Interview La Libre: "Wat goed is voor het federale parlement, is goed voor Vlaanderen"

Interview La Libre: "Wat goed is voor het federale parlement, is goed voor Vlaanderen"

Peter De Roover (N-VA) blikt terug op zijn eerste jaar als Voorzitter van de Kamer. Hij gaat onder andere in op de incidenten tijdens het debat over de programmawet (terechtwijzing van Georges-Louis Bouchez, doorverwijzing van de tekst naar de Raad van State, enzovoort). En hij legt uit waarom de Vlaams-nationalist die hij is, heeft aanvaard om een van de hoogste ambten van het land te bekleden.

Volgende week is het precies een jaar geleden dat Peter De Roover plaatsnam op de voorzittersstoel van de Kamer van Volksvertegenwoordigers. De man die jarenlang een pijler was van de Vlaamse Volksbeweging, de koepel van Vlaams-nationalistische organisaties, is vandaag een van de hoogste gezagsdragers van de Belgische staat. La Libre sprak met hem in zijn kantoor, onder het portret van de Franse socioloog Alexis de Tocqueville (1805-1859), een houtskooltekening van zijn zoon, die met behulp van artificiële intelligentie verbeeldde hoe Tocqueville er op oudere leeftijd zou kunnen uitgezien hebben.

Open VLD-Kamerlid Vincent Van Quickenborne klaagde dinsdag dat er te weinig tijd was om in de commissie het voorstel over de meerwaardebelasting te bespreken. Wat is uw reactie?

De heer Van Quickenborne vraagt vaak om het reglement soepel toe te passen wanneer dat in zijn voordeel is, en strikt wanneer dat niet het geval is. We bevonden ons in een soort grijze zone. De meerwaardebelasting is op dit moment slechts een akkoord binnen de regering, nog geen wetsontwerp. De Kamerleden konden dus nog niet debatteren op basis van een officieel door de regering ingediend wetsvoorstel. In zo’n situatie voorziet het reglement van de Kamer in de mogelijkheid tot een actualiteitsdebat. Elk fractie krijgt dan in principe twee minuten spreektijd om zich uit te drukken en vragen te stellen aan de minister. Die spreektijd werd overigens verdubbeld tot vier minuten. Ik begrijp het ongeduld van de heer Van Quickenborne, want die belasting is een belangrijk punt in het regeringsprogramma. Maar soms moet je het debat wat inkorten om efficiënter te zijn. Het debat over de regeerverklaring van de nieuwe regering duurde 40 uur. Het was een goed debat, maar veel te lang. Op een bepaald moment herhalen dezelfde argumenten zich in een eindeloze lus. We moeten ons dus afvragen: hoe geven we parlementsleden genoeg ruimte om zich te engageren zonder dat het verzandt in een woordenbrij?

Vreest u niet dat u het parlementaire debat smoort?

De democratie steunt op de drie machten: wetgevend, uitvoerend en rechterlijk. De wetgevende macht is in principe de primus inter pares (de eerste onder zijn gelijken, nvdr). Maar dat is niet langer het geval. Nochtans moet de stem van de volksvertegenwoordiging gehoord worden in het politieke debat. Aan de andere kant begrijp ik dat regeringsleden die nachtenlang onderhandeld hebben, geen zin hebben om daarna nog urenlang in het parlement te debatteren. Er is dus een spanningsveld tussen efficiënt beleid en parlementaire controle.

Hoe kan men de debatten inkorten?

Dat is geen eenvoudige oefening. Er zijn 150 Kamerleden. Als elk van hen maar één minuut spreektijd neemt, duurt het debat al 2,5 uur. En ik hou er niet van om iemand het woord te ontzeggen. Misschien zegt die persoon iets onbelangrijks, maar dat weet je pas achteraf. Wat ik probeer te doen, is vooraf een timing afspreken. Als men die overschrijdt, kan ik de microfoon uitschakelen. Ik ben streng, maar streef naar coherentie en rechtvaardigheid voor iedereen. Veel parlementsleden smeken mij om hen niet af te zetten als hun tijd om is, want ze hebben "nog één belangrijk punt". Het probleem is: sommige zinnen hebben geen eindpunt. Tijdens het debat over de budgettaire implicaties van de programmawet waren er veel discussies tussen fracties, wat veel tijd kostte. Ministers kwamen uiteindelijk amper aan bod, terwijl het net belangrijk is dat Kamerleden vragen kunnen stellen en antwoorden krijgen.

