Al geboekt bij de parikmacher?

Al geboekt bij de parikmacher?

 

Kan ik vandaag een mijmering plaatsen zonder het woord Valentijn te laten vallen? Neen, dus, de eerste zin is al raak. Om inspiratie zit ik trouwens niet verlegen; ik hoef maar enkele uurtjes terug te gaan in de geschiedenis om te stoten op een Valentijns-anekdote.

In de week bak ik mijn brood zelf maar de pistoletjes op zondag komen van de echte bakker, net als de gebakjes, het worstenbrood, de koffiekoeken; kortom, alles waar wat meer metier bij komt kijken.

De combinatie koude, bril en mondmasker zorgen er voor dat mijn verwasemde brilglazen de juiste registratie van wat de bakkerstoog te bieden heeft sterk hinderen. Ik meende in een zakje rode Valentijnshartjes op te merken en die zouden de ontbijtborden wel passend opvrolijken vandaag, zo fluisterde mijn romantische stemmetje me in. Edoch, eens thuisgekomen en de brilglazen weer helemaal schoongeveegd, stelde ik vast dat hetgeen ik als valentijnshartje had menen te kunnen identificeren eerder de vorm aanneemt van een lieveheersbeestje dat net gevat werd op het ogenblik van ontlasting. Ten bewijze: zie bijgevoegde foto.

Ach, Valentijn, het is toch de geste die telt, niet? En lieveheersbeestjes hebben ook hun dagelijkse noden, zoals wij allemaal. Zijn het trouwens lievenheersbeestjes, lieveheersbeestjes, lieve-heersbeestjes, lieveheers-beestjes? Als ik de rode kronkeltjes van mijn spellingscontrole mag geloven, is lieveheersbeestjes juist maar, merk ik nu, Valentijnshartjes niet. Dat zou Valentijns hartje moeten zijn. Al googelend verder zoekend leert ik dat het woord volgens Solo en Smulweb wel degelijk bestaat en zij schrijven het aan elkaar. Wie is betrouwbaarder inzake taalkwesties: een margarinemerk of Words spellingscontrole? Bij Taaladvies kan ik met mijn Valentijnskwestie alvast niet terecht.

belgicismen

Vroeger, ja vroeger, toen hadden we nog autoriteiten die het onderscheid maakten tussen goed en fout. Ik geef toe daar tot vandaag hulp bij te kunnen gebruiken. Zowat mijn hele leven lang schrijf ik en toch blijven taalfouten uit mijn klavier rollen. Heel af en toe bezondig ik me zelfs aan een dt-fout.

Gelukkig is er nog Geert Bourgeois, met reden te beschouwen als bondgenoot-taalijveraar. Hij zet heel graag de puntjes op de correcte i. Vrijdag nog had ik hem aan de lijn en bij afsluiten van ons telefoongesprek wees Geert mij op een taalfout waarop hij mij net daarvoor had kunnen vatten. Een mens die enige aandacht besteedt aan zijn taalgebruik, voelt zich dan uiteraard betrapt, maar een mens die gemaakte fouten in de toekomst wil vermijden, stelt het op prijs wanneer hij daar op wordt aangesproken.

Het was de tweede keer in een week want op een digitale vergadering enkele dagen eerder wees Geert me er op dat ik het had over ‘een wet neerleggen’, terwijl dat natuurlijk ‘indienen’ moet zijn. ‘Wetten neerleggen’ blijft zo’n hardnekkig belgicisme dat wortelt in ‘déposer une loi’ en dat ik dat nu zelf uit mijn bek liet ontsnappen, griefde me zeer.

‘Wetten neerleggen’ hoort thuis in de categorie waartoe ook ‘een wet stemmen’ (‘voter une loi’) behoort. Het gebruik om wetten te stemmen lijkt onuitroeibaar terwijl bedoeld wordt over wetten te stemmen of wetten goed te keuren maar de foute versie blijft me meermaals per week in het oor scheuren.

Ooit, lang geleden, werden wij op de schoolbanken geteisterd door ‘Honderd taaie belgicismen’ van Maarten van Nierop, een rood boekje dat daarna tot ons afgrijzen gevolgd werd door het groene ‘Nog 100 hardnekkige belgicismen’ van dezelfde auteur. Waarom het de ene keer ‘honderd’ en de tweede ‘100’ was, kwamen we in de boekjes niet te weten maar verder werden we inderdaad gewaarschuwd voor 2X10X10 typisch Belgische taalvalkuilen.

