Zondagsmijmering: Over daar beneden

Zondagsmijmering: Over daar beneden

Aardappelen vormen sedert ze ons continent bereikten, we schrijven de jaartallen dan met 15 vooraan, een basisbestanddeel onzer dagelijks spijsverbruik waarmede ik spreek voor velen, weze de groep dan slinkend, lekkernijen als daar zijn frietjes of chips én een bron van volkswijsheden.

Wanneer wordt gemeld nog niet aan de nieuwe patatjes te zijn, betreft dat wellicht geen mededeling omtrent de aanvoer van de eerste lichting geoogste aardappelen - en die tijd breekt weldra aan - maar wel dat nog even geduld dient geoefend voor een aangelegenheid die met die knollen als zodanig niet het minste uitstaans heeft.

Mannen die aankondigen de patatjes te gaan afgieten, staan haast zeker niet aan het fornuis. Als ze vervolgens op de bril plassen, dan zijn ze bij vrouwlief gaar, die patatjes. Meureg, dus.

Wie zegt in de patatten te liggen, dient men niet te gaan zoeken in de pieperbak. Betrokkene staan alternatieven uit dezelfde culinaire hoek ter beschikking om de onfortuinlijke toestand waarin die zich bevindt uitdrukking te geven. Hij zit namelijk ook in de puree. Waarom men in de patatten ligt en in de puree zit, moge een kwestie heten die hier in het ongewisse zal blijven.

Voorbije week lag ik in de patatten. Wat een voorbijgaand mankementje bleek te betreffen dat me noopt tot een korte wijle onledigheid ter herstel - vandaar mijn afwezigheid vandaag op onze verkiezingsmeeting - bracht me in het gloednieuwe Cadix-ziekenhuis. Wanneer de reden van verblijf niet al te erg blijkt, durf ik een kort oponthoud aldaar haast aanbevelen, al was het maar voor het wijdse uitzicht op de haven - tenware u aan een andere zijde van het immense gebouw gekazerneerd wordt, dan beloond met een even boeiende kijk maar dan op de binnenstad.

Hoewel zelf een snel ontslag in het verschiet hebbend en bovendien zonder in de planning het opzet dra weer te keren, vergde het in dat decor niet zo’n mentale inspanning om in te leven in de wijze waarop vanuit de kamer ernaast of vanuit hetzelfde eigenste bed enkele dagen eerder of later - nu dus bijvoorbeeld - die wriemelende wereld binnenkomt bij wie steviger aan het ziekenbed gebonden ligt.

Links beneden, naast het Kempisch dok, benutten een stel onbekommerde rekels al voetballend het daartoe toegeruste terreintje, zich ongeremd uitlevend zoals jongelui dat al doen sedert er jongelui bestaan.

Ergens boven, van achter een vensterglas, werden ze dus gadegeslagen vanop ziekenbedden. Bij de aanblik van de onbekommerde inzet van die jonge, gezonde, sterke lijven met als enige oogmerk de bal in het doel der tegenstander te trappen, herinneren die nu bedlegerige toeschouwers dat ze zelf ooit zorgeloos tegen het leer trapten en mijmeren ze dat de term ‘uitleven’ nu een heel andere betekenis gekregen heeft.

Ik raadde het dus zoeven aan maar neen, mensen zouden verplicht moeten worden af en toe even in een ziekenhuis te worden gekluisterd. Niet zo zeer om te leren hoe het daarboven gesteld is, wel om wat zich daarbeneden afspeelt passender op prijs te stellen.

Die jongens daar beneden zullen ook ooit in die gang boven liggen maar ze keken eergisteren niet van beneden buiten naar boven binnen. Er wordt bij ziekenhuizen doorgaans alleen naar buiten gekeken.

Gelukkig maar. Stel je voor dat ze daar beneden met de bal onder de arm zielig naar boven zouden staan turen. Hun jeugd beneden zou voorbij gaan, die daar boven zou er niet door weerkeren.

Het leven beneden ging dus zijn dagelijkse gangetje, op het veldje, op de vaartuigen in de dokken, op de drukke Antwerpse ring. Uit één koeltoren van Doel walmde nog stoom. Gelukkig maar.

Fijne zondag

(Foto: de sjotterkes van boven naar beneden gezien, de richting waarin gekeken wordt bij ziekenhuizen.)

Facebook, 28 april 2024