Zondagsmijmering over… De ingewanden van La Superba
De figuur, dat is andere koek. Eerst - we laten zijn kinderjaren buiten beschouwing - was hij een beloftevol schrijver die toch vooral leek op een saaie IT’er (mijn excuses aan de niet-saaie IT’ers, en die zijn er ook, en ik had boekhouder kunnen schrijven maar daarvan zitten er in de familie, zodoende, of schoolmeester, maar dat ben ik zelf en bovendien, daar leek Pfeijffer al helemaal niet op; ook niet op een boekhouder trouwens), op een saaie IT’er dus die eerder in je gedachten opkomt als de virusscanner heeft gefaald dan wanneer je op zoek bent naar een goed boek.
Intussen verveld tot een flamboyante verschijning, uitgedost alsof hij het niet pikt dat iemand in de brede kring rondom hem niet zou opmerken wanneer hij verschijnt. Zou het opdoen van een Italiaans lief er voor iets tussen zitten? Ach, een scheut excentrisme kan nooit kwaad.
Enfin, meeslepend schrijven kan die man zoals weinigen in ons taalgebied.
Voorbije week ontpopte literatuurervaring Genua zich voor ons tot echt beleefde stad, voor zo ver je een stad op enkele dagen kan beleven natuurlijk.
Italiaanse steden zijn haast allemaal mooi, sommige prachtig, enkele adembenemend. Renaissance en barok alom, alsof er eertijds in die steden een soort renaissance- of barok-Ikea’s bestonden waar je voor een relatieve habbekrats een kerk of villa kon opsmukken. Ze lijken eigenlijk allemaal een beetje op elkaar. Haal de toren weg uit Pisa en breek de omwalling rond Lucca af en blind in één van beiden gedropt, weten alleen echte maniakken in welk van beide hij is neergezet.
Genua is anders. Niet dat renaissance of barok er afwezig zouden zijn. De palazzi dei rolli en Le Strada Nuova staan niet voor niets op de werelderfgoedlijst van Unesco.
Dat het middellandse zeewater tegen de stad klotst, is ook niet zo uitzonderlijk voor een Italiaanse stad, al herbergt Genua wel de grootste haven van het land en blijft de stadszoon Christoffel Colombus wellicht het unieke symbool van de ontdekkende zeevaarder.
Neen, het zijn de ingewanden van Genua die de stad bijzonder maken. Ook door andere Italiaanse steden kronkelen nauwe steegjes maar wie zich in deze binnenstad waagt, in de wirwar van straatjes, amper gangetjes waar twee voetgangers elkaar soms niet eens kunnen kruisen, moet er rekening mee houden de buitenwereld nooit meer te kunnen aanschouwen. Autovrij moesten ze dit stenen darmenstelsel nooit maken. De vuilniswagens bouwden ze hier in zakformaat en zelfs dan blijft zowat driekwart van het stadskern ook voor hen onbereikbaar. Zelfs fietsen nemen te veel plaats in.
Hoertjes, bijna allemaal zwart, staan klaar maar dringen zich niet op. Ze laten zich vinden. Een klant informeert naar de prijs. De aangesproken dame vraagt hem wat hij haar waard vindt. Vaste tarieven zijn hier niet aan de orde. ‘Er moet zaad in het bakje komen’, is hier maar al te waar. Ouders duwen met moeite de kinderwagen langs het onderhandelende gelegenheidskoppel. Toerisme, prostitutie, lekker eten, het mengt hier allemaal ongegeneerd.
Als in die straatjes een poort opendraait, kan het zijn dat je in een armoedige, rommelige huiskamer kijkt, een rozig aangekleed bordeel of, net zo goed, een prachtige binnentuin van een achter de uitgeleefde gevel verstopte palazzo, zo’n achtergeschoven neefje van de pronkerige villa’s op de Via Garribaldi.
En uiteraard zijn er de piazze, uitsparingen in de kronkelgangetjes met de omvang van een stadstuintje, waar één van de talloze kerkjes de schoonheid van de façade amper prijsgeeft omdat er geen ruimte is die op voldoende afstand te bewonderen.
De gevel van de Chiesa del Gesù e dei Santi Ambrogio e Andrea aan de piazza Giacomo Matteotti - kerk en communist aan elkaar geklonken als Don Camillo en Peppone - oogt nog relatief bescheiden maar binnen… enfin, om een idee te geven, er hangen bijvoorbeeld twee Rubensen. (In de paleizen op de Via Garribaldi struikel je - ik overdrijf een weinig - over Rubens, Van Dijck, Caravaggio en soortgenoten.)
Die talloze kerken op die onvindbare piazze verschuilen zich echter. Mocht een stadsgids ze vermelden, dan blijven ze toch onvindbaar. Zelfs googlemaps laat je in de steek tussen die haast tegen elkaar klevende gevels aan weerszijden. Maar zelfs die verstopte gebedshuizen ogen als parels, stuk voor stuk museumwaardig.
Is de piazza iets ruimer, dan houden parasols het terras van het caffè of trattoria dragelijk. In de nauwste straatjes komt geen zon, hier breekt ze door.
Een jongeman met volle zwarte baard en lang haar samengebonden in een knots en een meisje waarvan het textielzuinige topje minder verhult dan haar veelvuldige tatoeages zorgen voor de bediening. Zij brengt de espresso naar een wat sjofel ogende man die hier elke ochtend Il secolo XIX leest om mee te zijn met het Ligurische nieuws. Is het een gepensioneerde visser of een dichter?
Het rugzakkoppel bestelt een ontbijt, iets wat in Italië dikwijls neerkomt op cappuccino met een croissant of wafel. In Genua wordt de zoetigheid graag ingewisseld voor een lap focaccia.
De oudere maar tot volwaardig vertoon buitenshuis opgetuigde dame waagt zich aan een eerste prosecco. Haar kleine hondje slurpt van het water dat het tattoo-meisje bukkend neerzet. Ze aait hem over het hoofd en knipoogt naar de Il secolo XIX-lezer die van zijn krant opkeek om de blik te richten op de combinatie hondje/meisje, zich even verbeeldend het hondje te zijn.
In de vooravond komen de spritzen op tafel - apero, campari, limoncello zowaar - met toebehoren. Uiteraard begeleid door chips, focaccia en prosciutto. De uitbater, grijzend aan de slapen, de bruine benen ietwat verstopt achter een lange voorschoot, komt achter zijn toog vandaan om de aarzelende hipster een handje toe te steken bij de reorganisatie van het terras, nodig om een groep toeristen plaats te bieden.
In de late avond, een trofie al pesto, orato ripiena di melanzana en fles vermentino later, kronkelen we nog naar de piazza delle Erbe. Pokkedruk daar maar dat ene vergeten tafeltje helpt ons opgeslorpt te worden in de zwoele ambiance.
Daar boven, het moet op een vijfde verdieping zijn, gaat een lichtje uit. Schroeft de schrijver daar nu het dopje op zijn vulpen?
Zonder hulp van wat dan ook vinden we ons hotelletje terug ergens diep in de ingewanden. Trots dat ons dat is gelukt, wanen we ons een beetje Genovesi.
Illusies koesteren en wat zich aandient door de roze bril monsteren. Noem de vakantie ontspannen wanneer dat lukt.
Fijne zondag gewenst, waar dan ook beleefd.
Deze zondagse mijmering verscheen op Facebook op 21 augustus 2022.
- Login om te reageren