Turnsloefen

Ze maakten indruk want velen daarvan bleven ergens in mijn geheugen hangen. Turnpantoffels werden gymnastiekschoenen “in het gewone spreken meestal afgekort tot gymschoenen, in de losse omgangstaal zelfs vaak tot gympjes”. Die nummer 59 van deel 1 bijvoorbeeld herinner ik me nog helder, ook zowat 45 jaar later, want gaf aanleiding tot collegejongens-geplaag. Wie het waagde in de turnles, verschoning, gymnastiekles te verschijnen op al te proper – of moet het ‘netjes’ zijn? - gepoetst sportschoeisel kreeg meteen het verwijt ‘gympjes’ te dragen, daarmee op verregaande verwijfdheid zinspelend. Meisjes zagen we gymnastiek bedrijven op gympjes (in onze verbeelding, aangezien er geen wezens van dat kunne binnen onze collegemuren werden getolereerd of het moeten die moedige eerste leraressen geweest zijn, die onze hormonale spiegel zo bruusk kwamen uitdagen in het testosteronbastion dat officieel klaslokaal heette) maar zeker geen klasgenoten. Wij vonden trouwens turnpantoffels al behoorlijk bekakt; wat was er mis met het alleszeggende ‘turnsloefen’?

Om maar te illustreren dat Maarten van Nierop bijwijlen de neiging had te overdrijven. Als taalrubriekvuller in De Standaard, Het Nieuwsblad, De Gentenaar en Het Handelsblad mocht hij dan bogen op een in een katholiek college ijzersterke en niet, zeker niet door puberende rekels, te betwisten prestige, hij slaagde er natuurlijk niet echt in te verstoppen dat hij Hollander was, met alle onuitgesproken reputatieschade, bij leerlingen én bij de meeste leraars, van dien. Dat de man tijdens de oorlog als NSB’er een actieve aanhanger was van de Nieuwe Orde en daarna mocht rekenen op een stevige veroordeling wat verduidelijkt waarom hij zijn werkterrein van zijn noorden naar ons zuiden had verlegd, werd er ons nooit bij verteld.

Wellicht verklaart dat verleden van hem waarom zijn boekjes zo streng waren, onnodig vingertikkerig, maar het bannen van soortgelijke taalwijzers uit het onderwijs kwam de ontwikkeling van het taalgevoelen van de volgende generaties leerlingen toch ook niet meteen ten goede. Ik verafschuwde, en was daarin absoluut niet de enige, de van Nierop of Heidbuchel (‘Hoe zeg en schrijft ik het?’) die we op school kregen voorgeschoteld maar later volgde het besef van de baat die ze me brachten. Soms, bijvoorbeeld als Geert me nog eens terechtwijst, besef ik dat ze er niet te veel werden ingeramd maar juist te weinig, met als gevolg dat de kennis van mijn eigen moedertaal toch nog geregeld onvoldoende blijkt.

Stielkennis

Volgens sommigen, tegenstanders van het idee dat goed taakgebruik steunt op afspraken die de verstaanbaarheid verhogen wanneer we ze volgen, fnuikt de opdeling in juist/fout de scheppingskracht van de taal aangezien alles juist is vanaf het ogenblik het zo gezegd wordt. Die gedachte zorgde voor een taalravage.

Begrijp me niet verkeerd. Er is inderdaad niets op tegen om speels met taal om te springen en de banden die van Nierops school probeerde te smeden voldoende los te wringen om tot vrij ademen te kunnen komen maar als dat geëxperimenteer tot aangename resultaten moet leiden, steunt het best toch op een goede kennis van de taal. Met verf kliederen bij gebrek aan stielkennis heet gepruts, geen schilderkunst.

In die belgicismen bestreed van Nierop het binnensijpelen van Franse invloeden in het Nederlands, meestendeels door onhandige en letterlijke vertalingen. ‘Weerhouden’ in de betekenis van overhouden na schrapping van andere(n), kon absoluut niet door Maartens beugel. Die opgestoken vinger is blijven hangen bij mij en zelfs Geert zal mij niet snel betrappen op het fout gebruiken van weerhouden. Hoe zeer ik ook gewied heb in van Nierops strenge aanbevelingen, hem resoluut afwijzen zal ik nooit doen.

