Zondagse mijmering: Het gebeier
Ik bevind me momenteel in noordelijke streken alwaar mijn roomse achtergrond eeuwenlang niet tot voordeel strekte, al wisten geloofsgenoten zich in dit specifieke stadje toch staande te houden, zelfs in die mate dat zij iets verderop over hun eigen gebedshuis beschikken. Mogelijk staat de wind fout, mogelijk bepaalt een oude verordening dat katholieken zich niet zo nadrukkelijk kenbaar horen te maken dan de gereformeerde mededingers of, ook die mogelijkheid mag niet zomaar als onwaarschijnlijk worden afgedaan, misschien ontbrak het die katholieken wier aanwezigheid niet meer dan gedoogd werd, aan de florijnen, nodig om zich een stevige kerkklok aan te schaffen maar paapse klanken neem ik niet waar. (Nu ik er zo over denk: die katholieke kerk moet zich zelfs tevreden stellen met een torentje van een petieterigheid passend bij de hier historisch geldende status van het genootschap. Het zou geen kerkklok die naam waardig kunnen torsen zonder de stabiliteit van het religieuze optrekje zelve in gevaar te brengen.)
Intussen stierf het gelui uit en herwon de stilte, nog versterkt door het zachte ruisen van een lichte bries en het amper waarneembare gekwetter van vogels op verre afstand weer het voortouw.
Oei, ik geef nu echt wel een rechtstreeks verslag - weliswaar seffens in uitgesteld relais uitgezonden - van de gebeurtenissen want deel u mee dat een veel minder dominant, wat vrouwelijker klinkend want veel sierlijker (Is het nog, bedenk ik me, geoorloofd te spreken van vrouwelijkheid, daarmee het dogma van de absolute inwisselbaarheid tussen man en vrouw in vraag stellend? Ik waag het er toch op.), klokje het geraadzaam achtte niet op te tornen tegen de zware kerkconcurrentie maar net nu de gelegenheid van de ingevallen stilte te baat neemt om zich ook te laten horen. Het betreft de seculiere tegenhanger, aangebracht in het qua wasdom licht inferieure maar naar vormgeving uitgesproken superieure, sierlijke dakopzetstuk dat het oude stadhuis, intussen bevorderd tot stadsmusem, bekroont.
Gaf de kerkklok fors en aandringend te kennen dat het tijd werd zich ter kerk te begeven omdat er slechts 10 minuten restten vooraleer de dominee de dienst voor geopend zou verklaren, dan deelde het minzame stadhuisklokje mee dat het voor gelovigen die de kerkdeur nog niet hadden bereikt verder zinloos was zich te haasten aangezien het volle uur was aangebroken, een mededeling die werd bevestigd door, in dit concrete geval want het varieert uiteraard, 10 klokslagen.
Intussen is het, qua uurwerkwerk, weer stil en weet een vlieg met haar gezoem de overige klanken te overheersen.
En jawel, ik verwachtte het want woorden intikken vraagt enige tijd, een heel bescheiden, kort klepelgeluid geeft aan dat er alweer een kwartier verstreek. De burgerlijke overheid dringt zachter maar veelvuldiger mijn leven binnen dan de kerkelijke, zo lijken de klokken te willen aangeven. En u kan dankzij deze mededelingen nagaan hoeveel tijd elke letterzetting mij kost.
Wat ik hier allemaal, schijnbaar doelloos neerschrijf wil toch net iets meer zijn dan bladvulsel. Los van religieuze aanhankelijkheid beleef ik hier de onvervangbare weldadigheid van zo’n gemeenschappelijke rustdag.
Vandaar dat het woord ‘verstoord’ in mijn startzin gewoon fout was. In de mate ik tot een religieus gezelschap zou behoren, ware dat een andere dan hetgene dat net aan het beieren ging. Niet letterlijk aangesproken door de boodschap, zou ik ze storend kunnen noemen wegens de inbreuk in mijn auditieve integriteit waaraan dat torenwerk zich schuldig maakt. Niets is minder waar. Zij danken in hun tempel nu de Here, ik Zijn toren voor de bijdrage aan dat unieke zondagsgevoel.
Moge het ook u vandaag bevangen.
Amen.
Verschenen op Facebook op 8 mei 2022.
- Login om te reageren