Zoon Wannes (32) en Peter De Roover (63): “Weet je wat Wannes zei toen ik samen was met Els? ‘Ja, oké’, heel droog. Hij had er geen probleem mee”
Zomerreeks: Zonen & dochters
De eerste burger van het land en de burgemeester van Antwerpen wonen niet in een chique villa in een verkaveling vol rijke Hollanders, maar al vijf jaar in een rijhuis in een drukke straat in de Seefhoek, een Antwerpse multiculturele buurt die kreunt onder het gewicht dat armoede en migratie met zich kunnen meesleuren. Zelfs Groen smeekt er om meer blauw op straat.
Peter De Roover noemt het geen probleemwijk, maar een wijk met problemen. Zijn liefde voor de buurt is nog groot. Hij heeft er dertig jaar les gegeven aan een technische school, en hij woont er meestal graag. “Mocht ik hier ooit weg gaan, dan is het omdat ik een grotere tuin wil”, zegt hij. “Ge zult wel zien wat ik bedoel.”
Hij loodst ons door een leefruimte die net zo goed door een links kunstenaarskoppel ingericht had kunnen zijn als door de powertandem van de Vlaamsnationalistische conservatieven. Interieurtijdschriften noemen die stijl ‘eclectisch/bohémien’: allerlei moois en bijzonders uit verschillende periodes en windhoeken, samengevoegd tot één zoekprentje vol verrassingen. Het koertje achter de keuken heeft diezelfde gewilde nonchalance: op een paar vierkante meter kronkelen vijgentakken, lavendelbloemen en nóg een stuk of tien planten en struiken wellustig over elkaar, alsof ze in Provençaalse grond staan en niet in potaarde van de Brico.
Peter De Roover gaat perfect op in dat decor: met zijn strooien hoed, los wit linnen hemd, zandkleurige broek en blote voeten in zwarte Birkenstocks zou hij in de méditerranée ook achter een kraampje op een of andere ambachtsmarkt kunnen staan.
Zijn zoon Wannes, een kind uit De Roovers eerste huwelijk, zit al aan het terrastafeltje, in sneakers, bermuda en t-shirt. Twee dingen vallen meteen op: de sprekende gelijkenis met zijn vader, en de biceps die zijn mouwen net niet doen scheuren. Wannes is een duizendpoot: politie-inspecteur, beeldend kunstenaar, zwarte band Braziliaanse jiu-jitsu, meubelmaker, beginnend schaker, en voor de gelegenheid ook interviewer.
Wannes: “Wat wou jij als kind worden?”
Peter: “Boerenzoon. Mijn vader was hoofdcontroleur bij de BTW, maar zijn ouders waren half boer, half steenbakker. En wij hadden een lapje grond in Limburg, in Beverlo, waar we bijna elk weekend naartoe trokken. Ik had daar ook een vriend en dat was een boerenzoon en in de zomer hielpen wij mee op het land. Ik had daar een nogal romantisch idee over: de boerenstiel zag ik als de absolute vrijheid, en de verworteling met de grond.”
“Ik ben echt een stadsmens, maar tegelijk een buitenmens. Yin en yang, zeker? Toen wij nog in Mortsel woonden, hadden we een grote tuin, en als het mooi weer was, kwam ik alleen naar binnen om naar toilet te gaan en om te slapen. En nu snap je ook waarom ik droom van een grotere tuin. Maar ik klaag niet. Mijn vader zou zeggen: ‘Het is geen diepe hof, maar hij is wel hoog.’ (lacht)”
Heb je ook groene vingers?
Peter: “Steeds meer, maar ik vind een tuin toch vooral gemaakt om in te zitten, moet ik eerlijk toegeven. Maar dat komt goed uit, want van gemillimeterde gazons en geschoren hagen hou ik niet zo. Het mag een beetje wild zijn.”
Wat wilde jij als kind worden, Wannes?
Wannes: “Zeker niet politieagent. Ik had een beetje dezelfde romantische ideeën als hij. Ik wilde iets ambachtelijks doen, een oud beroep, dus ben ik houtbewerking gaan studeren om meubels te kunnen maken.
Peter: “Van die stukken die met veel geduld in elkaar worden gestoken op manieren die wellicht totaal niet efficiënt meer bevonden worden, maar die wel zes generaties lang meegaan. Hij heeft dat ook gedaan. Smeden ook.”