Tijdens dat debat moest u MR-voorzitter Georges-Louis Bouchez tot de orde roepen wegens het roepen van beledigingen…

We moeten dat niet overdrijven. Georges-Louis Bouchez is een energiek man. In de Kamer zit hij bovendien dicht bij de banken van Ecolo, PS en PVDA. Als hij spreekt, ontstaat er vaak geroezemoes tussen parlementsleden zonder microfoon. Dat wordt dan snel woelig. Op een gegeven moment moest ik dus ingrijpen. Maar pittige debatten zijn op zich geen probleem. Het draait om het vinden van het juiste evenwicht.

Tijdens dezelfde zitting drukte MR-Kamerlid Mathieu Michel op de stemknop van een collega. Dat veroorzaakte ophef…

Dat is in strijd met het reglement, dus onaanvaardbaar. Maar we moeten ook niet overdrijven. De heer Ducarme, voor wie collega Michel inviel om het zo te zeggen, was gewoon in de zaal, zij het twee meter van zijn plaats. Hij was dus aanwezig. Als het ging om een stemming over een wet, dan was het volstrekt onaanvaardbaar geweest. De commotie komt ook doordat het een uitzonderlijk incident was. Ik geloof niet dat de heer Michel dat vaker doet. Als parlementariër kent hij de procedures.

Toont dit geen breder probleem van afwezigheid in het parlement?

Dat is een belangrijke vraag. Je kan niet van 150 mensen verwachten dat ze onafgebroken 40 uur debatteren. Maar in de praktijk duren debatten nooit echt 40 uur lang. Het gaat om vier debatten van 10 uur of 10 debatten van 4 uur over deelthema’s zoals fiscaliteit, justitie, begroting etc. Ik vind dat Kamerleden behoorlijk goed betaald worden om het volk te vertegenwoordigen en dus aanwezig dienen te zijn als dat nodig is. Er zijn maar twee geldige redenen voor afwezigheid: ziekte en buitenlandse missies namens het parlement. De meerderheid heeft 81 zetels. Als er meer dan vijf afwezigen zijn, is er geen quorum en kan er niet gestemd worden. In commissie is het nog nijpender: de meerderheid heeft daar maar 9 van de 17 zetels. Eén afwezige zonder reden kan het hele parlementaire werk blokkeren.

Tijdens datzelfde debat blokkeerde de oppositie een stemming over de programmawet door de tekst naar de Raad van State te sturen. Wat denkt u daarvan?

Dat was onprettig voor de meerderheid, maar de oppositie heeft het volste recht om advies aan de Raad van State te vragen. Alleen moet men dat recht niet misbruiken. Het doel van zo’n doorverwijzing is de kwaliteit van wetgeving en amendementen beoordelen. Als men dat herhaaldelijk om andere redenen doet, wordt het een probleem. Als Kamervoorzitter moet ik waken over het evenwicht tussen het recht van de oppositie om oppositie te voeren, en het recht van de meerderheid – dat uit de verkiezingen voortkomt – om beleid te voeren. Dat is een evenwichtsoefening. Maar beide rechten zijn hoekstenen van de democratie.

Vindt u dat de oppositie er hier misbruik van maakte?

Dat zeg ik niet. Maar de samenwerking tussen Vlaams Belang en de Franstalige linkerzijde (die samen de tekst naar de Raad van State stuurden, nvdr) verbaasde me. Voor zover ik weet, heeft het Vlaams Belang zich nooit eerder zo laten meeslepen door andere partijen om wetgevend werk te blokkeren. Dat was ongezien. In Vlaanderen zou men daar alerter op zijn, denk ik.

De Senaat wordt in principe afgeschaft. Wat vindt u daarvan?

