Een week in de Wetstraat: loonoverleg, pandemiewet en sportende ministers

Een week in de Wetstraat: loonoverleg, pandemiewet en sportende ministers

Jawel, er wordt gewerkt in de Wetstraat, wat kwade tongen ook moge beweren. Daarvan breng ik graag elke week een overzicht, soms in beeld, dan weer in woord. Deze Week was Wederom Woelig.

Het beloofde een interessante week te worden toen een stralend zonnetje me maandagochtend wekte. De klassieke weekopener, het Partijbestuur, vond zaterdag al plaats en dus ging we week van start in de vorm van de ‘stafvergadering’ waarin we de aankomende parlementaire werkweek overlopen met de fractiemedewerkers onder het inspirerende motto: “hoe kan elkeen zich nuttig maken”. Het zal sommigen wellicht verbazen maar in de Kamer wordt bijwijlen wel degelijk hard gewerkt. Naast de ‘dagdagelijkse’ (slecht nepNederlands maar sedert kort mag zowat alles in ons moers tael) werking, die zich voornamelijk in de vele commissies afspeelt, worden ook zaken behandeld die ons land voor lange tijd in een bepaalde plooi kunnen leggen. In die categorie past uiteraard de langverwachte finale pandemiewet, deze week in de ontwerpversie van de regering op de commissieagenda. Weliswaar economist zijnde van opleiding blijft mijn hart nog net iets harder kloppen voor levensbeschouwelijke vraagstukken en geschiedenis dan koude cijfers en dus smijt ik met graag op dossiers die onze fundamenten betreffen.

Met het zweepje door het parlement jagen

Omstreeks 17u op maandagmiddag werden we via Twitter deelachtig gemaakt van het heuglijke nieuws van een geboorte. Het betrof wel een laatgeboorte maar dat maakte het geluk van Annelies Verlinden er niet minder om. De regering had na een ministerraad haar ontwerp van pandemiewet finaal afgeklopt. In de afgelopen maanden trok de regering bij de conceptie van die hoogst belangwekkende wet heel wat registers open. Ze moest dienen als toonbeeld van de nieuwe politieke cultuur, de democratische vernieuwing waarmee deze paars-groene regering zich gaarne uitgebreid op de borst klopt. Dat dit eerder een makkelijk doorprikbare zeepbel betreft, behoeft in tijden van moeilijk van elkaar te onderscheiden echt dan wel vermeend fake news geen probleem te vormen voor de salonfähige meerderheidspartijen.

Een eerste kink in de kabel vertoonde zich in de mailbox. Zelfs dinsdagochtend, toch alweer een halve dag na de aankondiging van de minister van binnenlandse zaken, was er nog nergens een officiële versie van dit voorontwerp terug te vinden. In de loop van de morgen bezorgde de CD&V-fractie informeel een tekst van het wetsontwerp (dank collega’s) maar op een officiële versie via de Kamer was het tot na de middag wachten. Woensdag bevestigde Kamervoorzitter Eliane Tilleux (PS) op de Conferentie van Voorzitters dat het ontwerp pas dinsdagnamiddag was ingediend door de medewerkers van minister Verlinden en dus eigenlijk dat haar tweet niet overeen stemde met de waarheid. Over dat gat van zo’n kleine 20 uur tussen de bewering van en de echte indiening, werd later nogal licht over gedaan.

Sommige houten poppen zouden bij een dergelijke demarche een neus van ettelijke meters lang krijgen maar laat het mij het uit welwillendheid ten opzichte van mevrouw Verlinden en het gevaar als “juridisch neuzelaar” geboekstaafd te worden maar op een grote onnauwkeurigheid houden. Haar kabinet gaf al wel meer blijk dat de relatie met het parlement niet bovenaan de prioriteitenlijst staat. Ik kreeg dinsdagochtend de kans om één en ander aan te klagen op Radio 1.

Niettegenstaande dit zeer laattijdig informeren van het parlement, bleef deze pandemiewet woensdagnamiddag op de planning van de commissie Binnenlandse Zaken staan. Het behoeft geen verder betoog dat bij een wetsontwerp met zo’n ‘ampleur’ wat betreft grondrechten, het parlement de nodige tijd verdient om het ontwerp grondig te bestuderen. Dat de door een Brusselse rechter opgelegde dwangsom vanaf 1 mei bij het in gebreke blijven van een degelijke juridische grondslag voor de coronamaatregelen als een zwaard van Damocles boven de regeringshoofden hangt was al duidelijk door herhaaldelijke bezoeken van een vooraanstaand Kamerlid van de meerderheid die in mijn bureau subtiel kwam polsen naar onze plannen.

