Zondagsmijmering: Over goud
Jawel, het zijn de voorbije Olympische Spelen die de aandacht dezer rubriek vandaag opeisen. Hoewel van nature zeer sportminnend en bevattelijk voor de aantrekkingskracht van flikkerende televisieschermen, heb ik niet één bewegend beeld van deze vierjaarlijkse samenscholing rechtstreeks aanschouwd. Zoek hierachter dus geen zaak van beginselen, het kwam er gewoon niet van aangezien aangenamer bezigheden - als, om dat bij wijze van voorbeeld te noemen, dobberen op een Beiers meer - me weg hielden van het scherm.
Uiteraard volgde ik de gebeurtenissen via het woord, bijhorende foto’s en af-en-toe een korte filmische samenvatting. Het ontsnapte dus niet aan mijn aandacht dat er wat controverses ontstonden, over 18 gram Eiffeltoren in de medailles bijvoorbeeld wel maar, en dat hoort toch hogelijk te verbazen, net niet deze die in onze tijden zouden mogen verwacht worden.
De staalharde competitiegeest; de strenge, repressieve toepassing van strikte regels - steeds meer met gebruikmaking van niet te misleiden en elke vorm van privacy miskennende elektronica - waarbij grootmenselijk over het hart strijken absoluut uit den boze wordt geacht; de bejubeling van de succesrijken, van de het podium bezettende elite; het totale taboe om iemand na falen een tweede kans te gunnen; de onbarmhartige selectieprocedures; het applaus voor wie de zwakkeren zonder mededogen achterlaat: pas het toe op een ander gebied van maatschappelijk verkeer, bijvoorbeeld het onderwijs, en de progressieve goegemeente zou geen termen vinden om de afkeer met passende afschuw te verwoorden en de onmiddellijke stopzetting van de barbaarse praktijken per direct te eisen middels massale optochten, parlementaire spoeddebatten en bezettingen van universiteitsgebouwen.
Dan zwijgen we nog over het vermaledijde nationalisme dat tijdens dergelijke manifestaties ongeremd hoogtij viert. Toen de Vlaamse minister-president Vlaamse medaillewinnaars gelukwenste, lokte dat op sociale media weliswaar felle reacties uit, evenwel niet omdat hij nationalistisch uit de hoek kwam, wel omdat hij niet de Belgisch-nationalistische trom roffelde.
‘Wij hebben als Belgen toch goed gepresteerd’ las ik op X. Het portret bij het account dat zich zo trots op de borst klopte, wekte niet de indruk te behoren bij iemand gegoten uit Olympisch goud, zelfs niet verdund met Eiffelsmeedijzer. Toch acht hij, laten we hem Willy noemen, het woord ‘wij’ als omvattende Remco, Nafi, Bashir, Noor, Gabriella, Sarah, Fabio, Lotte, Wout en hemzelf, de Willy. Wij, de toppresteerders als het ware.
Maar dan negeren we de Nederlandse oogst toch? Manden vol, weliswaar verwaterd edel metaal sjouwden onze noorderburen richting Schiphol, weer nieuwe oranjegekte opwekkend. Nationaal prestige blijft springlevend.
Dat speelden de nazi’s in 1936 al gretig uit, de latere DDR liet zich voorstaan op de successen van zwemsters - wier zware basstemmen in de kleedkamers toen wenkbrauwen deden fronsen -, de Bulgaren op hun ontilbaar geachte gewichten heffende kolossen, de Roemenen op hun als uit flexibel rubber samengestelde turnsters. Jamaica, dat is reggae en te voet razendsnel korte afstanden afleggen. In Ethiopië en Kenia starten ze langzamer maar houden ze het langer vol. Nederlanders worden geboren met een hockeystick in de knuistjes, wij - jawel, wij - met pedalen onder de kussenvoetjes.
Nationale kenmerken handhaven zich taai in de sportwereld, net als nationale hymnes en zwaaiende vlaggen. Verenigd onder ‘s lands banier, trots op iemand louter omdat die de anderen achter liet én landgenoot is.
Het is niet omdat ik niet gekeken heb dat ik het niet opmerk hé.
Geniet van uw zondag
Facebook, 18 augustus 2024
- Login om te reageren