Wannes: “Maar nu woon ik zelf in de stad, en op een aambeeld slaan, dat maakt nogal veel lawaai. Ik teken en schilder nu vooral. Houtskool en borstel zijn toch iets stiller. Ik ben daar uit verveling mee begonnen ten tijde van corona.”
Peter: “En nu heeft hij al een vernissage gehad in een galerij, en in maart is de volgende. Ik heb een tekening van hem hangen in huis. Ik vind het echt heel knap. Hij heeft ook het geboortekaartje voor Marcel getekend. Ik heb zelf vroeger ook nog getekend, maar met matig succes. Het talent heeft hij zeker niet van mij geërfd. Wat ik wel herken, is zijn hang om baas te zijn van het hele proces. Om alles van a tot z zelf te doen.”
Wannes: “(knikt) Ik heb ook nog zelf bier gebrouwen. En het liefst had ik nog mijn eigen hop gekweekt ook. Toen ik smeedde, wou ik bij wijze van spreken zelf ijzererts uit de grond halen. Het hele proces beheersen. Vroeger ging het zo, maar dat is compleet uit onze samenleving verdwenen. Alles is specialisatie geworden, iedereen is bezig met een heel klein stukje van het proces. Daarom ben ik bij de politie ook van job veranderd. Ik heb drie jaar gewerkt bij het snelleresponsteam (arrestatie-eenheid, de vroegere Bottinekes, red.). Graag gedaan, veel geleerd, maar twee dingen gingen me frustreren. Een makkelijke job is het niet, maar je brengt wel veel uren door met wachten op actie. Het is altijd nul procent of honderd procent. En je bent ook maar een schakeltje in het proces. Wij sloegen mensen in de boeien, en dan gaven we ze weer af. Punt.”
“Met de slachtoffers hadden wij geen contact, van de zaak kenden we weinig, met de afloop hielden we ons niet bezig. Je werkt een beetje in het luchtledige. Nuttig werk, maar je krijgt geen feedback van de mensen die je geholpen of gered hebt, en dat is toch de reden waarom ik bij de politie ben gegaan. Vandaag ben ik campusagent en moet ik problemen in de studentenbuurt oplossen. Elke dag is gevuld, en alle dossiers beginnen en eindigen bij mij. Ik praat voortdurend met daders en slachtoffers, ben bij het hele proces betrokken. Dat geeft me meer voldoening.”
Dat tekentalent heeft Wannes niet van mij, zei je daarnet. Wij hebben de neiging om álle eigenschappen van onze kinderen toe te dichten aan één van de ouders, voorouders of verwanten. Alsof kinderen helemaal niks van zichzelf hebben.
Peter: “De bouwstenen worden geleverd door de ouders. Zij bieden het raamwerk, en dan heb ik het zowel over dna als over opvoeding. Wat die kinderen met die bouwstenen doen, hoe zij dat raamwerk invullen, dat bepalen ze inderdaad voor een groot deel zelf. Maar hoe ouder we worden, hoe vaker we zullen vaststellen dat we toch meer op onze ouders lijken dan we denken. De dag dat je als man in de spiegel kijkt en merkt dat je je vader aan het scheren bent, bijvoorbeeld.”
“Ik hield veel van mijn moeder, maar ik dacht dat ik echt wel een vaderskind was. Op het eerste gezicht hadden wij ook meer gemeen: hij was met politiek bezig en ik ook, om maar iets te zeggen. Maar toen mijn moeder op het eind van haar leven begon te dementeren, ben ik toch geschrokken. Mensen die dementeren zijn zichzelf niet meer, wordt vaak gezegd, maar ik heb dat anders ervaren. Ze veranderde, maar bleef ontegensprekelijk mijn moeder. Sommige van haar kenmerken werden gewoon uitvergroot, soms op het karikaturale af. En dat gebeurde ook met haar gevoel voor humor en taal. En plots zag ik het: die humor, die liefde voor taal, die heb ik van haar. Pas toen ben ik haar de credits beginnen geven die ze eigenlijk altijd al verdiende.”
Wannes: “Ik had een vraag die daar perfect op aansluit: welke gewoonte of waarden heb je van Moeke en Bompa meegekregen en al dan niet bewust overgedragen op mij?”
