Antwoord aan Hendrik Bogaert over het rapport van de NBB

Antwoord aan Hendrik Bogaert over het rapport van de NBB

Hendrik Bogaert, kamerlid voor CD&V, reageerde op een opiniestuk van mij in De Standaard. Zijn reactie verdient ook een reactie. Bij deze…

Beste Hendrik,

 

Dank voor je reactie op mijn opiniestuk in De Standaard dit weekeinde. Ik heb er alle begrip voor dat je jouw beleid in de regering Di Rupo daarin verdedigt. Maar jouw verhaal dat de federale overheid vroeger al trendsetter was in het terugschroeven van het aantal ambtenaren, verdient toch wel meer dan een nuance als we ons steunen op feiten (en ik begrijp uit je blog dat je graag steunt op feiten).

 

Diverse staatshervormingen hebben bevoegdheden van de federale overheid overgeheveld naar de deelstaten. Logisch dan ook dat die federale overheid het aantal ambtenaren verminderde. Maar de groei van het ambtenarencorps bij de deelstaten werd niet gecompenseerd door de afname op federaal niveau. Het is toch ronduit ontstellend dat er 683 000 mensen voor de overheid werkten in 1995 en ruim 800 000 in 2014. Dit zijn stuitende cijfers, die mee verklaren waarom onze overheidsfinanciën in zo’n zorgwekkende staat verkeren. Zoals ik schreef, neemt voor het eerst in bijna twintig jaar dat aantal eindelijk af; inderdaad niet voor een bepaald onderdeel maar voor de optelsom van alle overheden. Mooi toch. Ik mag er na lezing van jouw blog bovendien op rekenen dat je bondgenoot zult zijn bij een verdere substantiële verlaging van dat getal.

 

Nu we het toch over feiten hebben en de breuk met Di Rupo, verdienen enkele citaten uit het rapport van de Nationale Bank van België toch wat meer aandacht.

 

De belastingdruk daalt onder deze regering door een afname van de primaire uitgaven met 0,7%. Een ‘trendbreuk’ sedert 2014  noemt de NBB dat (zie noot1).

 

We leggen nu de nadruk op besparingen, terwijl volgens de NBB in de periode 2011-2013 vooral gekozen werd voor inkomensverhogende maatregelen (zie noot2).

 

Volgens de NBB is de houdbaarheid van de overheidsfinanciën op langere termijn verbeterd door structurele hervormingen (zie noot 3).

 

In de periode 2010-2015 (Di Rupo) werd trouwens relatief weinig gesaneerd in België, weet de NBB in haar rapport (zie noot 4).

 

Gelukkig zijn wij bezig met een grondige pensioenhervorming, die de vergrijzingskost verlaagt tegen 2040 van 5,8% tot 3,1% zoals ook de NBB vaststelt (zie noot 5).  

 

Ja, ook omdat we het totale overheidsbeslag voor het eerst sedert jaren naar beneden konden drukken (+2,4% in de jaren van Di Rupo, -0,8% op één jaar regering Michel; blz. 167 van het rapport van de NBB) is de breuk met vroeger onmiskenbaar. Dat wil niet zeggen dat de klus geklaard is. Op het onderdeel overheidstekort ligt er werk op de plank. Laten we daarbij vooral vermijden terug te vallen op het oude, nefaste recept van het verhogen van de belastingen om het gat dicht te rijden. We hebben de ommeslag nu gerealiseerd, laten we daar alvast niet op terugkeren.

 

De breuk met Di Rupo is dus wel degelijk met feiten aantoonbaar maar voel je vooral niet persoonlijk aangevallen, Hendrik. Het verschil met de periode onder Di Rupo ligt niet in jouw CD&V of Open VLD. Het verschil zit in de vervanging van de PS door de N-VA. Jullie ondernamen in die jaren van Di Rupo lofwaardige pogingen om uit de neerwaartse spiraal te komen, jij bijvoorbeeld op ambtenarenzaken; Vincent Van Quickenborne of Alexander De Croo van Open VLD zorgden voor eerste pensioenstappen. Maar jullie hingen aan de ketting van de PS die verhinderde om voor een echte nieuwe aanpak te zorgen. Deze regering biedt die mogelijkheid wel. De Nationale Bank geeft aan dat we daar ook echt werk van maken met onze regering.

