Zondagse mijmering: Let u een beetje op uw woorden?

Zondagse mijmering: Let u een beetje op uw woorden?

Wat ik gemeen heb met Remco Evenepoel, Bryn Terfel en de cimbalenman

Indien uw ouders er vergelijkbare opvoedingsstandaarden op nahielden als de mijne, werd u dat als kind stevig ingelepeld. Mijn opvoeding verloor daarbij ietwat aan rechtlijnigheid aangezien tante Jeanne er in de familie om bekend stond niet altijd nauwlettend op de fijngesnaardheid harer woordkeuze te letten en diezelfde tante Jeanne buiten familiegebeurtenissen voor mij gewoon mama heette.

Toch probeer ik, niet altijd met welslagen, enige consideratie aan de dag te leggen in de keuze van de woorden die iets of iemand moeten aanduiden.

Dat sommigen er een hogere fase van bevrijding in zien zichzelf elke terughoudendheid in de wijze van formulering te kunnen ontzeggen, wijst volgens mij eerder op een gebrek aan beschaving in hoofde van die sommigen. Woorden hebben een gevoelswaarde, kunnen troosten, kunnen verkwikken en kunnen uiteraard ook kwetsen. Daarom vraagt het op de meest passende wijze hanteren van taal een inspanning en er is geen reden prat te gaan op de weigering die inspanning op te brengen.

Bevrijding en boertigheid hebben alleen hun eerste letter gemeen, plande ik te schrijven. Maar hoe vat een landbouwer het op wanneer het woord ‘boer’ in een uitgesproken misprijzende betekenis wordt aangewend? U ziet het, voorzichtigheid is voortdurend aangewezen.

Van de zijde van de aangesprokene mag evenwel ook zin voor maat verwacht worden. Neen, ik dacht niet aan landbouwers en het vermoeden dat ik met mijn hierboven gehanteerde woordkeuze de landman onheus beoogde te bejegenen, kan nergens op steunen dan op vooringenomen wantrouwen jegens mijn persoon. In een wereld met te lange tenen wordt alleen nog maar gestruikeld.

De gevoelswaarde van een woord evolueert ook, soms snel en, bijzonder problematisch, niet in alle kringen aan hetzelfde tempo. Een term die in de ene kring bijzonder problematisch klinkt, roept in een ander gezelschap niets anders op dan een neutrale aanduiding.

U verwacht hier uiteraard de stap naar het vermaledijde n-woord, dat woord dat eindigt op r, indien omgekeerd uitgesproken neerslag aanduidt en onlangs voor een media-rel zorgde. Het moge u teleurstellen dan wel brengen tot het slaken ener zucht van verlichting, ik ga het daar niet over hebben al leent het zich uitstekend als voorbeeld maar meer nog als door emotionaliteit tot simplismen ontaardende gedachtengangvervuiler.

Ik verkies een ander voorbeeld, met name de aanduiding van een mens “met een of meerdere gebreken of lichamelijke ongemakken behept”. Het citaat komt uit de Dikke van Dale, uitgave 1976, bij het lemma ‘gebrekkig’. Zo noemden ze in 1976 nog mensen die… tja, zie vorige zin. “Mismaakt” staat er zowaar nog ter verduidelijking bij.

Ik neem er de 13e uitgave bij, daterend van 1999 en de recentste die mijn boekenkast te bieden heeft. Die geeft dezelfde bepaling maar bij ‘gebrekkige’ stond in 1999 toch al “(veroud. gehandicapte)”. In 1976 zetten ze daar gewoon “invalide” achter. ‘Gehandicapt’ wordt in 1999 “door een gebrek, gemis in zijn bewegingen belemmerd, gehinderd, benadeeld.”

Ook na 1999 stond de tijd niet stil. Van gebrekkig, zowaar mismaakt (of kreupel) over handicapt langs mindervalide - in 1976 niet apart opgenomen in Van Dale en in 1999 als een eufemisme voor gehandicapt aangeduid - en andersvalide naar mensen met een beperking. Het lijkt, in het woordgebruik, als maar minder erg om het te zijn. In het woordgebruik dan toch.

