Tussenkomst in de commissie "Schild en Vrienden"

Tussenkomst in de commissie "Schild en Vrienden"

De tekst van mijn tussenkomst daarnet in de verenigde commissie justitie en binnenlandse veiligheid over de Pano-uitzending over Schild&Vrienden, waar ik de zaken toch wel anders benader dan onze linkse collega's. Duidelijk maar niet simplistisch.

Beelden die vorige week woensdagavond getoond werden in de Pano-uitzending over de groepering Schild&Vrienden hebben velen geschokt. Alle politieke partijen reageerden met afkeer, een eensgezindheid die aantoont dat de extreme ranzigheid die uit bepaalde van die beelden sprak, gelukkig geen steun vindt in ons politiek milieu. Mijn partij nam klaar en duidelijk standpunt in: de N-VA verwerpt elk extremisme, of het nu ideologisch of religieus is, links of rechts. De getoonde memes gaan in tegen alles waar de N-VA voor staat. Het zou mooi zijn als alle partijen dezelfde consequente houding zouden aannemen ten overstaan van elke vorm van extremisme.

De uitzending én de discussies die volgden op de uitzending bevestigden nog eens dat onze manier van samenleven bedreigd kan worden langs drie kanten: extreemlinks, extreemrechts en religieus, bijvoorbeeld moslimfundamentalistisch. Wie het ene veroordeelt maar het andere probeert te verschonen, verliest alle geloofwaardigheid. Racisme, antisemitisme, seksisme of religieus fundamentalisme moeten we in dit huis nadrukkelijk en formeel afwijzen, van welke zijde ook komende.

We zijn hier samengeroepen voor een debat en gedachtewisseling in een Kamercommissie. Hier moeten noch kunnen wij ons uitspreken over de strafbaarheid van bepaalde getoonde zaken in die uitzending. We wachten daarvoor het werk van parket en rechter af. De VRT legde als zogenaamde vierde macht een aantal zaken bloot, de juiste juridische toedracht moet onderzocht worden door de rechterlijke macht. Waar strafrechtelijke overtreding worden vastgesteld, moet gestraft worden, na een ernstig en grondig onderzoek.

We kunnen wel hopen dat het onderzoek bijkomende antwoorden geeft op vragen als a) van wie komen de weerzinwekkende memes, wie heeft ze gemaakt; b) wie heeft ze instemmend gedeeld; c) wie trok aan welk touwtje. Ook als daar eventueel geen strafrechtelijke overtredingen zouden uit blijken, kunnen de antwoorden op die vragen zeer nuttige informatie bevatten.

Wij komen hier samen als wetgevende macht. Die controleert in welke mate de uitvoerende macht haar werk heeft gedaan. Twee ministers zijn hier aanwezig om de vragen daar omtrent te beantwoorden.

De wetgevende macht moet zich ook de vraag stellen of de bestaande regelgeving volstaat dan wel of er bijkomende strafbepalingen nodig zijn. Wij zijn, op dit ogenblik, niet van mening dat het ter beschikking staande ruime arsenaal aan wetgeving nog moet worden uitgebreid. Verbieden biedt zeker niet altijd fundamentele oplossingen, in het bijzonder niet wanneer het over ideeën en opvattingen gaat. Laten we niet vergeten dat de vrije meningsuiting een fundamenteel recht vormt, net zoals de vrije pers, de godsdienstvrijheid en die andere vrijheden die de juridische vertaling vormen van onze basisnormen en waarden. De ruimte daarvoor is weliswaar niet oeverloos maar uiteraard wel zeer breed, breder dan in welk ander werkend maatschappijmodel ook. Alleen wanneer de ene vrijheid een andere in het gedrang brengt, en in principe ook alleen dan, kan beperking een optie zijn.

Wij zijn er voorstander van die ruimte dan ook zo weinig mogelijk in te krimpen. Als ik me in dat verband deze tussenopmerking mag veroorloven: de beslissing van de UGent om een student van de voortzetting van zijn studies uit te sluiten, gaat heel erg ver in het beknotten van het basisrecht op onderwijs. Het bekommert me ook wanneer de Arteveldehogeschool de indruk lijkt te wekken dat studenten geacht worden een bepaalde overtuiging wel of niet uit te dragen. Ook hier moeten we opletten voor een hellend vlak. Ik wil de hoop uitspreken dat zeker ook onze universiteiten en hogescholen een vrijplaats blijven voor de vrijheid van denken en zeggen, ook wanneer laakbare meningen worden geventileerd.

De rechterlijke macht moet in alle onafhankelijkheid haar werk doen; de uitvoerende macht kunnen we hier bevragen en het zou ons verbazen als daar grote lacunes zouden blijken; voor de wetgever lijken ons geen nieuwe initiatieven aan te dienen. Als forum voor gedachtewisseling kan deze gezamenlijke commissie mogelijk zinvol zijn, of we hier veel verder kunnen gaan, durf ik betwijfelen.