 

Er moet dus nog heel wat werk geleverd worden en het regeerakkoord geeft de juiste weg aan. Ik reken er op, Hendrik, dat je een bondgenoot zult zijn bij de volledige uitvoering daarvan.

 

Hartelijke groeten,

 

Peter

 


 

Noot 1: De NBB schrijft in haar rapport: “De afname van het tekort strookt met de daling van de rentelasten op de overheidsschuld. Daarnaast daalden zowel de primaire uitgaven als de ontvangsten, uitgedrukt in verhouding tot het bbp, fors in 2015, waardoor de trendbreuk die werd vastgesteld in 2014 werd bestendigd. (blz. 161) De afname van de totale overheidsuitgaven, met 1,1  procentpunt bbp, is het gevolg van de daling van de rentelasten met 0,3 procentpunt en de vermindering van de primaire uitgaven met 0,7  procentpunt. Het verloop van de primaire uitgaven zet zo de neerwaartse beweging, die in 2014 werd ingezet, verder. Dit is een duidelijke breuk met het recente verleden, aangezien de primaire uitgaven sinds de eeuwwisseling fors waren toegenomen. (blz. 166)”

 

Noot 2: Lees bij de NBB (blz. 166-167): “Inzake de bijdrage van de primaire uitgaven en de totale ontvangsten tot de sanering van de overheidsfinanciën na het uitbreken van de financiële crisis en de daaropvolgende economische recessie kunnen twee periodes afgebakend worden. Tijdens de periode 2011-2013 werd het herstel in belangrijke mate gerealiseerd met behulp van inkomstenverhogende maatregelen. Vanaf 2014 werd de focus verlegd naar een matiging van de primaire uitgaven.”

 

Noot 3: Rapport NBB (blz. 164) “De Belgische overheid heeft wel verschillende structurele maatregelen genomen om de vergrijzingskosten op termijn te drukken. Al bij al kan er worden van uitgegaan dat de nieuwe minimale begrotingsdoelstelling op middellange termijn, die in het voorjaar van 2016 door de EC zal worden bepaald en waarbij rekening zal worden gehouden met de impact van de structurele maatregelen, minder hoog zal zijn.”

 

Noot 4: Rapport NBB (blz. 164) “Om de huidige doelstellingen op middellange termijn te bereiken, is in België een grotere verbetering in het structureel saldo vereist dan in de overige landen van het eurogebied. Dat is onder meer een gevolg van het feit dat het saldo gedurende de periode 2010-2015 in België relatief matig verbeterde in vergelijking met dat in de andere landen.”

 

Noot 5: Waarover de NBB bijvoorbeeld op blz. 30 schrijft: “Vanwege de langere loopbaan en de daarmee gepaard gaande stijging van de pensioenuitkering zou bovendien ook het armoederisico bij de gepensioneerden verkleinen, zodat niet alleen de budgettaire, maar ook de sociale houdbaarheid van het pensioenstelsel zou verbeteren. Precies omdat de pensioenhervorming de vergrijzingskosten op langere termijn drukt, kan ze op kortere termijn het begrotingsbeleid enige ademruimte bieden. De aan de vergrijzing verbonden zware budgettaire kosten zijn immers een van de redenen waarom België volgens het Europees begrotingsraamwerk nu nog een ambitieuze middellangetermijndoelstelling moet nastreven – namelijk een structureel overschot van 0,75% bbp – ; er mag echter worden van uitgegaan dat die doelstelling neerwaarts zal worden bijgesteld zodra het effect van de pensioenhervormingen zal zijn verrekend. Het valt bovendien niet uit te sluiten dat, als gevolg van die hervormingen, de behoefte van de huishoudens om via hun spaargedrag zelf in de financiering van hun pensionering te voorzien, enigszins zal afnemen, wat reeds op korte termijn vraagondersteunend kan werken.”

 


 

Hier geplaatst op 21 februari 2016.

 

Foto: © CD&V

 

TIP: Dankzij internet kunnen wij ook veel mensen bereiken buiten de klassieke media om. Help daarbij en deel dit artikel. Gewoon op de knop hieronder drukken.

 

Labels