En ik heb de nuance aangebracht die u schijnbaar niet wil aanbrengen. Vijf belangrijke getuigen, die ook behoren tot het werkveld, hebben inderdaad gewezen in de richting van 72 uur. Het zou fijn zijn mocht u deze nuance ook inlassen in uw discours.

 

17.11 Hans Bonte (sp.a): Mijnheer De Roover, van de getuigen die wij gehoord hebben, heb ik niemand een “zwanzer” genoemd.

 

17.12 Peter De Roover (N-VA): Nee?

 

17.13 Hans Bonte (sp.a): Nee, maar u zegt wel dat ik ze “zwanzers” noem. Ik heb niemand een “zwanzer” genoemd.

 

Ik analyseer wel voor wie deze wet is gemaakt om een efficiënt veiligheidsbeleid te kunnen voeren. Neemt u het mij niet kwalijk dat ik meer belang hecht aan wat de onderzoeksrechters zeggen. Zij moeten er immers mee omgaan, zij moeten oordelen binnen welke termijn zij hun oordeel kunnen vellen. Zij moeten beslissen. Welnu, zowel in het noorden als in het zuiden van het land stelt de koepel van onderzoeksrechters 48 uur voor.

 

Als de federale procureur, Frédéric Van Leeuw, die verantwoordelijk is voor de terrorismebestrijding in dit land, in weerwil van de vorige spreker komt uitleggen dat men een zeer groot risico neemt door een onderscheid te maken in types van criminaliteit om deze te moeten beoordelen in 48 en 72 uur, dan betekent dat iets voor mij. Dat betekent inderdaad iets meer dan de zeer respecteerde mening van de mensen van de Liga voor Mensenrechten of van de advocatuur. Het betekent meer voor mij.

 

Ik heb geen enkele hoorzitting gemist en ik heb niemand een “zwanzer” genoemd, hier niet en daar niet. Ik wil dus niet dat u dit beeld blijft creëren.

 

17.14 Peter De Roover (N-VA): U hebt ze blijkbaar wel uitgesloten van het werkveld. Als u dan toch de heer Van Leeuw gebruikt als criterium in het uitbouwen van uw standpunt, dan verwacht ik van u straks een amendement om over te gaan tot de volle invoering van 72 uur zonder rechterlijke beoordeling na 48 uur. Ik citeer de heer Van Leeuw: “Andere aangelegenheden in bepaalde gevallen vereisen evenzeer dat de inverzekeringstellingtermijn tot 72 uur wordt verlengd.” Volgend citaat van de heer Van Leeuw: “In het licht daarvan kan een langere inverzekeringstellingtermijn van waarschijnlijk 72 uur in België redelijk worden verwoord.”

 

Als u de kritiek van de heer Van Leeuw ernstig neemt, dan moet u verdergaan dan het voorstel dat vandaag ter stemming voorligt. Ik nodig u uit om, consequent met uw eigen woorden, een amendement in te dienen in de richting van de wens die de heer Van Leeuw naar voren brengt.

 

Als u dat weigert, gelieve hem hier dan ook niet ten getuige te roepen, want dan is het een valse getuigenis, aangezien hij pleit voor een verdergaande oplossing dan deze die vandaag ter stemming ligt. Citeer hem dan ook niet.

 

Ik wil trouwens even zeggen dat het parket en de federale gerechtelijke politie ook op een of andere manier bij deze aangelegenheid betrokken zijn.

 

U spreekt over “de” onderzoeksrechters. De betrokkenen hebben gesproken over “een grote meerderheid” van de onderzoeksrechters. Dat betekent dat zij bij de rondvraag in hun beroepscategorie wel degelijk gestoten zijn op een groep onderzoeksrechters die het niet eens is met het meerderheidsstandpunt.

 

Dat betekent dat er onderzoeksrechters zijn die wel degelijk vinden dat de beperking tot 24 uur <moet zijn 48 uur-nvpdr> voor hen niet volstaat.

 

Wat hebben wij gezegd? Daar een fijne oplossing een betere is dan een brutale hakbijl, hebben wij gezegd: als in zeer uitzonderlijke omstandigheden 48 uur niet volstaat, willen wij de mogelijkheid creëren… U moet wat voorligt toch eens goed lezen. Ik kan dat alleen herhalen: de mogelijkheid creëren om in zeer uitzonderlijke gevallen toch de stap te doen die in de huidige omstandigheden niet kan en die ook niet zou kunnen als wij uitsluitend slechts tot 48 uur zouden verlengen.