Peter: “Van mijn moeder wat ik net zei: de humor en het taalgevoel, dus, en haar liefde voor de familie. En van mijn vader... hij was de man die altijd de olifant in de kamer benoemde, het jongetje dat durfde te roepen dat de keizer geen kleren aan heeft. Hij was een onafhankelijke man en hoewel hij er echt uitzag als een ambtenaar toch onconventioneel. Aan onzin had hij een hekel, en hij benoemde die ook. Dat zijn mooie eigenschappen, en wij hebben die allebei geërfd, maar je moet daar ook mee opletten. Een beetje diplomatie kan geen kwaad, af en toe toch eens zwijgen kan goed zijn. Zowel voor jezelf als voor de anderen. Als Tante Juliane een lelijke hoed op heeft, dan moét je dat niet per se zeggen. Eens op de rem staan, kan geen kwaad.”
Hier spreekt een man met ervaring.
Peter: “Absoluut, maar nu ga je me vragen om concrete voorbeelden, en hoewel het er veel zijn geweest, heb ik het geluk dat ik me nu achter mijn slecht geheugen kan verschuilen. Je moet ook leren om andere meningen te aanvaarden en te respecteren. Als iedereen aan dezelfde kant van de boot gaat staan, dan kapseist die. Ik ben me terdege bewust van de waarde van zij die aan de andere kant van de boot staan.”
“Ook in de politiek. Iedereen maakt fouten, en onze tegenstanders wijzen ons daar op. Wie denkt dat hij dé waarheid in pacht heeft, dat hij niet meer gecorrigeerd kan worden, die komt in gevaarlijk vaarwater, want die duldt geen tegenspraak meer. Andersdenkenden worden dan vijanden van de waarheid, en dat is het begin van veel gruwel uit onze recente geschiedenis.”
“Jaren geleden zei Wannes eens tegen mij: ‘Papa, wij weten vandaag dat veel dingen die ze in de middeleeuwen geloofden, totaal niet klopten. Wij zijn nu dus slimmer dan de mensen van toen. Binnen honderd jaar gaan ze hetzelfde zeggen over ons.’ Die zin voor relativering uit dat jonge mondje vond ik erg knap.”
Fysiek lijken jullie hard op elkaar.
Peter: “Het is erg dat je dat moet vaststellen.”
Voor wie is dat erg?
Peter: “Laten we het gedeelde droefheid noemen. (lacht) Ze zeggen trouwens ook al dat Marcel op Wannes lijkt, maar hij is amper zes weken, ik zie dat niet.”
Ben jij het soort vader dat erop hoopte dat zijn kind op hem lijkt?
Peter: “Daar moet je heel erg mee opletten. Ik was leraar in een technische handelsschool, Wannes studeerde voor boekhouder, hij zat in het derde jaar, en op een dag kwam hij thuis en zei hij dat hij wilde veranderen. Hij wou houtbewerking doen. En dat was voor mij, en voor zijn moeder, toch even schrikken. We waren ook bang dat het een grilletje was, maar hij heeft ons kunnen overtuigen. Wannes voetbalde ook, maar dat deed hij niet graag en uiteindelijk is hij, met een omweg via rugby, in de vechtsport terechtgekomen. Stond ik daarvoor te springen? Ook niet echt, natuurlijk, maar dat deed hij wél graag.”
“Ik weet nog die eerste keer dat hij meedeed aan een wedstrijd kooivechten in Deurne. ‘Ga maar mee om een oogje in het zeil te houden’, zei zijn moeder, en daar stond ik, in een dampende zaal, bonkende muziek, en je kind letterlijk in een kooi, klaar om slaag te krijgen. Gelukkig lag hij er in de eerste ronde al uit en had hij niks gebroken. Met zijn werk voor het snelleresponsteam was het ook zo: dan houd je ook je hart vast. Maar hen tegenhouden heeft geen enkele zin. Ze moeten het zelf ontdekken.”
Jij doet véél, Wannes. Meubels maken, tekenen, smeden, politiewerk, vechtsport, bier brouwen...
