Spanningen in het koppel democratie en debat
Over democratie werden bibliotheken gevuld maar wellicht blijven de woorden van Winston Churchill de meest bekende: “Democratie is de slechtste regeringsvorm op alle andere vormen na die van tijd tot tijd zijn uitgeprobeerd”. De Britse staatsman sprak ze uit in de House of Commons op, niet toevallig, 11 november 1947. Hij erkende de frase niet zelf uitgevonden te hebben, want zei letterlijk “it has been said”. Iemand zei het hem voor maar de naam van die lucide geest verdween in de donkere vergeetput van de anonimiteit. Het verschil tussen origineel zijn en vergeten originaliteiten weer oprakelen, blijkt erg klein.
Churchill was niet naïef. Die andere oneliner “Het beste argument tegen democratie is een conversatie van vijf minuten met een gemiddelde stemgerechtigde” vond Winston ook ooit de moeite van het lanceren waard. Maar beter is dus niet voorhanden. Alternatieve criteria als bijvoorbeeld een God (theocratie), ouderdom (gerontocratie) of erfelijkheid (monarchie) konden in praktische uitvoeringen niet echt overtuigen.
Technocratie dan? De kennis aan de macht? Om een beleid uit te voeren zijn technici, vaklui broodnodig. Maar is er één reden om te vermoeden dat een technocraat zich bij het kiezen van de juiste politieke richting minder zal laten leiden door eigenbelang of kortzichtigheid dan anderen? Is de kwaliteit ‘empathie’ ruimer aanwezig bij technocraten dan bij, ik zeg maar wat, grootmoeders? Worden kennis, wijsheid en medeleven in één pakket geleverd? Het zijn bijzonder verstandige mensen die concentratiekampen of fraudecarrousels opzetten. Het IQ van psychopaten ligt bovengemiddeld hoog. Om maar te zeggen…
Churchill kon ook lyrisch worden over democratie. Het was, weer, niet toevallig eind 1944 (31 oktober) toen hij de goegemeente voorhield: “Aan de basis van alle hulde die gebracht wordt aan de democratie staat de kleine man, wandelend naar het kleine hokje, met een klein potloodje, een klein kruisje zettend op een klein blaadje papier – geen portie retoriek of omvangrijk debat kan het overweldigende belang van dat feit verminderen.” De kleine man als bouwsteen van ons politiek systeem; het is een bijzonder schone gedachte.
George Bernard Shaw klonk ironischer met zijn definitie: “Democratie is het proces dat ervoor zorgt niet beter geregeerd te worden, dan we verdienen.” (Graag wijs ik op het woordje ‘we’. In een werkende democratie is het noodzakelijk dat burgers zich voldoende vereenzelvigen met de andere burgers. Een ‘wij-gevoel’ is essentieel om de beslissing van de meerderheid te legitimeren tegenover degenen die in de minderheid worden gesteld. Ook daarover gaat voor mij het idee van het burgerlijk nationalisme, maar dat even tussen haakjes.)
Shaws wat vilaine bon mot dat niet getuigt van buitenmatig geloof in het proces, wijst er op dat verantwoordelijkheid een kernelement vormt in een democratie. Als een regering die steunt op een meerderheid slechte maatregelen neemt, dan is dat het gevolg van de vrije keuze van de bevolking. Mooi aan de democratie is dat die keuze kan worden rechtgezet bij de volgende verkiezing. De stoel van de macht wordt in een democratie nooit iemands eigendom.
Om een juiste keuze te kunnen maken bij verkiezingen en om burgers ook een rol te laten spelen tussen verkiezingen, wordt een open en vrij debat noodzakelijk geacht. Zo kunnen standpunten worden verdedigd en aangevallen, mensen overtuigd, argumenten gewikt en gewogen. These, antithese en synthese, klinkt het hoopvol in bij de dialectici. Geen democratie zonder open debat en geen open debat zonder vrije meningsuiting. Als het over ‘onze waarden en normen’ gaat, staat de vrije meningsuiting steevast bovenaan het lijstje van kenmerken.
Het vrije debat is elitair, de kerngedachte van de democratie egalitair.
Toch is die twee-eenheid veel minder een eenheid dan we denken of hopen. Dé basisveronderstelling van de democratie is dat elke burger die tot de jaren van verstand is gekomen even veel gewicht krijgt; one man, one vote. De complete gelijkschakeling van alle bezoekers is het meest opvallende kenmerk van het kieshokje. Nu zal er niemand beweren dat de totale gelijkschakeling van alle deelnemers het meest opvallende kenmerk zou zijn van het maatschappelijke debat. Wie mondig is, klinkt het luidst. Wie de beste contacten heeft met de organisatoren van het maatschappelijke debat – de media in het bijzonder – komt het meest aan bod. Het maatschappelijke debat is vooral een zaak van een mondige elite die onderling strijdt voor een plaats in de beperkte ruimte die de arena van de vrije meningsuiting biedt. De sociale media hebben een massa nieuwe kleine biotoopjes doen ontstaan aan de schaduwrijke rand van het uitdeinende maar steeds verder opgesplitste maatschappelijke debatveld, maar ook daar is van totale gelijkschakeling van de burgers geen sprake.
Eigenlijk zouden de opiniebladzijden en interviews per lottrekking moeten verdeeld worden over de bevolking. Dat mondige intellectuelen die debatruimte haast helemaal zelf vullen, staat haaks op het basisuitgangspunt dat gehanteerd wordt bij verkiezingen.
Ach natuurlijk, die intellectuelen komen dan weer minder prominent in beeld als er wordt gevoetbald, gekookt voor de camera of als volle pampers van dementerenden moeten worden gewisseld. Zij hebben hun eigen speeltuin, die echter - in tegenstelling tot wat velen denken – absoluut niet het hele maatschappelijke leven weerspiegelt. Het is echter wel dat hele maatschappelijke leven dat de voedingsbodem vormt van de democratie. Het biotoop van het open debat dat steunt op de vrije meningsuiting, is veel kleiner en heeft een andere vorm dan het speelveld waarin de democratie bloeit en groeit. Het vrije debat is elitair, de kerngedachte van de democratie egalitair.
Mag het dan verbazen dat de verhoudingen die zich aftekenen in dat open publieke debat tussen die specifieke categorie burgers die prat mogen gaan op een bovengemiddelde mondigheid zich niet herhalen in stemhokjes? Toch laat het aparte biotoopje ‘open debat’ zich niet graag beïnvloeden door wat daarbuiten gaande is, omdat de leden van dat biotoopje er rotsvast van overtuigd zijn dat zij moeten beïnvloeden in plaats van beïnvloed worden. Tooien zij zich niet al te graag met het waarmerk ‘opiniemakers’? En als het blijkt dat ze er niet in lukten de opinies te maken dan lanceren ze een nieuw rondje ‘open debat’ om de volgens hen foute hanteerder van het kleine potlood de les te spellen voor diens weerbarstige weigering hun maatstaven te hanteren.
Zomaar even als overpeinzing na het Brexit-debat in de Kamer (klik hier indien u belang mocht stellen in mijn tussenkomst) en boeiende gesprekken over die Brexit en weerbarstige publieke opinies aan een hoteltoog in Tbilisi met medeleden van het ‘open debat’-biotoop.
Hier geplaatst op 3 juli 2016.
Foto: (C) blog.serniorennet.be
TIP: Dankzij internet kunnen wij ook veel mensen bereiken buiten de klassieke media om. Help daarbij en deel dit artikel. Gewoon op de knop hieronder drukken.
- Login om te reageren