Trekken we ook Europese kaart wanneer die ‘ons’ niet zint?

Trekken we ook Europese kaart wanneer die ‘ons’ niet zint?

 

Op 30 januari verzamelden alle Belgische posthoofden – de ambassadeurs – in de Kamer van Volksvertegenwoordigers voor de zogenaamde diplodagen, de dagen waarop ze één keer per jaar allemaal naar Brussel komen. Eén van de discussiesessies handelde over het zeer actuele thema ‘multilateralisme in een meer gefragmenteerde wereld’. De Belgische diplomatieke vertegenwoordigers in de Veiligheidsraad, de Mensenrechtenraad en de NAVO gaven hun kijk op de ontwikkelingen in die instellingen. Boeiend allemaal, want dat zijn die ontmoetingen wel degelijk.

 

In de aansluitende vragenronde wierp ik een, naar mijn mening, essentiële vraag in de zaal. Traditioneel zoekt België naar een gezamenlijke Europese stem op het wereldtoneel. Toen de prille Europese samenwerking zes leden telde, klonk die ‘Europese stem’ doorgaans zeer gelijklopend met de consensus in België. Naargelang de Europese samenwerking alsmaar Europeser werd – lees, zich ging uitstrekken over het hele Avondland – kwamen er steeds meer en ook dikwijls steeds afwijkender standpunten aan bod. Dat stelt de Belgische diplomatie vandaag voor een cruciale uitdaging: blijven wij streven naar een breed Europees standpunt of willen we ‘onze’ visie minder verwaterd op het internationale toneel gooien samen met een beperktere groep ‘like minded’-landen?

Dat brede Europese standpunt zal steeds minder gelijklopen met de klassieke Belgische opvattingen want de Oost-Europese landen kijken, gelouterd door eigen ervaringen, in veel gevallen anders aan tegen geopolitieke ontwikkelingen, terwijl de Zuid-Europese landen dan weer geregeld een andere economische bril opzetten. Kortom, kiezen voor één Europese stem houdt in dat de traditionele Belgische standpunten dikwijls erg verwaterd aan bod zullen komen.

De hoge vertegenwoordiger van buitenlandse zaken die de sessie leidde, antwoordde dat het de Belgische overtuiging blijft dat het sterker is om verenigd op te treden dan verdeeld. Hij bevestigde nadrukkelijk de traditionele Belgische koers in een zaal gevuld met diplomaten.

Bedenking daarbij: waarom deed België in het Marrakesh-debat dan geen inspanningen om tot een gezamenlijk Europees standpunt te komen waar ook rekening wordt gehouden met de bekommernissen van Europese lidstaten als bijvoorbeeld Oostenrijk, Polen, Tsjechië of Hongarije? Die suggestie deed ik op 22 november aan de premier in de Kamer met de woorden: “Dat is de vraag die vandaag op tafel ligt. Breekt u met de traditie van dit land om in Europa bruggenbouwer te zijn of maakt u daaraan vandaag een einde? Dat is de vraag waarop de linkerzijde al een antwoord heeft gegeven, namelijk scheid van Oost-Europa, duw Oost-Europa weg. Dat is niet ónze Europese overtuiging.”

Van pogingen om te zoeken naar een eensgezind Europees standpunt over de Global Migration Pact, het Marrakesh-pact, samen met de Oost-Europese landen hebben we echter niets meer vernomen. Premier Michel koos, gesteund door een grote meerderheid in de Kamer, voor de scheiding van Europa. Dat botst alleszins, zo vernam ik vandaag samen met vele Belgische topdiplomaten, met de officiële beleidslijn. Vreemd, blijkbaar is de praktijk: mét Oost-Europa als die landen ons braaf volgen, zonder als ze daar een andere mening zijn toegedaan.

 

Artikel geplaatst op mijn Facebook-pagina op 30 januari 2019 en hier geplaatst op 13 maart 2019.

Foto: de diplomaten in het Halfrond.