Wannes: “En nu ben ik ook beginnen schaken. Dat was het ontbrekende stukje in de puzzel. Nu kan ik alle facetten van mezelf ontplooien. Maar ik wissel nogal van bezigheden. Ik geloof in ‘the law of diminishing returns’, de wet van de dalende opbrengst. Het eerste jaar dat je iets doet, is het meest efficiënte. Dan is de return het grootste. Het tweede jaar is dat al minder, tot je het gevoel krijgt: nu kan ik beter iets anders gaan doen.”
Je geeft wel een hele sjieke uitleg aan het begrip ‘ongedurig’, Wannes.
Wannes: “Zo probeer ik het ook aan mezelf te verkopen: ik zie dat als pragmatische en efficiënte beslissingen. (lacht) Jij hebt dat een pak minder. De dingen die jij doet, doe je al lang.”
Peter: “Ik ben een gewoontebeest, ja.”
Wannes: “Politiek, geschiedenis en brood bakken. Dat zijn jouw dingen, al járen. Ik bewonder dat, die focus.”
Ben je een goeie bakker?
Peter: “Ik maak zuurdesembrood, elk brood is anders, het is iedere keer een avontuur, maar naar het schijnt beheers ik het wel. De meeste getuigen zijn toch nog in leven. Maar dat brood bakken sluit heel erg aan bij veel dingen die jij doet: ook dat is een ambachtelijk proces dat ik van a tot z moet doorlopen.”
“Het mooie aan zijn tekeningen of mijn broden is dat je geen standaardproduct aflevert, het resultaat is nooit hetzelfde. Daarom ben ik met zuurdesem begonnen. Met gewone gist krijg je altijd hetzelfde brood, en ik heb een hekel aan uniformiteit. Nu, hoe wispelturig zuurdesem ook kan zijn, het mooie is wel dat je toch altijd met een brood eindigt. Als je in de politiek een brood wil bakken, komt er meestal een schapenbout uit de oven.”
Zijn jullie prutsers, in de goeie zin van het woord?
Peter: “Dat denk ik wel. Wij zijn niet de meest planmatige mensen.”
Wannes: “Het spontane is belangrijk. Ik zou maanden aan één tekening kunnen werken, maar dat interesseert mij niet, want dan blijf je maar schaven, en het resultaat zal uiteindelijk vaak grijs zijn. Mijn tekeningen zijn het product van een gevoel of een stemming en dát probeer ik op het moment zelf te vatten.”
Peter: “Wij zijn improvisatoren. Trial-and-error. Ik heb trouwens ook dat ongedurige. Als ik op citytrip een museum wil bezoeken en er staat een lange wachtrij, dan geef ik het al op. Wij zijn nogal impulsief, chaotisch ook. Wij improviseren veel. Soms draait het eens verkeerd uit, maar problemen oplossen wanneer ze zich voordoen is ook een talent. Het maakt je flexibel.”
Is een kind opvoeden ook trial-and-error?
Peter: “Dat is het zeker. Je hebt vandaag wel duizend apps die je kunnen vertellen hoe je het moet doen, maar daarin ben ik toch iets minder een gelovige dan Els. Ik ben niet zo van de handleidingen.”
Wat heb je geleerd van de errors in de opvoeding van Wannes?
Peter: “Om te beginnen hoop ik dat de relatie tussen Els en mij langer gaat duren. De mama van Wannes en ik zijn uit elkaar gegaan toen hij tien was, en hoe je het ook draait of keert: dat is niet goed. Op dat vlak zijn we mislukt, en dat zeg ik zonder verwijt. Tien jaar is ook een hele lastige leeftijd om zo’n scheiding te verwerken: je begrijpt al veel, maar tegelijk nog veel te weinig. Wannes heeft daarvan afgezien. Je hebt het natuurlijk niet in de hand, maar je kunt beter uit elkaar gaan als de kinderen een paar jaar jonger of ouder zijn.”
“Voor de rest weet ik niet of ik het anders zou aanpakken. Heb ik fouten gemaakt? Dat zal wel, maar die horen bij het leven. Wannes ligt niet in de goot met een spuit in zijn arm, ik denk dat zijn moeder en ik het al bij al niet verkeerd hebben gedaan.”
