Zondagse mijmering: Regen dichtbij is natter

Zondagse mijmering: Regen dichtbij is natter

Vanmorgen schoot ik abrupt wakker van de kletterende regen tegen het venster. Het eerste wat me door het hoofd schoot was ‘Pepinster’. Het had ook Chaufontaine kunnen zijn. Die gemeente kennen we beter van… het water, verdorie. En ik ken Chaudfontaine wat beter omdat Daniel Bacquelaine er burgemeester is.

Deze gewezen minister van pensioenen en wellicht nestor van de Kamer schrijdt naar voor wanneer hij een actuele vraag stelt in het halfrond, zijn wat langere grijze haar golft net niet over de schouder, zijn lippen lijken altijd wat te monkelen, zijn keurige pak hangt steeds ietwat slordig. Toen ik voor onze fractie het dossier pensioenen beheerde, was Bacquelaine ‘mijn’ minister en hoewel hij later in de legislatuur stilviel, blijft het een innemende heer die een zekere stand uitstraalt. Dat hij na zijn ministerschap niettegenstaande zijn al wat gevorderde leeftijd - volgend jaar 70 - zich terug ontpopt tot actief kamerlid siert hem bovendien zeer. Het parlement kan meer van dergelijke gentlemen verdragen. Nu ik het woord gentlemen tik: hij zou uitstekend passen in het Britse lagerhuis. Hoewel, the Right Honourable Member of Parliament Daniël Bacquelaine; Daniël moet lukken maar hoe zouden de Britten die Bacquelaine uitgesproken krijgen? Laat ik hem alvast het bijgevoegde fotootje gunnen.

Op die manier kreeg Chaudfontaine dus een persoonlijke linkje voor mij. Uit Pepinster denk ik niemand te kennen. Basketbal, meer roept de naam niet op. Riep, moet ik schrijven. Nu roept het waterellende op. En de afbraak van 50 woningen. Voorlopig 50 want het zullen er wel meer worden.

Je stapt je huis binnen, boekt aan de keukentafel het vakantiehotelletje, begiet de planten in de tuin, gooit een balletje naar de ring tegen de muur - je bent van Pepinster of niet hé -, kijkt binnen nog even tv… ‘s Anderendaags is het allemaal nog slechts herinnering want alleen stank, rottigheid, wankele muren en een drijvende basketbalbal resten.

Voor mij zijn het beelden en toch schiet ‘Pepinster’ door mijn hoofd wanneer ik de regen hoor kletteren. Voor hen was het beleefde ellende en begint elke dag vanaf nu bij regen met weer die nachtmerrie.

Er brak een golf van solidariteit los en ik bedoel echte solidariteit. Belastingen betalen omdat het verplicht is, met de opbrengst waarvan de overheid ‘dingen’ doet, is niet per definitie slecht, zeker niet, maar met solidariteit heeft het natuurlijk weinig te maken. Alleen het geweten kan solidariteit opleggen; politici kunnen dat niet. Zij belasten.

Heeft het zin geld te storten voor de slachtoffers van de watersnood? De Standaard stelde de vraag en citeerde uit een commentaar in Het Laatste Nieuws: “Dat zoveel Belgen geld storten voor de hulpactie is een prachtig gebaar. Maar in een land waar de overheidsuitgaven meer dan de helft uitmaken van het bruto binnenlands product - nergens in Europa ligt dat hoger - zou dat niet nodig mogen zijn. Er moet geld genoeg zijn om die mensen te helpen.”

Los van het foutje - de overheidsuitgaven in Frankrijk en Finland zijn procentueel nog net iets hoger - roept die zin toch wat weerstand op bij mij. Uiteraard moet een normaal land in zo’n crisis de middelen vrijmaken om de mensen te helpen maar het idee dat onze medemenselijkheid uitbesteed wordt aan de overheid wringt. We zouden er uit kunnen besluiten dat een hoge belastingvoet nefast is voor het echte solidariteitsgevoel. Is de kous echt af met het ‘J’ai déjà donné’ via de eertijds bruine enveloppe?

