Zondagsmijmering over deskundigheid

Zondagsmijmering over deskundigheid

Waarin bent u deskundig? Mochten de lezers dezer in beperkte kring zeer gesmaakte maar wellicht niet op het allerbreedste doelpubliek mikkende zondagsvriend doorsnee sociale media-gebruikers genoemd kunnen worden, volgden hieronder wellicht uitgebreide reeksen domeinen des levens waarin ze bovengemiddelde expertise de hunne zouden noemen.

U kent het fenomeen. Epidemieën, geo-politieke uitdagingen, klimaatwijziging, fiscale hervorming, legaliseren van softdrugs, publieke financiën, islam, impact artificiële intelligentie, energieopwekking, genderthematiek, stikstof - mijn greep is willekeurig en zeer onvolledig - zijn evenveel terreinen in de wetenschap, politiek, economie, religie of gezondheid waar menigeen zich graag voordoet als ware hij of zij een te water gelaten vis. Ik bedoel niet op één dezer terreinen maar op alle.

Let op: verre van mij om het recht op een mening te willen beknotten, laat staan beperken tot het wereldje der erkende experten. De betrokkenheid der alomkundigen bij zich aandienende maatschappelijke uitdagingen siert hen zeer en af en toe een wat ongepolijste en onvoldoende onderbouwing lanceren, valt zeker te verkiezen boven een houding van volkomen onverschilligheid.

Daar aan toegevoegd, ter vermijding van een nieuw misverstand, erken ik de deskundigheid der experten ook zeer gaarne. Die studies zullen toch wel ergens toe gediend hebben.
Het euvel dat ik bij deze graag te berde had gebracht, betreft niet zozeer het overtollig lanceren van geveinsde deskundigheid als wel het gebrek aan bescheidenheid die hand-in-hand gaat met een teveel aan vooringenomenheid.

Puntje bij paaltje, zo leert de ervaring, weten we tenslotte vooral veel niet en komt goed leven neer op voorzichtig rondtasten in het duister en pogen om te vermijden de fouten door driestheid begaan niet te herhalen.
Zo zijn experten deskundig op hun domein, uiteraard, en dienen daarin gerespecteerd, evenwel mits de erkenning van die zijde slechts deskundig te zijn binnen een beperkt terrein dat het zicht op de bredere consequenties wel eens wil benevelen.

Zo blijft de verhouding kennis/ervaring kwestieus want gemengd. De voorbije weken vergastte ik mezelf op de vrijheid wat te duiken in de boeiende wereld van 1848, althans voor zoverre die zich kenbaar maakt middels boeken daarover. Een autoriteit zal u in mij niet herkennen maar een minimale deskundigheid hoop ik wel verworven te hebben, steunend op de schouders van echte vaklui.

Mocht ik vanmiddag, op de zondagswandeling, van achter een boom een vreemd uitgedoste snuiter zien opduiken die me zou verrassen met de opzienbarende mededeling uit het midden der 19e eeuw naar dat plekje achter die struise eik, toen amper meer dan een frêle twijg, gekatapulteerd te zijn, zou het me passen zijn getuigenis met grote aandacht te aanhoren en er mijn beeld van die periode naar aan te passen en ware het mijnerzijds aanmatigend te menen hem op concrete ervaringen te moeten corrigeren.

Anderzijds, kwame hij bijvoorbeeld uit de Antwerpse Kempen naar nu geflitst, dan zou ik hem zeker aardig wat nieuws kunnen meedelen over de gebeurtenissen in Palermo waarvan hij, nochtans tijdgenoot, amper kennis zou hebben.
Ook over waarin de mooie gedachten later zouden uitmonden, zou ik uiteraard over een valse maar onbetwistbare voorsprong beschikken. We zouden elkaar, mits bescheiden en onvooringenomen, dus aardig wat diensten kunnen verlenen in het verwerven van meer inzicht.

Bescheiden en onvooringenomen. Daar knelt het schoentje, zoals deze dagen nog eens bleek toen ik mij verwaardigde enige toevoegingen aan te brengen in het debat aangaande het taalgebruik op Vlaamse speelplaatsen. Het is mijn overtuiging dat de communicatie aldaar best in het Nederlands gebeurt. Zo’n slordige drie decennia ervaring op de werkvloer - die ook de vorm van een speelplaats kon aannemen - geeft me daarin enig recht tot het plegen ener bijdrage, me dunkt.

Zo merkte ik op dat het gebruik van talen die de leerkracht niet beheerst, het toezicht op wat gezegd of geroepen wordt in hoge mate bemoeilijkt. Met het oog op bestrijding van pestgedrag en het bewaren van de passende sfeer tijdens de pauze, zou het tolereren daarvan dus een achteruitgang betekenen.
Bovendien, zo waagde ik daar aan toe te voegen, dreigt dan een versterkte opdeling langs taallijnen. Ik liet daarbij zowaar, ter scherpstelling van het debat, de term ‘milde apartheid’ vallen.

Nu zou men mogen verwachten dat langs progressieve zijde luid applaus opklinkt bij het vernemen van maatregelen die de beteugeling van pestgedrag ten goede komen én de ethnische opsplitsing van de speelplaats tegengaan.

Niets bleek evenwel minder waar. Daarmee zou pesten de wereld niet uit zijn (klopt), horen leerkrachten niet als gestapo-agenten op speelplaatsen rond te lopen (klopt), moet er meer ingezet worden op Nederlands in de klas (klopt), hanteren veel leraars zelf een betwistbare versie van het Nederlands (klopt), moet je pas aangekomen kinderen uit andere taalgebieden de tijd gunnen om Nederlands te leren (klopt), …

Er klopte zo veel van de beweerde tegenargumenten maar het betrof meestdeels - ik laat de blijkbaar onvermijdelijke brutaliteiten buiten beschouwing - nuances of aanvullingen, zelden tegenargumenten.

De echte rode draad? De club waartoe de betrokken initiatiefnemer behoort, stimuleerde de echte prikkel om tot elke prijs dwars te liggen.

Het leidt soms ook tot deugddoende reacties, zoals u zal begrijpen bij het lezen van de bijgevoegde foto die me zeer met trots vervulde aangezien genoemde Frank, in tegenstelling tot genoemde Ann, ervaringsdeskundige is. Ook zijn fijne wijze van riposteren, verdient aanbeveling.

“Zeg me wie de boodschapper is en dan bepaal ik mijn standpunt.” Moge de moedige collega’s die het jaar weer aanvatten als leerkracht zich tot doel stellen dit kromdenken te bevechten, dan maken ze onze wereld een stukje beter.

Facebook, 3 september 2023

Labels