Politici, vertegenwoordigers van politieke partijen, dé vehikels van gedachten die leiden naar politieke besluitvorming, hebben in dat debat een eersterangsrol te vervullen. Wij moeten uiteraard het onderscheid maken tussen wat strafbaar is en wat laakbaar. Het is niet omdat iets strafrechtelijk niet beteugeld wordt, dat we het er mee eens moeten zijn. Vandaar dat we onze ondubbelzinnige afkeuring laten weerklinken, los van het juridische aspect.

De voorbije dagen volgde ik intensief de reacties op sociale media. De overgrote meerderheid reageerde verbolgen. Toch vonden we ook veel, te veel vergoelijkingen terug. Vele van de gewraakte memes werden eerder al ruim gedeeld, ook in milieus van scholieren, jeugdbewegingen en jeugdclubs. Een eerste categorie kunnen we rangschikken onder stoerdoenerij, koketteren met de provocatie, het opzoeken van grenzen en het overschrijden daarvan. Groepsdruk speelde ook zeker een grote rol. In onze zeer terechte verontwaardiging moeten we opletten de ruimte voor experimenteren van jonge mensen niet te zeer te willen beknotten. Uiteraard zoeken jonge mensen grenzen op; het is dan zeker aan de wat minder jonge mensen om aan te geven dat die grenzen nog wel degelijk blijven bestaan. Wij moeten van uit onze rol zelf een duidelijk streep trekken, geen formeel juridische maar een politiek inhoudelijke. Ja, jonge mensen hebben recht op experimenteerrruimte maar wij de plicht om op de vingers te tikken wanneer daarbij over de schreef gegaan wordt. Zo ouderwets durven wij nog wel zijn in onze pedagogische overtuiging. Daarbij hebben mensen die zich in de grijze zones van de politieke debatruimte begeven vanzelfsprekend altijd recht op een eerlijke beoordeling op basis van woord en wederwoord. Voor alle duidelijkheid: alleen op jeugdige geldingsdrang wijzen, zou de zaak te zeer minimaliseren. We moeten verder kijken.

Actieve steunbetuigingen van racisme, antisemitisme of seksisme kwamen op de sociale media gelukkig slechts uitzonderlijk voor. Velen die begrip opbrachten voor de memes schreven dat niet te doen omwille van de inhoud maar uit angst en verzet. Slechts één voorbeeld uit de actualiteit van de voorbije dagen. De NPO titelde vorige week dinsdag, één dag voor de Pano-uitzending, ‘Groeiende groep jonge salafisten wijst onze samenleving af’. De angst voor de ene bedreiging doet de afkeer voor een andere wegzakken in de rangorde van bekommernissen. We merken dat sommigen het ene kwaad zelfs gaan zien als remedie voor het volgens hen ergere kwaad en meteen als rechtvaardiging voor het taalgebruik dat we o.m. in die Pano-uitzending zagen opduiken. Terecht sprak criminoloog Christoph Busch dit weekeinde over ‘spiegelradicalisering’, waarbij het ene radicalisme het omgekeerde voedt. Het spreekt voor zich dat we in een vicieuze cirkel terecht komen wanneer we de ogen sluiten voor dat proces. Het geeft meteen aan waar dikwijls de bron te vinden is, de plaats waar echt moet ingegrepen worden, tegen de achtergrond van de boodschap dat het ene extremisme geen verantwoording noch een antwoord kan zijn op het andere.

Om naar de wortel te gaan, moeten we de angst ernstig nemen van grote groepen mensen die hun veiligheid, hun levenswijze, hun maatschappijmodel in het gedrang achten. Dat doen we al zeker niet door die mensen te isoleren of hen te negeren. Alleen haalbare, concrete maar doeltreffende maatregelen kunnen verdere radicalisering vermijden. Welke die zijn, dat vormt uiteraard onderwerp van politiek debat. Laten we dat alleszins met respect en op een spitse maar fatsoenlijke wijze voeren.

De inzet van onze partij daarbij is bekend. De veiligheid garanderen van wie zich bedreigd voelt, ons beproefd maatschappijmodel actief beschermen en bewaken, onze burgers een thuisgevoel kunnen bieden. En jawel, dat kan zonder te vervallen in haatdragend extremisme. Laten we ons ook heel bewust zijn van het gevaar dat die drie genoemde groepen in elkaar gaan overvloeien. De hardleerse die hards, de mensen die zich politiek in de steek gelaten voelen en de jonge stoerdoeners moeten elk anders worden benaderd. Hen in één pot nat willen verdrinken zou een enorme vergissing zijn en volledig in de kaart spelen van de die hards.

We staan voor een historische opdracht. Hoe het ongenoegen capteren zonder te verglijden naar extremisme? Wanneer het centrum haar verantwoordelijkheid daarbij ontloopt, zullen de extremisten als winnaars uit de rookwolk tevoorschijn komen en onze samenleving als verliezer.