De Gentse moraalfilosoof Maarten Boudry wacht niet op de staat en tweette twee dagen geleden: “De ontwikkeling van de COVID-vaccins is een gigantisch wetenschappelijk succes; de verdeling ervan een gigantisch moreel falen. In plaats van op de overheid te wachten, kan je zelf doneren aan @UNICEF, dat miljarden prikken zet in arme landen. #COVAX” Hij had ook kunnen verwijzen naar die hoge belastingdruk en het daar bij laten maar dat doet hij dus terecht niet.

De Standaard bevroeg diezelfde Boudry ook in hierboven genoemd artikel. Hij vindt die nationale solidariteit wel “mooi om te zien” maar “als je het rationeel bekijkt, is de nood aan financiële donaties na rampen hier minder groot dan in arme landen, waar door de klimaatverandering precies hetzelfde gebeurt. Daar lijden mensen na een ramp honger, wat onze overheden in Pepinster niet zouden laten gebeuren.”

Boudry pleit voor ‘effectief altruïsme’: “een beweging die mensen aanzet om voor goede doelen te kiezen waarbij voor het minste geld het meeste lijden wordt gelenigd. Of, anders gezegd, waarbij één euro de grootste impact heeft. Wie die logica volgt, maakt zijn of haar geld veeleer over naar een welgekozen goed doel in het Zuiden, waar burgers veel minder op de tussenkomst en steun van de overheid (of verzekeringen) kunnen rekenen.”

Geld geven voor Pepinster en omstreken is ok, “als je geld over hebt”!

Klinkt allemaal wel rationeel maar is het dat ook? Boudry noemt in een tweet de voedselcrisis in Madagaskar als beter goed doel. Wie waarborgt echter dat er geen erger lijden bestaat ergens ter wereld? Is die euro voor Madagaskar echt de euro met de grootste impact? Heeft Boudry alle ellende voldoende nauwkeurig onderzocht en tegen elkaar afgewogen? Bovendien: via welke weg weet ik zeker dat die euro in Madagaskar terecht komt waar die terecht hoort te komen?

Wie echt rationeel wil oordelen over de meest doeltreffende gift komt in zo’n kluwen onzekerheden terecht dat het ‘effectief altruïsme’ er wellicht op neerkomt dat de centen uit pure wanhoop, uit vrees suboptimaal te doneren gewoon in de eigen zak blijven.

Boudry’s pleidooi is dus heel wat minder rationeel dan het lijkt. Dat krijg je met dat overdreven geloof in de rede (ja, de woordspeling is bewust). Het houdt bovendien geen rekening met wat we dan maar de ‘condition humaine’ zullen noemen. Ik zal het, de rationalisten ter wille, in een formule gieten. De gevoelde ellende is gelijk aan de objectieve ellende gedeeld door de fysieke of mentale afstand die ons er van scheidt.

In mensentaal: als mijn kind verdriet heeft, vind ik dat erger dan het lijden van een zwaar ziek kind in Nieuw-Guinea. Verdriet versus zware ziekte? De balans lijkt duidelijk en toch zou het moreel verwerpelijk zijn te wachten met je kind te troosten tot je dat kind in Nieuw-Guinea mits een gift passende medische verzorging hebt kunnen verzekeren.

Een ruimere blik op de wereld helpt zaken in perspectief te zetten, om maat te houden, zeker wanneer het even wat tegen zit. Maar het gezonde verstand van de mens zit in elkaar zoals het in elkaar zit en niet zoals in Boudry’s theoretische schema. Dat menselijke verstand is trouwens best rationeel ook. Mijn kind kan ik mogelijk troosten, de zieke Nieuw-Guineaantjes redden lukt me spijtig genoeg niet. Noem het voor mijn part gewoon effectief altruïsme met zin voor maat.

Ik sluit af met het verstandige advies dat Voltaire via Candide gaf: “Laten we onze tuin bewerken.” Dat er ergens ter wereld groter onkruid welig tiert, mag daarvoor geen excuus vormen.

Deze zondagse mijmering verscheen op Facebook 1 augustus 2021.

Labels