L’Empereur Fake News

L’Empereur Fake News

 

Op 15 augustus vieren Antwerpenaren en ingezetenen van de omstreken moederkesdag, dus mijn groet en gemeende hulde aan alle moeders, Maria’s en Miekes in en rond de koekenstad.

Zij zijn niet de enigen die vandaag aan het feest zijn. Op 15 augustus 1769 beviel Laetitia Ramolino van haar tweede zoon. Vader Carlo di Buonaparte schreef de nieuwgeborene in met de welluidende naam Napoleone, toch wel een voorafname op een grote toekomst. Had dat jongetje nog geleefd, dan mocht die vandaag 250 kaarsjes op een reuzentaart uitblazen.

Het heeft niet mogen zijn maar zijn verblijf in het ondermaanse bleef niet onopgemerkt. De jonge spruit werd Corsicaans activist, daarna, nadat hij zich tot de Franse zaak bekeerde, officier, generaal, eerste consul, keizer (amper 35 jaar ‘oud’), banneling en reeds bij leven een legende. De naam Napoleon doet nog menig (Frans) hart sneller slaan en tot vandaag hebben een aantal van zijn ingrepen impact op ons dagelijks leven, om er met de basis van ons burgerlijk recht via de Code Napoléon slechts één te noemen.

Formeel was Napoleon trouwens ook ‘onze’ keizer want in die tijd waren onze voorouders Franse departementsingezetenen. In de studie over de verfransing in de zuidelijke Nederlanden verdient Bonaparte dan ook een fors hoofdstuk.

Over Napoleon werden boeken geschreven die grote bibliotheken kunnen vullen. Vrij recent voegden bijvoorbeeld Bart Van Loo – die van de Bourgondiërs – en Johan Op de Beeck er nog twee vulgariserende aan toe. Allebei zeer aan te raden trouwens.

Misschien past deze dag om één aspect van de zogezegd kleine Corsicaan (hij had nochtans een normale lengte) te belichten: Napoleon was specialist in het verspreiden van fake news! Eén van de redenen waarom hij bij leven al zo’n legende werd, lag in het eenvoudige feit dat hij de legende zelf neerschreef. Bespelen van de publieke opinie, daarin was hij zowaar succesrijker dan op het slagveld waar hij wel eens van slag geraakte maar dat handig wist te verbloemen of zelfs om te buigen tot triomfgeschal.

Zo vocht hij in november 1796 tijdens de eerste coalitieoorlog als 27-jarige (!) bevelhebber van het deel van het Franse leger dat Italië voor zijn rekening moest nemen in het Noord-Italiaanse Arcole. De Oostenrijkse troepen wachtten de Franse aanvallers op aan de overkant van een brug over een enkele tientallen meters brede rivier. Om zijn aarzelende troepen op te jutten, zette de generaal zich zelf aan het hoofd, wild zwaaiend met een vlag. Moedig was Napoleon absoluut maar daar op die brug sloeg hij een modderfiguur.

Dat deed hij zelfs letterlijk want hij schoof met zijn paard in het modderige water. Een adjudant wierp zich in de kogelbaan en ving een welgemikt Oostenrijks schot op, daarmee de wereldgeschiedenis een fundamentele wending gevend en zijn leven eveneens, want die duik kostte hem het leven. Napoleon moest zich met besmeurd uniform en gekrenkte trots terugtrekken en het waren twee collega’s generaals die twee dagen later voor de Franse zege moesten zorgen.

Napoleon wilde echter niet ook zijn blazoen in Parijs laten bevlekken en stuurde verslagen naar de Franse hoofdstad die de zegetocht onder zijn leiding kleurrijk beschreven. Het getal Oostenrijkse slachtoffers van de slag werd opgekrikt, het aantal Franse teruggeschroefd als betroffen het cijfers over de deelnemers aan een betoging volgens de organisatoren resp. de politie. Niet vies van een visueel effect, achtte Napoleon het geschikt de vlag die hij voerde op de brug mee te sturen naar Parijs, alwaar het kleinood als een soort heldenrelikwie werd tentoongesteld.

Eén beeld kan altijd meer liegen dan duizend woorden, wist de generaal en dus liet hij bij thuiskomst Antoine-Jean Gros een heldhaftig tafereel van de strijd aan die brug op doek brengen, terwijl Napoleon wat hyperkinestisch poseerde in de slaapkamer. Het schilderij, zonder spat modder maar een onbevreesde vlaggen voerende bevelhebber voorstellende, werd veelvuldig gekopieerd en zorgde er voor dat de Fransen konden ‘zien’ hoe Napoleon de zege had bevochten, althans hoe hij hen dat wilde laten geloven. Deze creatieve voorstelling van feiten schaadde Gros’ loopbaan uiteraard niet.

Bij de eerdere zege op 10 mei 1796 in Lodi had Napoleon zijn communicatietechniek al succesrijk uitgeprobeerd door de overwinning – dat was het wel – flink aan te dikken. Er vielen zowat 900 slachtoffers aan beide zijden maar hij maakte er in zijn rapporten twee- à drieduizend Oostenrijkers van en een 150-tal Fransen. In een brief aan zijn vrouw Josephine de Beauharnais schreef hij over 700 Franse gewonden, doopte zijn ganzenveer nog eens in de inkt, doorstreepte het getal 700 en schreef er 150 naast. Madam de Beauharnais hield salon in Parijs, druk gefrequenteerd door al wie enigszins telde in de hoofdstad. Via die weg kon de Parijse sfeer perfect bepaald worden en dus dienden ook zijn persoonlijke correspondentie met madam Bonaparte tot propagandamiddel.