(Zouden de mensen die er graag mee uitpakken dat ze de vrijheid opeisen dat n-woord te blijven gebruiken mensen in een rolstoel nog gebrekkig of kreupel noemen? Lap, nu heb ik het toch over dat woord, ik zet deze bedenking snel tussen haakjes.)

Taal evolueert dus en geeft daarmee de tijdsgeest weer. Was een gehandicapte nog iemand die van alles niet kon, dan heeft die nu ‘slechts’ een beperking. Het woord ‘andersvalide’, zo is gebleken, wist zich niet echt te handhaven wellicht wegens de feiten toch wat te rooskleurig voorstellend.

Die term ‘met een beperking’ lijkt zelf te kampen met een beperking, te weten weinig onderscheidend te zijn. Is er namelijk iemand zonder beperkingen?

Niet dus en daarmee duidt de term ‘mensen met een beperking’ op iedereen, waarmee het meteen elke zin van bestaan verliest want voor de aanduiding van iedereen bestaat al het woord ‘iedereen’.

De grandioze zegetocht van Remco Evenepoel drukte ons met de neus op het feit dat wij allen - op de Remco van vanochtend na - kampen met serieuze beperkingen.

Mij overviel het gevoel door beperkingen beperkt te worden zeer toen ik vrijdagavond het grote genoegen smaakte het openingsconcert van de Antwerp Symphony Orchestra te mogen bijwonen. Dat genoegen ging namelijk gepaard met de vaststelling dat zo veel mensen zo’n geweldige dingen kunnen die verre buiten mijn bereik liggen.

Neen, ik kan niet zingen zoals de Welshe bas-bariton Bryn Terfel. Alleen mijn buikomvang kan zich meten met de zijne. Pogen hem te imiteren zou me letterlijk de adem benemen, naar hem luisteren is adembenemend.

Op zoek naar iemand met wie ik me mogelijk zou kunnen vereenzelvigen, dwaalden mijn blikken langs de violisten, gingen verder naar de cellisten, gleden ontmoedigd voort via de harpiste richting de koperen blazers. Bij elk overviel me een diep gevoel van bewondering en milde jaloezie.

Ten einde raad hoopte ik bij het slagwerk iets te ontwaren dat ik voor mezelf haalbaar kon achten. Rechts achteraan haalde een man, in even keurige uitmonstering gestoken als alle anderen, op een bepaald ogenblik de cimbalen boven. Het lijkt niks zo af en toe twee schalen tegen elkaar te kletsen. Daarvoor moet je toch de notenleer niet beheersen, is geen subtiele vingerzetting nodig, dienen de lippen niet gepast tegen het mondstuk gezet, de stok niet fijnzinnig over de snaren gestreken, de harp niet in de juiste hoek tussen de benen gekneld, de stembanden niet naar het juiste octaaf uitgerokken, kortom is geen van die mij allemaal ontbrekende talenten vereist?

En toch, de juiste timing, de juiste krachtzetting, de juiste beweging, zelfs de juiste manier en het juiste moment om de uitdijende trillingen tot zwijgen te brengen, het zou me te hoog gegrepen zijn. Ook het zwaar onderschatte cimbalenspel vraagt metier dat ik niet beheers.

Van Evenpoel over Terfel tot de cimbalenman mijmerend kan ik slechts besluiten een man met menige beperking te zijn. Net zoals die andere mensen met beperkingen. Je kan de term mensen met beperkingen dus eigenlijk gewoon vervangen door ‘mensen’.

Onze beperkingen wegredeneren heeft geen zin. De wetenschap dat we er allemaal mee kampen, troost. Gelukkig kunnen we genieten van degenen wier beperkingen zich op andere terreinen situeren want dat hebben we met Evenepoel, Terfel en de cimbalenman dus gemeen: beperkingen.

(Foto: momentopnames van het exploot van een man met beperkingen.)

Facebook, 25 september 2022.