Zondagse Sinterklaasmijmering

Zondagse Sinterklaasmijmering

Een mens zou haast vergeten dat Sinterklaas hoort te komen op 6 december. De ketters uit Aalst en omgeving die zweren bij Sint-Maarten kregen met corona een stevige bondgenoot in hun strijd tegen dé goedheilige kindervriend. De stoomboot uit Spanje mag niet meer aanmeren, Europa werd omgetoverd tot een voor de Sint oninneembaar fort.

Voor menigeen voelt de schrapping van een Klaasfeest aan als een klets met een natte dweil na een wandeling zonder regenscherm op een druilerige herfstdag. De strijd om Zwarte Veegpiet (ik verwerk het compromis maar meteen in mijn woordgebruik) is nog niet eens gestreden of de gemijterde wordt zelf van het paard getrokken, tot rancuneuze tevredenheid van hen die de mening zijn toegedaan dat hij er elk jaar over wordt getild.

Machteloos de feiten ondergaand moeten we ons nu tevreden stellen met herinneringen uit de goede oude tijd, toen de Sint zich zelfs niet door de schuinste daken liet afschrikken, laat staan door balsturige virologen. Gelukkig koester ik wat de Sint betreft wel wat pakkende herinneringen. Het mogen zelfs levenslessen genoemd worden, wijsheden die ik anders pas vele jaren later zou opgepikt hebben. Concepten als ‘voortschrijdend inzicht’ of ‘empirische methode’ kleven voor mij haarnauw vast aan de Sinterklaas-figuur.

In het tweede studiejaar organiseerde meester Vets een debat over de bestaansvraag die de Sint-figuur altijd heeft omgeven. Dat moet, voor alle duidelijkheid en ter informering van degenen die mij te jong inschatten, in 1970 geweest zijn: een Sint-debat in de klas. Wie zei ook alweer dat katholieke scholen in die tijd bastions van achterlijkheid waren? Het tegendeel is waar. ‘Du choc des idées jaillit la lumière’ had de zeventiende eeuwer Nicolas Boileau-Despréaux meester Vets ingefluisterd en dus mochten wij een denkbeeldig advocaten- dan wel aanklagerstenue over onze debardeurrekes trekken teneinde het licht te doen opflakkeren uit het tegen elkaar kletsen van ideeën.

Het debat verliep hevig en gepassioneerd, eindigend op een verdict waarvan Boileau wellicht ongaarne kennisgenomen zou hebben, zijn bewering slechts ondersteunend voor zo ver het de uitzondering zou betreffen die de geldigheid van de regel bevestigt. Na lange debatten kwam dit tribunaal van 7- en 8-jarigen namelijk tot het enige door de hen bekende feiten onmiskenbaar gestaafde besluit: Sinterklaas bestaat en wie anders beweert, staat aan de verkeerde kant van de geschiedenis.

Luttele tijd later begon een woekerend dubio mijn vaste geloof evenwel te benevelen. De duivel bezoek de zwakke mens door het aanvuren van twijfel. De bewering dat die Pieten zich toegang tot de woning verschaften door gebruik te maken van een schouwpijp die in de winter uitkomt op een hete kachel, kon bezwaarlijk robuust genoemd worden wegens niet verenigbaar met fysiek vast te stellen omstandigheden. In de zomer had het wellicht gekund maar dan ligt die bende Sinthelpers aan een Spaanse costa een oordeel te vellen over de ontwikkeling die de brave meisjes van een decennium eerder sedertdien hebben doorgemaakt en laten onze afgekoelde schouwen hen koud. Via het gaatje dat ontstond door de speld die de duivel in dat basisgegeven dreef, vond het geloofsbedreigend virus dat scepticisme heet toegang tot mijn al langer wankelend gemoed.

Actie diende ondernomen om een einde te stellen aan die als maar bijtendere onzekerheid betreffende één van de meest essentiële kwesties die mijn jonge leventje raakte. Ik kende Isaac Newton nog niet maar ontpopte mij toch al spontaan tot een gedreven empiricus. Het was ten onzent gebruik dat er reeds in de week vóór 6 december af en toe een schoentje naast de kachel mocht worden gezet, wat ‘s ochtends steevast beloond bleek door een zoeterig kleinood. De Sint, zo ging het verhaal, liet zijn Pieten zich in die week middels wat vingeroefeningen klaarstomen voor het grote werk op de Grote Dag. Ik leende me graag want niet belangeloos voor die opwarmingsmaneuvres.

Die dag - ergens begin december dus - broedde ik op een even gedurfd als snood en best wel uitgekiend te noemen plan. Ik toog ‘s avonds ter bedde zonder bij mijn ouders de optie van het zetten ener schoentje op te werpen. Tussen kachel en kolenkit bleef het die avond leeg. Toen ik me er van kon vergewissen, na uren onrustig gewoel, dat mijn ouders het ledikant hadden opgezocht, betrad ik de daardoor als veilig te beschouwen kust, sloop naar de nog smeulende en zodoende voor mijn plannetje net voldoende licht afgevende stoof en schoof mijn sloefje op de plaats die in die periode daartoe voorzien werd waarna ik weer wegsloop om het verdere verloop in mijn kamertje af te wachten.

