Mama’s kabeljauw

Mama’s kabeljauw

 

Het leek ongelooflijk maar was helemaal waar. Het viel me eerder deze week in dat we met 2021 in het jaar zijn aanbeland dat mijn moeder tien jaar dood zal zijn. Tien jaar zonder ons mama; als er iets is om over te mijmeren…

Ik denk niet meer elke dag aan haar maar mijmeren over mijn moeder doe ik absoluut wel en meestal totaal onverwacht. Eerder deze week maakte ik een ovenschotel met kabeljauw en moest die vis volgens de aanwijzingen in mijn visbijbel verbrokkelen vooraleer hem onder de prei en puree te begraven. Laagje kaas er over en een half ovenuurtje later stond er een heerlijk gerecht op tafel te dampen.

Heerlijke gerechten en mijn moeder; daar is wel een koppeling te leggen. Dat ik die klaarmaak, zou haar evenwel hogelijk verbazen want door de combinatie van haar kookkunst en haar zorgzaamheid werden zowel mijn smaakpapillen als mijn ingeboren gemakzucht gestimuleerd om de kookpotten vele jaren niet zelf te hanteren, tenzij om ze op tafel te zetten.

Maar wat mij wel helemaal bij mijn moeder bracht bij het verbrokkelen van die kabeljauw was mijn speurtocht naar graatjes, die ik me had voorgenomen te verwijderen. Dat doende kwam ze weer voor mijn geest, want dat deed zij ook bij vis. “Ik heb geprobeerd ze er allemaal uit te halen”, verontschuldigde ze zich vooraf. Maar haar kleine zoontje zag er toch weer altijd graten in, letterlijk. Geef toe, graten in vis zorgen voor een afknapper, zeker als je vijf of zes bent.

Het schoot me, zelf kabeljauwgraten wegprutsend, te binnen dat in ons gezin een onbetwiste consensus bestond dat visgraten de bizarre gewoonte hadden zich vooral te verstoppen in de stukken die op mijn bord terecht kwamen. Ik werd door mijn ouders erkend als de visgratenverzamelaar, en mijn zus sloot zich daar bij aan, in die mate zelfs dat het me op den duur speet wanneer ik er geen vond op mijn vrijdagse bord. Visgraten, die vormden mijn privilege en al was hun aanwezigheid dan storend, ik was dan toch maar het erkende speciale visgratenslachtoffer, zoals niemand anders dat was.

Plots besefte ik deze week, al kabeljauw verbrokkelend, dat mijn ouders indertijd een briljante pedagogische truuk met mij uithaalden. Graten in de vis maakt de prak onaangenaam maar het werd mij wel verkocht als een soort ereteken. Als er vis op tafel kwam, dan was ik de speciale gast aan de dis. Die graten werden geen trauma, in tegendeel. Ik ben dol op vis.

Knap toch weer van Jeanneke, die vrouw die ik alleen veel later wel eens met de voornaam aansprak om haar te plagen. Deed ze ook met mij want plagen is een vorm van liefde betonen. Wederzijds.

Dit jaar tien jaar dood dus. Vreemd dat ik daar nu over mijmer bij het vallen van de eerste sneeuw. Kenners van het Vlaamse chanson weten waarover ik het heb. De anderen leg ik het niet uit. Ze zou dit jaar 89 geworden zijn. Had technisch gekund maar het was beter zoals het liep want het geheugen had toen al te veel sleet opgelopen. Ze zou het met me eens zijn want haar motto luidde nu eenmaal “liever kort en plezant, dan lang en ambetant.” Ik heb zo een vermoeden wat ze van lockdowns zou gedacht hebben.

We zijn nog januari, dus Kerst en Nieuwjaar liggen pas achter de rug. Twee feesten die te maken hebben met de geboorte; van het Kind en van het jaar. Ze vallen niet toevallig in de winter, bij de zonnewende, de tijd die alles nieuw doet worden. Dat vieren we uitbundig.

Maar nieuwjaar volgt op oudejaar en die geboorte volgt bijgevolg altijd na het afsterven van het vorige jaar. Wie uitkeek naar 2021 moest rekenen op het verdwijnen van 2020. De dood heet verschrikkelijk maar het verdwijnen van een voorbije jaar doet het feestgedruis bij de komst van het nieuwe nooit verstommen. Bij de jaarwende kunnen we niet voorbije aan de ijzeren wet dat de geboorte geen kans krijgt zonder de dood van het vorige.

Wanneer de koppeling niet zo direct is, krijgt de dood een heel ander ontvangst. Wie niet aan de mensheid denkt maar aan de concrete mens ‘ik’ gaat minder licht over het afscheuren van het laatste eigen kalenderblaadje.

Dat we als maar ouder worden dankzij de medische wetenschap, beschouwen we dan ook allemaal als een uitstekende zaak, alom toegejuicht en onmiskenbaar te rangschikken onder de noemer ‘vooruitgang’.

Als de levensverwachting stijgt van 75 naar 80, noemen we dat vooruitgang. Stijgt die later verder door naar 85, dan zijn we daar natuurlijk nog blijer om. Eindigt dat ooit? Of kan de opeenvolging van vooruitgang resulteren in gruwel?

Stel dat die vooruitgang er ooit op uitdraait dat we onsterfelijk worden; wellicht met allerhande wisselstukken die versleten beenderen, botten en malse organen vervangen. Misschien kan de medische wetenschap ooit zelfs ons brein opfrissen; naar een hoger level brengen; tot versie 2.0 upgraden.

Die ultieme vooruitgang zou… oei, onvermijdelijk het einde van het fenomeen geboorte met zich meebrengen. De herberg loopt natuurlijk steeds voller als niemand de gelagzaal verlaat en dan is er op den duur echt geen plaats meer voor het Kind. Straf toch die vaststelling dat steeds beter, steeds meer vooruitgang zou uitmonden in pure horror.

Zelfs al was alle hoop op enige resterende levenskwaliteit weg toen ‘ons mama’ het ademen opgaf, toch deed het ons, nakomelingen veel pijn. Een geliefde takelt nooit zo ver af dat het een plezier wordt om ook van het laatste wat nog rest afscheid te nemen. Voor de betrokkene kan het een bevrijding zijn, voor de achterblijvenden een weggevallen last, zeker ook een moment van dankbaarheid en aanvaarding maar nooit van blijdschap.

Intussen werd ze weer overgrootmoeder van twee elke dag minder kleine meisjes, die ze dus nooit mocht leren kennen; omgekeerd evenmin. Ik had het haar en hen gegund. Maar het is natuurlijk juist omdat ze afscheid nam, dat er plaats kwam in de herberg voor die twee nieuwe meiden.

Die man met de zeis boezemt de mens angst in maar is niets anders dan een vriend van de mensheid. Je zou hem zowaar een politicus kunnen noemen, één van de betere soort dan wel. Hoe zou hij het doen in de stembus? Wie vermoedt dat hij bij verkiezingen kansloos zou zijn, velt een scherp oordeel over het concept democratie.

Wat ik daar nu allemaal mee wil zeggen? Niks, gewoon een mijmering die uit mijn klavier rolde. Je kan ze grellig noemen met dat gedoe over de dood en zo. Laat ik ter compensatie melig eindigen: “mama, ik hou nog altijd van kabeljou”.

 

Zondagsmijmering verschenen op mijn Facebookpagina op 17 januari 2021. 

 

Labels