 

In de politiek worden citaten, argumenten en optelsommen natuurlijk gebruikt zoals zij goed of slecht uitkomen. Ik daag iedereen uit uit het Verslag dingen te halen die ik fout geciteerd zou hebben van één van de getuigen die opgedaagd zijn.

 

De oplossing die wij hier suggereren, die wij hier aan de Kamer voorleggen, is wel degelijk een evenwichtige oplossing, om de redenen die ik gegeven heb. Het is geen brutale oplossing die het mogelijk maakt zomaar iedereen van straat te plukken en 72 uur vast te houden. Indien dat de situatie zou zijn, kan ik u garanderen dat wij onze stekels ook zouden opsteken.

 

De huidige grondwettelijke regeling van 24 uur is onmiskenbaar achterhaald. Het is mooi dat door de getuigenissen het voortschrijdend inzicht is meegegeven dat wij voor alles naar 48 uur moeten gaan. Daarover bestaat ook geen consensus, maar een grote meerderheid is ervoor dat wij minsten naar 48 uur moeten gaan. Wij menen dat iedereen nu maar zijn verantwoordelijkheid moet nemen en klaar en duidelijk moet stellen welke positie hij inneemt. Daarvoor dient dit spreekgestoelte.

 

Immers, niemand kan ontkennen – mijnheer Bonte, u zei dat er geen enkel geval bekend is waarin dat nodig geweest zou zijn – dat er geen gevallen kunnen komen waarin een dergelijke maatregel mogelijk zou kunnen zijn. Gouverner, c’est prévoir. Ook in dit geval is in de mogelijkheid voorzien om de instrumenten aan te reiken die in dat uitzonderlijke geval gevraagd worden niet door dé, maar door belangrijke mensen uit het werkveld. Volgens mij kan niemand hier op de katheder overtuigend beargumenteren dat die 48 uur vrijheidsberoving in geen enkele omstandigheid te weinig zou zijn. Het gaat over zeer gevoelige materie, namelijk die van het terrorisme. De vraag die vandaag voorligt, is de volgende. Zullen wij de mogelijkheid krijgen om in zeer uitzonderlijke gevallen 72 uur vrijheidsberoving toe te staan, met goedkeuring van de onderzoeksrechters? Ik herhaal dat de onderzoeksrechters daarin mee verantwoordelijkheid dienen te nemen. Als een onderzoeksrechter meent dat er ten onrechte een uitbreiding wordt gevraagd, dan kan die onderzoeksrechter dat verzoek weigeren. Ik blijf beklemtonen dat de onderzoeksrechters formeel ingebakken zitten in dat proces. Kan iemand verantwoorden, in de hopelijk nooit plaatsvindende voorvallen waarin 48 uur vrijheidsberoving niet volstaat, dat wij de kans zouden ontnemen, dat wij de mogelijkheid niet zouden bieden om bijkomend 24 uren te benutten?

 

Het gaat om een vraag van mensen die in het werkveld mee aan de spits staan in de bestrijding en de vervolging van terreur. Al mocht het zich in de toekomst slechts één keer voordoen dat 48 uur niet volstaat, dan zou ik het er bijzonder moeilijk mee hebben dat ik in dat ene geval de mogelijkheid niet geboden heb om accuraat te kunnen optreden. Ik zou dat met mijn geweten niet in overeenstemming kunnen brengen. Dat geldt voor alle leden van mijn fractie en wij zullen dit voorstel dan ook vanzelfsprekend ondersteunen.

 

Ik hoop dat iedereen weet welk belang er in deze aangelegenheid op het spel staat. Het is daarbij ook uitermate essentieel te weten welke belangrijke remmen wij ingebouwd hebben. Ik hoop dat iedereen ook de mogelijke consequentie voor ogen houdt wanneer dit voorstel niet wordt goedgekeurd. Op die ochtend zou ik de krant niet willen openen.

 


 

Uitgesproken plenaire zitting kamer 15 juni 2017, hier geplaatst  19 juni 2017.

 

Foto: Het bewuste artikel

 

TIP: Dankzij internet kunnen wij ook veel mensen bereiken buiten de klassieke media om. Help daarbij en deel dit artikel. Gewoon op de knop hieronder drukken.

 

LEESTIP: Belangstelling voor de selectie van mijn schrijfsels uit 2016? Stort 19,95 euro (verzending inbegrepen) op rekeningnummer BE52 4143 3177 6109 met vermelding van uw volledige adres en binnenkort liggen 226 blz. De Roover in uw bus