“Wat wél veranderd is: ik geniet meer van het vaderschap. Mensen zeggen al lachend soms dat Marcel geen vader heeft, maar een bompa, en ik sta effectief ook meer als een bompa tegenover kinderen. Als je jong bent, ben je toch veel meer met jezelf bezig. Dan loop je ‘s nachts met die schreeuwende baby op de armen en denk je: ‘Oh neen, en morgen moet ik gaan werken.’ Je vindt het vervelend. Nu koester ik die momenten. Dat ik ‘s anderendaags nog altijd op moet om te gaan werken, en dat ik moe zal zijn: het kan me niet meer schelen. Die kleine in mijn armen kunnen houden, is mij dat waard.”
Wannes: “Ik had een vraag die aansluit bij de vorige: ‘Welke fout heb jij gemaakt in het leven, die je mij zou willen besparen?’”
Peter: “Aha! ‘Wij gaan er eens voor zorgen dat de volgende generatie geen fouten maakt!’ Dat is dus de grootste illusie die er bestaat. Mensen gaan altijd fouten maken, en vaak dezelfde fouten opnieuw. Wat ik wil dat jij daarvan leert, is dat fouten maken onlosmakelijk aan het leven verbonden is. Leer ermee omgaan. Incasseer, geef je fout toe, probeer je trots te overwinnen, maar laat ook je kop niet hangen. Je moet de lat hoog leggen, maar ook niet té hoog.”
“Maar als ik dan toch één wijze raad moet geven, dan is het deze: besteed in een relatie voldoende tijd aan de ander. Dat is een fout die ik gemaakt heb toen ik met je moeder was. Ik was er te weinig voor haar. Dat probeer ik nu te vermijden.”
Heeft je vader jou iets geleerd dat hij zeker ook aan Marcel moet doorgeven?
Wannes: “Iets waar de jeugd niet meer zo goed mee om kan, iets wat ik zelf ook heb moeten leren: een ‘neen’ aanvaarden. Je kan niet altijd je goesting krijgen, niet alles kan op jouw maat gedaan worden, en dat zal later zeker niet gebeuren. In mijn job kom ik voortdurend in contact met mensen die nooit een ‘neen’ hebben leren aanvaarden. Gasten die in het openbaar staan te plassen en kwaad worden omdat ik daar als politieagent iets van zeg. Mensen die weigeren de gevolgen van hun daden onder ogen te zien. Mensen die nooit in de hoek hebben moeten staan, zijn zelden de aangenaamste.”
Peter: “Je moet leren dat je met anderen in de samenleving rekening moet houden, maar vandaag is alles ongelofelijk geïndividualiseerd. Het is een onschuldig voorbeeld, maar je kan vandaag gepersonaliseerde sprookjesboeken bestellen. Het kind waarvoor het boek is bedoeld, speelt er de hoofdrol in en staat ook met de naam op de cover. Dat is erg leuk, maar het zégt ook iets over deze tijd.”
Wannes: “Als jonge mensen vandaag ergens komen, verwachten ze dat die plek zich aanpast aan hen. Terwijl het omgekeerd moet zijn: jij moet zien hoe je jezelf in die plaats kan passen.”
Peter: “Soms ben ik bij mensen, komt hun kind de kamer binnen, zegt het iets, en dan zetten die mensen het gesprek meteen stop om te luisteren. Als Wannes dat deed, of straks Marcel, zal ik zeggen: ‘Zwijg nu even, wij zijn aan het babbelen.’ Vinden die kinderen dat tof? Natuurlijk niet, maar het is niet je taak als opvoeder om jezelf voortdurend geliefd te maken. Als leraar wilde ik nooit de vriend van mijn leerlingen worden. Hebben ze mij soms vervloekt? Zeker. Maar ik kom hier in de wijk voortdurend oud-leerlingen tegen, en de meesten hebben goede herinneringen aan mij.”
Zag jij je pa als een vriend?
Wannes: “Als kind niet, maar nu wel. Wij zijn zelfs al een paar keer op citytrip geweest met ons tweetjes. Wij zijn graag bij elkaar.”
“Goeie maten, die zeggen altijd dat je goed bezig bent. Maar goeie vrienden, die zeggen het ook wanneer je niet goed bezig bent. In die zin moét je als vader een goeie vriend voor je kind proberen zijn.”
Peter, jij hebt in een interview ooit gezegd dat je als tiener en adolescent lang gezocht hebt naar een generatieconflict met je vader, maar dat het vergeefse moeite was. Jullie kwamen fundamenteel overeen.