Maandenlang vroegen wij de regering om te handelen. Maandenlang werd onze vraag ontvangen met schouderophalen. En nu… nu moet het plots allemaal razendsnel gaan. De normale manier om zware wetsontwerpen te behandelen, heet nu plots ‘vertragingsgemaneuvreer’.

Normaal leidt een minister zo’n ontwerp in en dan volgt later het debat. Nu gebruikten de regeringspartijen hun meerderheid om meteen over te gaan tot inhoudelijke behandeling. In de korte tijd die ons werden gegund als voorbereiding hebben we natuurlijk bekeken welke aanpassingen werden gedaan aan het wetsontwerp in vergelijking met de eerdere tekst en, toegegeven, die waren uitgebreid. Ondanks de goede wil van Annelies Verlinden en haar kabinet om het parlement meer te betrekken bij toekomstige noodsituaties – althans dat blijft ze herhalen in de hoop dat we dat ook geloven - blijft het ontwerp echter cruciale tekorten vertonen.

Maar ook in de manier van behandelen ging de minister erg politiek vernieuwend te werk. De uitdrukkelijke eis van de Raad van State in zijn advies op het voorontwerp om bij aanpassingen die niet voortvloeiden uit dat eerdere advies de eindtekst opnieuw voor te leggen werd door de minister gewoon in de wind geslagen. Met de nodige spitsvondigheden probeerde de meerderheid te verstoppen dat ze geen tijd meer wilde verliezen (!) aan zo’n details als een Raad van State. Tijdens de commissie werd al te duidelijk dat de regering, die Servais Verherstraeten als parlementaire gangmaker naar voren had geschoven, deze pandemiewet zo snel mogelijk door onze strot wil rammen. Logisch trouwens dat collega Servais hier voor werd ingezet want de tussenkomsten van sommige andere meerderheidscollega’s verraadde niet meteen een grote ambitie opgenomen te worden in handleidingen welsprekendheid noch in een of andere cursus aan een rechtsfaculteit.

Omdat minister Verlinden in haar bizarre invulling van het concept politieke vernieuwing dus weigerde de Raad van State te raadplegen over haar ontwerp, weigerde ik het inhoudelijke debat aan te gaan. Na de nodige vijven en zessen kwam de commissie tot de conclusie – lees: kwam de meerderheid tot de conclusie – om de zittingen niet op de normale voorziene dinsdag maar wel maandag verder te zetten tot de finish. Of het zover komt zal u geheid kunnen lezen in een volgende editie van dit editoriaal.

Opmerkelijk was ook dat Annelies Verlinden zichzelf verheven voelde boven de fatsoensregel een dermate ingrijpende wet in persoon te komen toelichten in de commissie. Enkele dagen daarvoor had ze wel hijgend en aerosolen uitblazend het beste van haar fitte zelf gegeven in een beeptest voor aspirant-politieagenten, dus misschien wou ze met haar afwezigheid na haar risicoactiviteit de parlementsleden ontzien. In dat geval dank ik haar. De slechte helft van mijn karakter – volgens sommigen mag die kant op ruim 2/3e berekend worden - gaat er echter vanuit dat ze het deed om minder grootmoedige/lovenswaardige redenen, namelijk om zichzelf te kunnen omringen met een legertje souffleurs die haar de nodige leeflijnen konden toewerpen tijdens het debat.

Wat hebt u onthouden van de persverslagen van deze commissiezitting die toch vele uren duurde? Niets natuurlijk want om papier te besparen drukte de Vlaamse kranten geen woord over die behandeling af. Opvallend genoeg kan wie belangstelling heeft voor het thema ‘kleed-het-parlement-uit’ wel uitgebreid terecht bij de Franstalige kranten.

Bretellen voor De Croo

Donderdag vormt in seculiere tijden voor de gemiddelde parlementariër een hoogdag. Dan vindt traditioneel de plenaire zitting plaats, waarin het parlement – op papier althans – de kans krijgt de regering het vuur aan de schenen te leggen. Op donderdagochtend start mijn werkdag met het fractiebureau, waarin ik met één fractiegenoot per provincie hersenhoos over de komende dag, gevolgd door de fractievergadering, waaraan alle N-VA-parlementsleden en onze medewerkers deelnemen. Om niet al te veel prijs te geven over onze fijn uitgekiende strategieën zal ik het bij deze melding laten.

