Zondagse mijmering: Zondag in tijden van corona
Tja, weg is het niet. Ook niet wanneer je de rolluiken uit pure balsturigheid gewoon niet ophaalt. Dus gaan we op zoek naar leven op zondag in tijden van corona. Want dat is er natuurlijk wel. De zondag wordt zelfs misschien weer een beetje de rustdag waar die altijd al voor bedoeld was.
Heb me vanmorgen, na de veilige aankoop van pistolekes bij de bakker, gewaagd aan het zelf bakken van een stokbrood. Het resultaat, ogenschijnlijk niet helemaal afwijkend van het concept stokbrood, ligt momenteel af te koelen. Hopelijk is het te vreten want ben er gisterenavond al aan begonnen. Het desemmengsel moest 12 uur koelen in de daartoe geëigende kast, vooraleer driekwartuur de oven ingeschoven te kunnen worden. De korst - ik ben dol op broodkorst - oogt veelbelovend, net niet verbrand. Helemaal mijn goesting.
Wie houdt van snelheid en efficiëntie wendt de niet-begrijpende blik nu vol onbegrip af. Een zevende dag - die dus reeds aanving in de vooravond van de zesde - is echter pas wat die behoort te zijn wanneer snelheid en efficiëntie er die dag niet toe doen. Corona helpt daar zowaar bij.
Nog een frisse wandeling naar de Criée om het nodige in te slaan voor de avondmaaltijd, die pas op tafel zal komen na traag en inefficiënt gerommel in de keuken, en verder plan ik de dag in te vullen als adept van het Maggie-beginsel: we blijven in ons kot. Het nodige voor de job, die zich niet door het zondagidee laat intomen, doe ik telefonerend op weg naar de winkel en terug. Ik probeer het parlement vandaag verder zo veel mogelijk uit het kot te houden.
Deze zondag krijgt het Boek weer de verdiende plaats: helemaal vooraan dus. Ik duik middels geschriften graag in de negentiende eeuw. Geen idyllische eeuw, al hadden ze toen niet met corona te kampen, maar wel een boeiende. Veel denkwerk was verricht in het 18e jaarhonderd, zowel in de positieve wetenschappen als op het filosofische terrein (voor zo ver we aanvaarden dat er na Plato nog origineel denkwerk te verrichten overbleef). In de 19e eeuw werd het allemaal wat uitgeprobeerd in allerhande gedoe dat in essentie neerkwam op variaties op de stoommachine of op Montesquieu, naargelang het terrein waarop ze bezig waren.
Die 19e eeuw baarde ook de roman, althans in de moderne vorm. Qua leesvoer om zondagen inefficiënt door te brengen, hebben die tien decennia aardig wat te bieden.
Stefan Zweig beleefde de genoemde periode nog 19 jaar. Hij pleegde in 1942 zelfmoord, (ik citeer Wikipedia) “‘aus freiem Willen und mit klaren Sinnen’ vanwege zijn treurigheid over de vernietiging van zijn ‘geistige Heimat Europa’”. Ook wanneer nazi-Duitsland zou verslagen worden, waarop de jood Zweig uiteraard hoopte, vreesde hij als een man van een voorbije tijd te zullen worden beschouwd. Dat lot bespaarde hij zichzelf door samen met zijn 27 jaar jongere vrouw (oei, even slikken) afscheid te nemen van het leven.
Hebben corona en het nationaalsocialisme gemeen dat ze na overwonnen te zijn het einde van een oude wereld markeren? Zou kunnen maar we gingen het dus niet over corona hebben en niet over politiek. En navolgenswaard lijken me Zweigs levenskeuzes ook niet allemaal in dezelfde mate.
Zweig schreef biografieën, over Marie-Antoinette bijvoorbeeld. Wellicht vanuit academisch-historisch oogpunt niet zonder feilen maar wat een leesgenot. Van zijn biografie over Joseph Fouché, die ik vorige week las, kan hetzelfde gezegd worden.
Fouché hield zijn politieke hoofd gaaf tijdens de Terreur van 1793/‘94, bleef een hoofdrol spelen tijdens de restauratie daarna tot en met het keizerrijk en wist zich zelfs nog even in een ministerpost te maneuvreren onder de herstelde monarchie.
Hoe overleef je Robespierre én Napoleon en sterf je toch schatrijk? Zweig beschrijft het ongeveer want niet letterlijk zo: als er gevochten werd zag je Fouché nergens, wanneer de overwinnaar zegerijk het slagveld verliet, stond hij aan diens zijde. We schrijven eind 18e en begin 19e eeuw maar Fouché zou vandaag evengoed hoge toppen scheren. (Die belofte van geen politiek… ja, ik weet het.)
Vanmiddag gaan de laatste bladzijden er door van ‘wachtend op het vuurpeleton’ van Theodor Fontane, de man waarvan gezegd wordt dat hij als enige Duitslands literaire eer hooghield in de periode tussen Goethe en Mann. Zijn Stechlin is een aanrader, dit werk echter geen literaire hoogvlieger. Noem het later uitgeschreven dagboek van zijn periode in Franse krijgsgevangenschap in 1870 interessant. De achterflap van het boek is met voorsprong het spannendste van het werk maar de beschrijvingen van zijn tocht en de mensen die hij daarbij ontmoet zijn wel de moeite want ze illustreren de les die Zweigs beschrijving van Fouché’s leven ook leert: alles verandert, behalve de mens.
Misschien zag Zweig het op die voor hem laatste dag die genoteerd staat als 22 februari 1942 toch te zwartgallig: niets lijkt zo op de komende wereld als de voorbije, althans als we de oppervlakkigheden niet zien als de essentie.
Een voorbeeld? Wanneer Jeroen Meeus eind jaren ‘80 op zondag van de Chiro terugkwam maakte zijn vader een ‘topkiek’. In de oven, met appelmoes en frietjes. Ruikt u het al? Puur zondag.
En wat ga ik seffens in de Criée kopen? Juist, een hoevekipje en appeltjes. We maken er een echte zondag van. Straks geurt hier een heerlijke ovenkip, zoals eind jaren ‘80 en zoals Zweig die lustte, evenals Fontane en wellicht zelfs Marie-Antoinette. Corona is er nog wel maar ze heerst bij ons thuis vandaag niet.
Deze zondagse mijmering verscheen op Facebook op 28 november 2021.
- Login om te reageren