Wannes: “Ik heb er zelfs nooit naar gezocht. Ik ben niet dat soort rebel. Het botste soms met mijn vader, maar ik zag hem toch altijd als een soort gids. En we waren en zijn het over de meeste belangrijke dingen meestal helemaal eens.”
Heb je soms het gevoel dat je, ondanks een leeftijdsverschil van dertig jaar, dichter bij de generatie van je vader aanleunt dan bij die van mensen die tien jaar jonger zijn?
Wannes: “Eigenlijk wel. Wij zijn allebei nog opgegroeid zonder gsm en dat mérk je gewoon. Jonge mensen vandaag, daar kan je geen normaal gesprek meer mee voeren op café. Ik overdrijf niet. Als je drie zinnen hebt gezegd, is hun aandacht alweer weg, zitten ze alweer op hun schermpje te kijken. ‘Interesseert me niet’, zie je hen denken. Ik klink nu als een oude zak, maar het is echt zo. De wereld is ongelofelijk snel veranderd.”
Peter: “En toch denk ik, dat het dertig jaar geleden, toen jij geboren werd, makkelijker was om te voorspellen hoe de toekomst eruit zou zien, dan nu. In wat voor een wereld Marcel volwassen zal zijn, ik weet het écht niet. Ik heb het gevoel dat AI alles gaat veranderen. Alleen weet ik niet hoe.”
Je maakt het wellicht ook niet mee. Als Marcel dertig is, ben jij er misschien niet meer, Peter.
Peter: “Dat weet ik, dat is een keuze die ik heb gemaakt, het is op zich geen prettig vooruitzicht, maar ik kan daarmee leven. Het heeft ook een goeie kant, want het zorgt ervoor dat ik de tijd die me met hem gegund is zo intens mogelijk beleef. Ik ben nogal stoïcijns op dat vlak. Ik maak me alleen zorgen over zaken waar ik greep op heb. De zaken waar je geen greep op hebt, die moet je gewoon leren aanvaarden.”
Hoe reageerde jij op het nieuws dat je een klein broertje zou krijgen?
Wannes: “De eerste seconde geloofde ik het niet. Ik had nooit gedacht dat ze er nog aan zouden beginnen, en ik was niet de enige. Maar toen ik door had dat hij het meende, was ik blij.”
Was je ook blij toen hij je een paar jaar geleden vertelde dat hij een vriendin had die 28 jaar jonger was dan hij?
Peter: “Weet je wat hij antwoordde toen ik het hem vertelde? ‘Ja, oké.’ Heel droog. Hij had er geen enkel probleem mee.”
Wannes: “Het was wel grappig. De rollen waren precies omgekeerd. Het was alsof hij mij toestemming kwam vragen. En hij moest zich kwetsbaar opstellen, iets waar hij niet zo heel goed in is. (lacht) Maar ik was supercontent. Hij had een niet zo gelukkige periode achter de rug en ik zag hem weer opleven. En alles wat het leven mooier maakt, alles wat voor vreugde zorgt, daar ben ik voor. Ik kom ook heel goed met Els overeen. Soms, als we met zijn drieën gaan eten, denken ze dat Els en ik een koppel zijn, maar dat vind ik gewoon grappig.”
Els is als burgemeester van Antwerpen ook jouw baas. Is dat niet vervelender?
Wannes: “Het is een rare situatie, dat is waar. Ik heb een rechtstreekse lijn met haar, terwijl een andere agent langs twintig stationnetjes moet eer die bij de burgemeester geraakt, en dan is het meestal nog voor een tuchtprocedure. (lacht) Nu, wij hebben voor het werk nooit contact, dat scheelt. Maar mocht ik ooit promotie maken, of zij neemt een maatregel waar ik al lang voor pleit, dan wordt er geroddeld, hé.”
“Ik had nog één vraag: ‘Welke droom of welk project wil jij nog waarmaken? En kan ik je daarbij eventueel helpen?’”
Peter: “Mijn carrière zit er binnen een paar jaar op, ik heb maar één groot project, en dat is Marcel. En daar kan je inderdaad bij helpen. Je mag babysitten. (lacht) En een droom? Een grotere tuin. Maar eigenlijk hoeft zelfs dat niet zo nodig. Ik ben tevreden.”
HLN, 26 juli 2025
- Login om te reageren