Het grootste agendapunt in de plenaire betrof de tweespalt binnen de regering omtrent het loonoverleg. Aan de ene kant heb je de socialisten, die onder impuls van de sneakers-van-vierhonderd-euro dragende Conner Rousseau forse loonverhogingen eisen met de dreiging om te verbieden dividenden uit te keren, aan de andere kant bevinden zich de liberalen, waarvan premier Alexander De Croo toch nog ergens het gezicht moet proberen redden dat hij vorig jaar in de nazomer is kwijtgespeeld, althans als hij zich de komende 25 jaar nog liberaal wil durven noemen.

Bij wijze van voorbereiding op het Kamerdebat hadden de partijvoorzitters en ministers zich op Twitter aan elkaar vergrepen met forse en persoonlijke uithalen. Tja, waartoe dient de oppositie dan nog? Het is geen sinecure om je bij zoveel meerderheidsgeruzie vanuit de luxueuze toeschouwerszetel-met-chips te lanceren in het debat. Bij monde van onze uitstekende Björn Anseeuw zijn we daar toch in geslaagd. Hij richtte zich tot de echte bazen van de regering, de socialisten, maar negeerde premier De Croo absoluut niet want die kreeg bretellen aangeboden, teneinde de volgende weken de broek toch een beetje op te kunnen houden. (Ik voelde me als brettellendrager wel even persoonlijk bedreigd, moet ik bekennen.)

Valerie Van Peel bevroeg minister Vandenbroucke over de langdurig zieken, die nu te veel worden behandeld als kansloze steuntrekkers terwijl wij voorstellen op tafel hebben liggen om hen de mogelijkheid te bieden weer beroepsactief te worden zonder het risico te lopen dat ze bij mislukking helemaal uit de boot vallen. Sander Loones richtte zich dan weer op Europese investeringsfondsen die deze regering kan gebruiken maar ook verprutsen.

Lekker indoorsporten

Later op de dag kwam mijn interpellatie over de topsport bedrijvende minister van Binnenlandse Zaken aan bod. Op de simpele vraag mijnentwege, waar de PVDA en het VB zich bij aansloten, om haar excuses aan te bieden en te erkennen dat haar uitstapje een foute indruk wekte, volgde echter niets meer dan flauwe uitvluchten. Spijtige vaststelling: het geldt als het zoveelste bewijs dat deze minister erg wereldvreemd handelt en vanuit haar ivoren toren denkt dat ze zichzelf iets meer vrijheden mag toekennen dan de rest van de bevolking die zij wél uiterst strenge maatregelen oplegt. Uiterst cynisch allemaal voor iemand die nul stemmen haalde bij de jongste verkiezingen.

Anneleen Van Bossuyt interpelleerde ook driftig donderdag. Aan minister van buitenlandse zaken Wilmès (MR) vroeg ze naar de regeringsplannen over het Mercosur-handelsverdrag met Latijns-Amerika en aan minister Kitir (Vooruit) naar de plannen in verband met het openstellen van patenten van corona-vaccins. Dat klinkt als een menslievend idee maar hét probleem zit op dat vlak, wel in de productie die niet kan volgen. Daar vestigde Anneleen de terechte aandacht op.

PS-voorzitter Paul Magnette ging vrijdagochtend in De Tijd serieus uit de bocht door te stellen dat het “game over” was voor werkgevers met de PS in de regering, wat een storm aan kritiek ontketende. (Wie hoopte dat hij de overheid, toch de grootste werkgever in dit land, bedoelde, moet ik teleurstellen.) Voor een regering die zogezegd ijvert voor een werkzaamheidsgraad van 80% lijkt het culpabiliseren van private werkgevers een zeer slecht idee maar door de hete adem van de PTB in de nek doet zelfs een slimme mens als Magnette al eens een ongehoorde uitspraak. Het toont ook nogmaals aan dat het enige werkbare model voor ons land confederalisme is. Als Wallonië een planeconomie à la Sovjet-Unie wil instellen, mij niet gelaten maar dan moeten ze daar ook zelf de gevolgen van dragen. Magnette toonde mooi aan waarom het bijvoorbeeld hoog tijd is om het arbeidsmarktbeleid volledig over te dragen naar de deelstaten.

Om op een positieve noot te eindigen, wijs ik er graag op dat de coronacijfers de goede kant opgaan en dat we hopelijk zo snel mogelijk ons normale leven weer kunnen opvatten. Tot ik u kan groeten met een glas wijn of een schuimende trappist op een zonovergoten Antwerps terras doe ik dat op virtuele wijze. Bij leven en welzijn kan u hier volgende week een nieuw verslag lezen van een hopelijk even boeiende week in de Wetstraat.

Dit stuk verscheen voor het eerst op Facebook