Zondagse mijmering over statistiek
De anekdote waarmee deze mijmering opent, dreigt bovendien een aanslag te vormen op uw dra driftig fronsende wenkbrauwen en de vraag op te werpen of ik mij niet hoognodig op de canapé ener psycholoog moet gaan neervlijen (er zijn politici die iedereen aanraden dat meer te doen). Lees en frons.
Ik moet een jaar of 12 geweest zijn, zat in de fauteuil met naast me vader en moeder in de driezit. De televisie werkte het programma plichtmatig af maar vader en ik combineerden het opdoen van wereldwijsheid via Van pool tot evenaar of het opzuigen van Amerikaans familiesentiment middels Het kleine huis op de prairie met een bizarre bezigheid die mijn moeders televisiegenot hogelijk aantastte.
Ik had mezelf uitgerust met een washandje - dat werd toen nog beschouwd als wezenlijk onderdeel van de uitrusting ener keurig burgerhuishouden - waarin gedeponeerd vijf knikkers van dezelfde grootte en gesteltenis maar elk anders gekleurd. Op vaders schoot lag een blad papier, in zijn hand hield hij een schrijfstok in de aanslag.
Ik rommelde met mijn linkerhand in het washandje - rood/wit-gestreept herinner ik me -, viste er vervolgens zo’n glazen bolletje uit en benoemde de kleur van de vangst. Vader trok een streepje achter, naargelang, blauw, wit, geel, groen dan wel rood, waarna ik de knikker, ook wel bekend als marebol of schieter, terug in het zakje deponeerde, de inhoud weer wat door elkaar husselde en er opnieuw een blindelings bovenhaalde.
Dit gebeurde niet één keer, niet honderd keer maar duizenden malen, een week of zowat lang, elke avond weer.
Vanwaar deze poging om ons moeder, respectievelijk zijn vrouw, die we nochtans zeer lief hadden, tot waanzin te drijven? Het speet ons zeer haar tv-genot te verpesten maar het betrof hier een hogere kwestie, te weten het al dan niet falsifiëren van de bewering dat na verloop van, eventueel lange, tijd de vijf knikkers even dikwijls uit het zakje getild zouden blijken, was het al niet in aantal dan toch tenminste procentueel met een zekere afrondingstolerantie.
Het resultaat zou een echte verbeten wetenschappelijke geest gefrustreerd hebben maar mij overtuigde het experiment omdat we steeds dichter bij die 20% per bolletje kwamen, weliswaar nooit helemaal.
De pragmaticus in mij, of was het de slordigaard, leerde zodoende dat ook de exacte wetenschap theoretisch juist mag zijn maar in de praktijk toch ook slechts ongeveer.
Enfin, mijn belangstelling voor de edele kunst der statistiek was gewekt, al kreeg die een knauw door die tweede zit voor dat vak in mijn tweede kandidatuur, maar laat ik dat potje gedekt houden.
Later mocht ik jarenlang het vak handelsrekenen geven. Procenten op, boven en onder het honderd, toepassingen van de regel van drie, renteberekening… Wellicht was vader nooit trotser op zijn zoon als de dag dat hij, cijferman pur sang, vernam dat ik leerlingen die vaardigheden mocht bijbrengen. Terecht, want niets tegen geschiedenis of taalonderricht, bijlange niet zelfs, maar de beheersing van de beginselen van het handelsrekenen lijkt me een noodzakelijke kwaliteit zonder dewelke adolescenten beter niet op de wereld worden losgelaten.
Ten bewijze de opwinding die de voorbije dagen veroorzaakt werd door de mededeling dat ‘de Belgen’ tot de rijksten der wereld horen, althans gemiddeld, en helemaal de rijksten blijken volgens het mediaan-criterium.
Hoe pijnlijk verliep het daarop losbarstende debat, op een hartverscheurende wijze aantonend hoe cruciaal een minimale kennis van statistiek blijft en zelfs hoogdringend als voorwaarde dient gesteld om toegang te krijgen tot de sociale media.
‘De Belgen de rijksten? Dan zijn ze bij mij niet komen kijken’, lees ik op een profiel waarop een uur eerder een foto werd geplaatst van betrokken misdeelde met op de achtergrond de Rocky Mountains waarvan hij zo onder de indruk was en waarheen hij zeker nog zou terugkeren.
Goed, dat mensen zich beklagen over hun povere inkomen, het is van alle tijden en standen. Menigeen vindt tevreden een beetje te.
Maar de oprisping dat ‘we’ - ‘ikke niet natuurlijk’ - zo rijk zijn omdat enkele welstellenden gigantisch veel verdienen - en dan vooral de politici ‘en die zijn met velen’ - maar dat de massa aan gewone mannen (M/V/X) ternauwernood kan voorzien in het allernoodzakelijkste, duidt op een totale misvatting omtrent de betekenis van de term ‘mediaan’.
Toen iemand probeerde duidelijk te maken dat de mediaan in de reeks 3, 5, 7, 8 en 10 vijf is, te weten het middelste getal, en daarop de reactie kwam dat de mediaan van 5, 8, 10, 7, 3 dus tien was, begon ik bittere tranen te wenen.
Ze zijn intussen een weinig opgedroogd, maar toch. Gelieve bij dat alles trouwens niet te vergeten dat die mediane Belg zijn welstellendheid bezwaard weet door een bijzonder armlastige overheid die een gigantische schuldenlast torst maar ik dreig zo in het vaarwater der politiek te verzeilen en wilde me beperken tot de kwestie van het gebrek aan kennis van elementaire statistiek.
Mocht die opgepept worden, het zou onze collectieve gelukzaligheid zeer ten goede komen. Zou het wedergebruik van washandjes hoedanook geen goed idee zijn?
Geniet alvast van deze bovenmediaans zonnige zondag.
Facebook, 20 augustus 2023
- Login om te reageren