In een unitaire staat zou ik persoonlijk voor een tweekamerstelsel kiezen. Maar België is een federale staat met veel parlementen. En omdat bevoegdheden verdeeld zijn tussen niveaus, domineert geen enkele assemblee. Er zijn dus al voldoende tegenmachten. Dat neemt een groot deel van het bestaansrecht van de Senaat weg. En zoals de Senaat vandaag werkt, is hij te duur voor te weinig meerwaarde. Voor mij biedt hij vandaag meer nadelen dan voordelen. In het kader van een vereenvoudiging van het institutionele landschap is een afschaffing een goede zaak.

In veel federale staten is de Senaat het parlement van de deelstaten geworden…

Er kunnen zeker overlegmomenten georganiseerd worden tussen leden van de verschillende parlementen. Ik ben bijvoorbeeld voorstander van het raadplegen van de deelstaten bij grondwetswijzigingen. Maar dat kan ook zonder een permanente instelling zoals de Senaat.

Hoe voelt u zich, als voormalig voorzitter van de Vlaamse Beweging, in de rol van Kamervoorzitter – de eerste burger van België?

Het was geen jeugddroom. Ik heb nooit gezegd: “Ik wil Kamervoorzitter worden.” Maar het is ook niet in strijd met mijn nationalistische overtuigingen. Het leven biedt kansen, en die heb ik gegrepen. Deze instelling behandelt belangrijke bevoegdheden en 60% van de leden is Vlaams. Dus als je dit goed beheert, is dat goed voor de Vlamingen. Maar het is geen nulsomspel. Wat goed is voor de Vlamingen, is niet noodzakelijk slecht voor de Franstaligen. Integendeel. De Vlaamse Beweging voert geen strijd tegen het zuiden van het land. De Franstaligen blijven onze eerste buren.

Het budget van de Kamer wordt voortdurend bijgestuurd. Begrotingsdiscipline blijft een prioriteit. Vreest u onverwachte uitgaven?

Ja, dat is een uitdaging. Er zijn nieuwe noden, vooral op het vlak van veiligheid. We zijn van een zorgeloze wereld in een onzekere wereld beland. Wat moeten parlementsleden bijvoorbeeld doen met hun smartphone qua beveiliging? Samen met de Staatsveiligheid en andere instanties heb ik dat op de agenda gezet. We hebben een veiligheids- en IT-adviseur aangesteld. Ik wil dat burgers de werkzaamheden van het parlement makkelijker kunnen volgen, vooral via onze website. Met één klik moet men het livestreamaanbod (plenaire zitting en commissies) kunnen openen vanaf de homepage (www.dekamer.be). Onze website is nu te bureaucratisch. We geven die een frisse look.

Hebt u voldoende financiële middelen om die investeringen te doen?

Het is een uitdaging. We zullen alles moeten doorlichten. Kritisch kijken: wat moet behouden blijven en waar kunnen we besparen? Artificiële intelligentie is een hulpmiddel van de toekomst: het biedt mogelijkheden om efficiënter te werken, zeker op communicatievlak – die bij ons uiteraard in twee landstalen moet gebeuren.

Dus geen Copernicaanse revolutie in de Kamer?

Nee. Ik ben een conservatief, niet iemand die met de kettingzaag alles wil neerhalen. Ik wil dat doen met respect voor wat er is. Geen tabula rasa. Maar we zullen wel anders moeten leren werken. Hervormingen gebeuren in overleg met de diensten. Maar wel voorzichtig en doordacht. De Kamer telt zo’n 600 medewerkers, inclusief tijdelijke medewerkers. Sommigen werken hier al 20 of 30 jaar. Ik wil geen revolutie ontketenen. We moeten vermijden dat ons personeel in een defensieve houding kruipt.

Hoe viert u 11 juli?

Ik ga naar de receptie in het Brusselse stadhuis. Daarna trek ik naar Antwerpen. Vorig jaar ben ik trouwens ook naar Namen gegaan, naar de stad van burgemeester Maxime Prévot, om deel te nemen aan de Waalse feesten. In Wallonië wordt men altijd hartelijk ontvangen.

Vincent Rocour, Jacques Hermans