Zondagse mijmering: Spaghettibandjes

Zondagse mijmering: Spaghettibandjes

Het weer is weer heerlijk. En dan zit ik met een korte broekenprobleem. Eens de zon de thermometer wat hoger duwt, zakken de vestimentaire normen namelijk nog verder weg dan bij mildere temperaturen het geval is en ook mij overvalt de neiging om aan die drang toe te geven.

Allerhande lichaamsdelen komen plots bloot op straat, ook al verhogen die het esthetische genot niet allemaal op een even overtuigende wijze. Ik probeer het allemaal omfloerst te beschrijven, want je struikelt zo snel over lange tenen - nog zo’n lichaamsdeel dat zich als maar prominenter vertoont - en een ban van de sociale media is snel verdiend.

Wat is er mis met het idee van een oudere heer die zich luchtig kleedt, zonder de omgeving openlijk te confronteren met verzakkend buikvlees? Oogt een dame niet zo veel charmanter in een fleurig zomerkleedje waarin zich niet alles wiebelend in het gezichtsveld presenteert? Ik ken uw nieuwsgierigheden niet maar hoe iemands bilspleet er uit ziet, hoef ik op de Meir niet vast te stellen.

Ik ben zelf altijd een kortebroekendrager geweest. Trouwens, ik zal het maar zeggen zoals het is: ik heb er gewoon de benen voor. Mijn kort maar stevig gekuit en ook boven de knie van grote stabiliteit getuigend benenstel heeft de tand des tijds tot nu bovendien nog steeds redelijk doorstaan.

Maar de dracht van een korte broek beperk ik tot de tuin, de tuin van vrienden eventueel, het strand, het sportveld en soortgelijke omstandigheden. Dat betekent dat ik bij goed weer van broek moet wisselen wanneer ik even naar de winkel wil. Trappen op, tijdverlies, gedoe dus. Gemak lijkt me evenwel niet het enige criterium om gedrag te bepalen, hoe zeer ik er ook op gesteld ben.

Klasseren we het bovenstaande onder de categorie ouderwets jaren-50 gereutel? Tja, volstaat het iets in de jaren ‘50 te situeren, om er een negatief oordeel over uit te spreken? Jos D’haese, voor de communisten zetelend in het Vlaams Parlement, is die mening blijkbaar toegedaan. Toen hij zich vorige week in zijn assemblee ontpopte tot pleitbezorger voor spaghettibandjes, trainingsbroeken en jongensrokken op school vond hij een verwijzing naar de jaren ‘50 het ultieme argument tegen degenen die menen dat aangepaste kleding op school geen gek idee is.

Minister Ben Weyts oordeelde terecht dat de overheid geen kledijregels moet opleggen. Zijn mening dat een school geen strandbar is, mocht dan wel rode Jos shockeren, mij lijkt ze correct. Blijkbaar heeft trouwens ook rode Jos die vermaledijde jaren ‘50 nog niet helemaal afgelegd want hij vindt een bikini op school ook niet kunnen. Komaan collega D’Haese, als de betrokkene zich daar nu goed bij voelt? Er is nog ruimte voor progressieve progressie bij sommige PVDA’ers.

Want ik moet me toch altijd kunnen gedragen op een wijze waarin ik mezelf goed voel, gehuld in textiel waarin ik mezelf goed voel, woorden gebruikend waarbij ik me goed voel, me gedragend en bewegend op de wijze waarbij ik me goed voel. Want God is niet echt dood, Ik ben Zelf het alfa en omega geworden.

Opmerkelijk: gaat het over bijvoorbeeld kledij of taal, dan zet links graag de ‘Ik’-kaart in. Betreft het dan weer auto’s of ruimtegebruik, dan tooit ‘Ik’ rechtse slogans. Die Ik nestelt zich overal.

Zo heeft elk wel een terrein waar het woord vrijheid gelijk gesteld wordt aan alles doen wat kan. Maar als we zelf de vrijheid niet met passende terughoudendheid gebruiken dan komt daar snel de overheid op de proppen om ze te beknotten met argumenten die dikwijls nog goed lijken te klinken ook.

Donderdag stelde een collega van CD&V aan minister Vandenbroucke een vraag over het ‘OESO-rapport rond geestelijke gezondheidszorg’. Ik luisterde aandachtig. Het ging over de als maar stijgende nood aan psychische ondersteuning, in het bijzonder bij jongeren. Suïcidale gedachten, depressies, angsten bij min-14 jarigen vinden niet genoeg opvang. Wat gaat de minister doen om het tekort aan kinder-en jeugdpsychiatrie weg te werken? Vandenbroucke somde op hoeveel extra belastinggeld hij daarvoor zal uittrekken. Me dunkt dan spontaan dat er belastinggeld aan gekkere dingen wordt besteed.

Een druppel op een hete plaat, vreest de CD&V-collega evenwel. Die jeugddepressies vormen blijkbaar een echt virus, dat door de Covidmaatregelen nog een extra spoorslag kreeg maar absoluut niet alleen daar aan te wijten is.

Waaraan wel? Over die vraag repten kamerlid noch minister met geen woord. De kwestie wordt al te dikwijls herleid tot de vraag hoe veel meer de overheid moet besteden om de symptomen tijdig te kunnen bestrijden.

Waarom kampen al die jongeren, kinderen dikwijls nog, met die duistere gedachten? Zou het kunnen dat we terugschrikken voor de vaststelling dat vrijheid die nergens toe dient, een zware last is op, alle illusies daaromtrent ten spijt, toch frêle mensenschouders? En dat vooral jongeren die niet meer begeleid worden bij de zoektocht naar antwoorden op de vraag waar die vrijheid toe dient, zich uiteraard heel verward en spoorloos voelen?

De jaren ‘50 ken ik niet uit ervaring. In de jaren ‘70 mochten meisjes op school geen spaghettibandjes dragen en wij, vanaf een bepaalde leeftijd, geen korte broeken bij warm weer. Rot, zou je denken. Maar er stonden geen wachtrijen aan de deuren van kinderpsychiaters, al waren toen minder instellingen die daar mee bezig.

Alleszins denk ik dat de mensen op straat geen boodschap hebben aan mijn benen en al zeker niet aan mijn navel. Zo veel moeite is het nu ook weer niet om me de vrijheid te nemen ook aan de anderen te denken, wanneer ik me seffens kleed voor buitenshuis. Ja, die Vlaamse jaren ‘70 krijg ik wellicht nooit helemaal uit mijn lijf.

Voor onze deur bloeit de passieflora. Paarsgroen zowaar maar toch heerlijk om naar te kijken, wat ik bij vertrek thuis ook elke keer doe. Iedereen die passeert, heeft de volle vrijheid er van te genieten. U nu ook.

Deze zondagse mijmering verscheen op Facebook op 13 juni 2021. 

Fijne 🌞 dag.

Labels