N-VA trapt inhoudelijk debat over pandemiewet op gang

N-VA trapt inhoudelijk debat over pandemiewet op gang

 

Voor elke vrijheidsbeperkende maatregel tijdens een crisis eist de N-VA het fiat van het parlement. De oppositiepartij voert zo de druk op de federale regering, die al maanden een pandemiewet belooft, ook inhoudelijk op.

Het federale parlement heeft nu geen inspraak in de coronamaat­regelen. Een ministerieel besluit vaardigt de maatregelen uit, met een wet uit 2007 als basis die ook volgens minister van Binnenlandse Zaken Annelies Verlinden (CD&V) ‘allicht niet bedoeld was’ voor zo’n langdurige crisis.

De ­regering belooft al maanden een pandemiewet die het wette­lijke kader moet verstevigen. In afwachting daarvan komt de N-VA, de grootste federale (oppositie)partij, met een eigen voorstel. Het uitgangspunt daarvan is dat tijdens een ‘bijzondere nood­situatie’ het federale parlement ­iedere maat­regel die een impact heeft op de rechten van burgers, moet goedkeuren.

Die ‘crisissituatie’ wordt door de Kamer afgekondigd. Het kan gaan om een sanitaire noodsituatie, maar net zo goed om een veiligheids- of milieucrisis. Minstens ­elke drie maanden moet het parlement die toestand, die ook automatisch de federale fase van de ­crisisplanning activeert, bevestigen.

De enige uitzondering op een voorafgaand fiat van de wetgevende macht is bij ‘een uiterst dringende omstandigheid waarin onmiddellijk moet worden gehandeld’. De Kamer dient dan binnen de week de regeringsmaatregelen te valideren. Ook het geven van volmachten aan de regering, een instrument dat al gebruikt is, is nog een optie.

De N-VA wil met haar voorstel verzekeren dat er aan de maatregelen telkens een parlementair debat voorafgaat. De werkwijze vergt een flexibel parlement dat in maximaal zeven dagen wetten met noodmaatregelen moet goedkeuren. De partij maakt zich sterk dat de ­Kamer daartoe in staat is. Ze wil zelfs dat organen als de Raad van State en de Gegevens­bescher­mings­­autoriteit hun gebruikelijke adviezen voor stemming afleveren.

De wet civiele veiligheid uit 2007 wil de N-VA niet afschaffen, maar volgens de partij zal bij een lang­durige noodtoestand de politieke druk om een ­‘crisissituatie’ af te kondigen en die wet dan niet meer als wettelijke basis te hanteren, groot genoeg zijn. De N-VA zegt verschillende experten te hebben geraadpleegd voor haar wetsvoorstel.

‘Net bij de meest verregaande vrijheidsbeperkingen wordt het parlement nu buitenspel gezet’, zegt N-VA-Kamerfractieleider Peter De Roover. ‘Wij willen dat omdraaien. De vraag is: neemt het parlement het heft in handen, of blijft het aan de kant staan?’ De N-VA zegt open te staan voor amendementen die uitgaan van dat eerste. De partij zal haar voorstel eerstdaags in de Kamer indienen.

Met het wetsvoorstel begint het ­inhoudelijke debat over de pandemiewet, bijna een jaar na de start van de crisis. De regering-De Croo kondigde een eigen voorstel al kort na haar aantreden aan, maar de totstandkoming ervan liep vertraging op, onder meer door spanningen binnen de regering. De liberalen vrezen dat een pandemiewet in de toekomst misbruikt zou kunnen worden, en dat die de huidige wettelijke basis kan doen wankelen, met alle juridische gevolgen van dien.

‘Mijn overtuiging is dat de wet ook moet gelden voor toekomstige pandemieën’, zei Verlinden gisteren bij de UGent. ‘Maar dat debat is niet afgelopen. We zullen zien waar het strandt.’ De inhoud van haar voorstel houdt de regering voor zich. Volgens onze informatie bevat de wet vooral de principes en wordt de uitwerking ervan, in ­tegenstelling tot in het voorstel van de N-VA, gedelegeerd aan de regering.

De wet zou een niet-limitatieve lijst van mogelijke maatregelen bevatten, zoals regels rond afstand houden, verplaatsingen, de avondklok en sluitingen van voorzieningen. De wet schrijft ook voor dat de maatregelen proportioneel, noodzakelijk en beperkt in de tijd moeten zijn. Het Overlegcomité blijft fungeren als spil. De regering belooft het voorontwerp van de wet eind februari of begin maart aan het parlement over te maken.

 

Artikel verschenen in De Standaard van 18 februari 2021.

Foto: Belga