Ach, waar is de tijd van die Franse invloed? Nu kreunen Frans en Nederlands gezamenlijk onder het juk van de verengelsing. Snel door die twee belgicismen-bestrijdende boekjes bladerend ontdek ik daar geen enkele Engels klinkende smet op onze taal. Logisch, want dergelijk euvel vormt geen belgicisme; een euvel blijft het wel. In 2019 verscheen de bundel ‘Against English – pleidooi voor het Nederlands’, volgeschreven door Noordnederlanders die zich opmaken voor een nieuw soort taalstrijd. Als het eens past, kom ik daar nog wel op terug. Laat het bij deze gewoon ter lezing aangeraden heten.

Ook voor purismen was van Nierop bepaald onverdraagzaam. Ik haal er één uit dat erg actueel is. In 1767 dook het woord coiffeur voor het eerst op bij niemand minder dan Voltaire. Jawel, je leerde ook nog etymologie bij van Nierop en een mondje vreemde talen want ik in dit stukje (nummer 11 van deel 1) staat dat een ‘coiffeur’ in Rusland ‘parikmacher’ heet naar het Duitse Perückenmacher, pruikenmaker.

In stukje 63 van boek 2 wordt de lezer ingeprent dat ‘privaat’ in de betekenis van het particuliere domein dat begint achter een met dat woord dragend plaatje behangen deur, dient vervangen te worden door ‘privé’. Privaat heeft maar één betekenis, drukt hij op het hart, namelijk die van ‘cackhuysken’. Daarmee herlanceerde hij onbedoeld een alternatieve benaming voor WC in ons schooljongenstaalgebruik en de onverlaat die de leraar biologie of wiskunde na kennisname van stukje 63 meedeelde zich naar het cackhuysken te willen begeven kon de verontwaardigde reactie van de onwetende leraar afwenden door te zwaaien met van Nierops groene boekje, tot even groot als hilarisch genoegen van zijn klasgenoten, onderling weliswaar graag bakkeleiend maar tegenover het lesgevend corps steeds één front vormend. Nu, wat het woord ‘privaat’ betreft moet, met enige afstand beoordeeld, toegegeven worden dat van Nierop die strijd alvast wél gewonnen heeft.

Barbier van Moskou

We waren bij de ‘coiffeur’ aanbeland. Dat woord, zo meende van Nierop in de uitgave van 1977, “is thans in Nederland volstrekt ongebruikelijk. (…) in het werkelijk taalgebruik, gesproken en geschreven, is het in elk geval niet-bestaande.” De lezer kan zich niet van de indruk ontdoen dat Van Nierop niet zo dikwijls mee aan Vlaamse keukentafels aanschoof om te keuvelen. “Anderzijds is het woord barbier, dat tot voor enkele jaren nog zoveel betekende als ‘volkskapper’, vrijwel uit de omgangstaal verdwenen”, stelde hij dan weer wel treffend vast.

Met coiffeur moesten we dus niet meer op de proppen komen maar ook ‘haarkapper’ vond hij uit den boze; we hoorden het bij kapper te houden. En daar mogen we nu weer naar toe. Het werd tijd ook want ik hou van haar (toch nog snel een strookje Valentijn) maar overdrijven is nooit goed. Zonder dat uitreisverbod zou ik me er niet lang meer van hebben kunnen weerhouden (als in ‘afhouden van’ en dus helemaal correct gebruikt in deze zin) om een trip naar Moskou te boeken, op zoek naar een parikmacher.

Nu kunnen we ons gewoon achter de hoek een nieuwe kapsel laten aanmeten. Waar coiffeur in van Nierops tijd nog voortleefde als ‘voorgevelfossiel’ prijkt nu op het uitstalraam - een woord dat vreemd genoeg niet terug te vinden is bij van Nierop als belgicisme - steeds vaker ‘barber’. Je zou daarin het monster van de verengelsing kunnen zien maar wie liever door de roze bril kijkt, kan zich verheugen in het wederoptreden van onze goede oude barbier. Een geknipt woord, als u het mij vraagt.

(Indirecte aanleiding voor deze taalmijmering vormde een parlementaire vraag van mij deze week, gesteld vanuit een grote bekommernis over onze Nederlandse taal en de ruimte om daar volwaardig gebruik van te kunnen maken. Ik vroeg minister van justitie Van Quickenborne naar de mogelijkheid, of beter, het gebrek daar aan, om bij grote sociale mediagiganten ook in de eigen moedertaal in beroep te kunnen gaan tegen een ban wegens politiek incorrect taalgebruik.)

 

Zondagsmijmering verschenen op mijn Facebookpagina op 14 februari 2021.

Foto: van Nierops boekjes en ons lieveheersbeestje.

Labels