Zondagsmijmering: Over vasten

Zondagsmijmering: Over vasten

In gebieden waar die traditie heerst - en heersen is voorzeker de gepaste term al wekt ze in andere streken meewarigheid dan wel totaal onbegrip op - blijft carnaval een meer dan levend volksvermaak, blijkens de feiten bestand tegen de eroderende kracht van het uitvlakkend globalisme.

Carnaval heette in mijn Kempische biotoop, waar het met mate werd gevierd, heel even een maskertje opzetten was meer dan zot genoeg want hinderde het verbruik van pinten, vastenavond daarmee verwijzend naar de chronologische omstandigheid dat na die avond van vette dinsdag de vastenperiode aanvang neemt.

Nu zijn er nog aardig wat vierders op vastenavond maar het aantal mensen dat vervolgens vast, kwijnt.

Een collega die de aanvang van de veertigdagentijd vermeldde op de sociale media mocht in de reacties kennis maken, voor zo ver nodig, met het Vlaanderen van vandaag. Samenvattend kwam het er zowat op neer: ‘Ik doe niet mee want ben ongelovig en het leven is al zo kort om jezelf ook nog eens tekort te gaan doen.’ Daarop volgden steevast klachtenlitanieën over de ellendige materiële toestand waarin de aangesprokene zich bevindt, hetgeen op zich al dwingt tot voortdurend vasten. De betreffende fb-accounts puilen verder uit van vakantiekiekjes op exotische bestemmingen.

Wat dat geloof betreft, want daarop kom ik terug, blijven vele Vlamingen even grondig overtuigd als hun grootouders, toen stellig gelovig, nu even onwankelbaar ongelovig.

Die gave van de zekerheid ontbeer ik ten enenmale. Te rationeel om het gebrek aan godsbewijs te negeren; te weinig overtuigd van de alomvattendheid mijner redeneervermogen, en dat van mijn medemensen, om er zeker van te zijn dat daarmee de kous af is.

In deze aangelegenheid heb ik dus weinig meer te bieden dan twijfel; alleszins genoeg twijfel om bij anderen elke vorm van beslistheid in deze te wantrouwen.

Maar, en nu komt het, vasten heeft minder met godsgeloof te maken dan algemeen aangenomen wordt. Wie dat wil aannemen mag bij het mijden van vlees of andere als onnodige luxe te beschouwen producten de overtuiging toegedaan zijn daarmee de poorten des hemels een weinig te openen, een noodzakelijke gedachte om de zin van het vasten in te zien, vormt die aanname niet.

Onlangs pende een journalist het volgende neer als komende uit mijn mond. “Nietzsche zei 'God is dood', maar in werkelijkheid hebben we gewoon miljoenen kleine goden gecreëerd. Iedereen denkt de absolute waarheid in pacht te hebben. Dit gebrek aan bescheidenheid is een probleem.”

Vasten, al was het maar even vrijwillig iets wat kan toch niet doen, een weinig en tijdelijk matigen, hoeft het hoofd niet naar hemelse hoogten te voeren, als het de voetjes maar weer even de grond doet raken.
 

Facebook, 9 maart 2025