Na een onrustige, door vreselijke nachtmerries ontsierde nacht, sloop ik vóór dag en dauw - mijn ouders sliepen nog - de trap af. Bevend van spanning opende ik de deur van de woonkamer en wierp een angstige blik op het pantoffeltje. DAT BLEEK LEEG. Mijn jonge breintje kon niet om de vaststelling heen dat het feit dat schoentjes geplaatst zonder medeweten van de ouders leeg bleken te blijven het Sint-verhaal danig aan waarschijnlijkheid deed inboeten. Een definitief bewijs was het niet en een onwrikbaar geloof was er mogelijk niet door aan het wankelen gebracht maar dat stadium was ik dus al voorbij, waardoor mijn bevattelijkheid voor de tegenargumenten zeer was toegenomen.

Ik stak mijn koude want ongeschoeide en op de vloer alle bedwarmte verloren rechtervoetje in het ongevulde pantoffeltje en trok me geruisloos terug in mijn bedje waar ik de nieuwe ontwikkeling, minder onverwacht dan gevreesd, even moest verwerken en een plaats geven in de nodig aan te passen tactiek.

De inzet was hoog want de geest wordt niet geroerd door wat hij niet gelooft, zoals diezelfde Boileau-Despréaux al eerder vaststelde. Ik kwam na de verwerking van die eerste teleurstelling tot het pragmatische vermoeden dat mijn geest dan weliswaar verder niet meer door de Sint zou geroerd kunnen worden maar dat het, zijnde wat nu eenmaal was, niet tot mijn materieel voordeel zou strekken om mijn ouders deelachtig te maken aan mijn recente bevindingen en de verwoestende impact daarvan op mijn Sint-gezindte. Het leek me verstandig zeker tot na 6 december te gebaren van krommen aas en mijn ouders in hun geloof te laten dat ik nog onbezoedeld in Sinterklaas geloofde.

Ik vond hun naïveteit trouwens best aandoenlijk en gaf mijn moeder aan de ontbijttafel een nog dikkere ochtendzoen dan gebruikelijk, een traantje van ontroering met moeite verbijtend. Het ene geloof maakte plaats voor een ander, nu op steviger empirie gevestigd. Tenslotte was de wetenschap dat de kindervriend niet iemand was die hooguit één week zijn Spaanse hacienda verlaat om zich beschikbaar te stellen aan alle kinderen maar dat het twee mensen betrof bij wie ik elke avond op de warme schoot kon kruipen niet te beoordelen als een achteruitgang. Wel beschouwd kon ik me geen gelukkigermakende ontdekking voorstellen dan dat mijn bloedeigen ouders schuil gingen achter die baard van watjes. Ik was niet het brave kindje dat geschenken kreeg van de grote kindervriend uit het verre Spanje, ik was niets minder dan de spruit zelf van grote kindervrienden.

Dat vertederende gevoel overtuigde me dat ik er goed aan deed hen dat geloof in mijn geloof nog even te gunnen. Dat hadden ze wel verdiend in al die jaren dat ze de lof voor ontvangen speel- en snoepgoed grootmoedig lieten toevallen aan een imaginair figuur terwijl ze daar zelf ten volle aanspraak op hadden kunnen maken.

Het past evenwel mij te verontschuldigen bij mijn klasgenootjes van het tweede studiejaar omdat ik er medeplichtig aan was dat hen die heerlijke waarheid dat we allemaal het product waren van de verstrengeling der lendenen van twee kindervrienden werd onthouden. Ik hoop dat ze intussen ontdekten welke liefdevolle kindervrienden zich achter de Sint schuilhielden maar dat ik hun vertrouwen nooit meer vermag terug te winnen, met die droeve gedachte zal ik mij moeten verzoenen. Moge de wetenschap dat ik zelf pas later de ware toedracht ontdekte hen mild stemmen.

Slotverzoek: beschouw de hiervoor neergepende frasen niet als pleidooi ter diskwalificering van Sinterklaas. In tegendeel: het geloof in de Sint vormt idealiter de inleiding op een nog hoger geloof. Koester deze held van het voorprogramma des levens.

Foto: een handvol pepernoten, een snoepgoed waarvan ik lang geleden voor het eerst kennis nam via Toon Hermans. De Nederlandse invloed op mijn leven nam intussen zodanig toe dat ik er hier nu zowat over struikel (en dan zwijg ik nog over die pot pindasaus in de koelkast).

Deze zondagse mijmering verscheen op Facebook op 5 december 2021.