De rapporten die hij aan Parijs bezorgde, vonden hun weg naar het brede Parijse publiek via een krant die Napoleon zelf liet uitbrengen, de gratis verdeelde Courrier de l’Armée d’Italie, gretig gelezen in de talloze Parijse cafés en daar basis voor gesprek en commentaar. Zijn zegerijke tochten zorgden er voor aardig wat bewonderende opwinding. Die Courrier diende trouwens meteen ook als bron voor de talloze andere kranten en periodieken die niet meteen konden rekenen op oorlogscorrespondenten ter plekke. Zo drong het opgepepte nieuws door tot in de diepste poriën van de Parijse commentariaat.

De Directorie, het vijfkoppige bewind dat met wisselend succes Frankrijk leidde van 1795 tot 1799, stuurde Napoleon - op zijn eigen dwingende suggestie trouwens - naar Egypte voor weer een nieuwe veldtocht. De Directoire zag de ambitieuze krijger niet ongaarne een eind weg van Parijs.

Het begon daar aan de overzijde van de Middellandse Zee allemaal zoals verhoopt. Napoleon reeg de overwinningen aan elkaar want laten we de feiten ook niet op hun kop zetten: hij was een buitengewoon legeraanvoerder. De belegering van de stad Akko liep evenwel uit op een debacle. De Ottomaans/Britse combinatie dwong het Franse leger op de knieën. Gelukkig voor Napoleon zorgde de Britse zeeblokkade er voor dat er amper nieuws doordrong tot het moederland.

Hij zette het verhaal met des te meer succes zelf in de vitrine dat zijn leger Akko met de grond had gelijk gemaakt maar dat hij zich terugtrok omwille van de pest waaraan hij zijn manschappen niet wilde blootstellen. In feite verliet hij het Egyptische strijdtoneel als een dief in de nacht, zijn trouwe generaal Kléber verbijsterd achterlatend, slechts met nalating van een korte briefje als een rotzak die zijn trouwe lief per sms dumpt. Desertie zou het heten, ware het een ondergeschikte die zo het hazenpad koos.

Iets voor de slag van Akko joeg Napoleon liefst 3000 overwonnen krijgsgevangen uit de stad Jaffa over de kling, tot ontzetting van zijn eigen militaire staf. Tik vandaag in google ‘Napoleon en Jaffa’ in en er verschijnt een afbeelding van een schilderij van de al genoemde Gros genaamd ‘Bonaparte visitant les pestiférés de Jaffa’, Napoleon bezoekt de pestlijders in Jaffa. Met hulp van het penseel wist hij er zowaar een humanitaire operatie van te maken.

Parijs onthaalde de het Egyptische hazenpad afrennende Napoleon als een held en zijn prestige was van die omvang dat hij haast gesmeekt werd een staatsgreep te plegen tegen de Directoire, een wens waaraan hij gaarne voldeed. Daarmee beklom hij de stoel van eerste consul, in feite enige consul en dus alleenheerser want de twee collega’s zaten er bij voor de spreekwoordelijke portie spek en bonen. Op het politieke slagveld maneuvreerde Napoleon nog een stuk handiger dan op het militaire en de generaal werd staatshoofd.

Twee maanden na zijn machtsgreep drukte Napoleon zijn perslogica in omgekeerde zin door. De eerste consul verbood 60 van de 73 kranten die verschenen en monopoliseerde zo totaal de berichtgeving in Parijs dat gretig las maar nu aangewezen bleef op de getolereerde publicaties. Napoleon gaf ook opdracht de archieven uit te zuiveren van de passages die zijn naam in een minder complimenteus daglicht dreigden te brengen.

In juni 1800 stond Napoleon, die het niet kon laten om het strijdros te beklimmen, op zwaar verlies op het slagveld van Marengo maar generaal Desaix kon in een ultieme offensief de Franse eer redden en daarmee die van Napoleon. Gelukkig voor deze laatste… sneuvelde Desaix, zodat hij weer met de eer kon gaan lopen, daarbij Desaix ruim betrekkend in de eer. Een concurrent voor eerbetoon kan mits gesneuveld een bondgenoot worden.

Enfin, het scenario was zo succesrijk dat hij het bleef toepassen, tot aan de desastreuze veldtocht in Rusland toe waar de Grande Armée zich totaal in de vernieling werkte. Napoleon kon de nederlaag natuurlijk niet ontkennen maar zorgde er wel voor dat de strenge winter als grote oorzaak van het verlies werd naar voor geschoven en niet zijn talrijke tactische stommiteiten.

De neergang was echter ingezet, de kruik te lang te water en op een 100 dagen durende oprisping na zijn verbanning naar Elba na, was zijn lied uitgespeeld. Op Sint-Helena waar Napoleon zijn laatste jaren sleet als banneling vulde hij zijn dagen vooral met… het dicteren van zijn mémoires, zodat hij de slotversie van de legende ook weer in eigen handen kon nemen.

Fake news? Hoe zeg je dat in het Frans? Volksheld worden ging in de geschiedenis altijd al makkelijker met een extra communicatief steuntje. Dat niettegenstaande is het wel erg flauw dat sommige Fransen het nu blijkbaar ‘wat moeilijk’ hebben met Napoleon omdat hij bij nadere beschouwing dan toch niet zo’n seculiere heilige blijkt. Alsof het feit dat de perfectie niet bestaat een reden zou zijn zich van het buitengewone af te wenden. Ik zal meer zeggen: ik zou Napoleon opnemen in de canon van de Franse geschiedenis.

(Voor dit stukje heb ik wat geput uit ‘Napoleon, de schaduw van de revolutie’ van Bart Van Loo en ‘Napoleon, de man achter de mythe’ van Adam Zamoyski.)

 

Tekst verschenen op mijn FB-pagina op 15 augustus 2019.

Labels