Zondagse mijmering: Elitair gedrag
In de marge van deze specifieke kwestie en die vele gevelde oordelen, neem ik mezelf de vrijheid hier het fenomeen elite graag als onderwerp van enige zondagse beschouwingen te maken.
Het is uit genoemde aanmerkingen bij het uitermate trieste lot van student Sanda wel duidelijk dat de elite rauw wordt gelust, een fenomeen dat bezwaarlijk eigentijds kan genoemd worden. Al eeuwen proberen we dat varkentje te wassen, de elite uit te roeien, wegens verfoeilijk slag volk. De Franse Revolutionairen beloofden er komaf mee te maken, drastisch zelfs, kopaf middels veelvuldige aanwending van het toestel van dr. Gillotin. De Russische Revolutie zou er een zeer ruime eeuw later korte metten mee maken, op niet minder bloeddorstige wijze en gebruikmakend van de desolate vergeetputten die het onmetelijke Siberië rijk is, want van suffe werkstraffen moesten de communisten toen al niks weten. We doorkruisen de geschiedenis met zevenmijlslaarzen, negeren vele andere het totale egalitarisme tot doel hebbende historische oprispingen en komen in het revoltejaar 1968, ook in het teken staande van de uitroeiing der elitaire privileges.
Doorheen die talloze pogingen loopt een bizarre rode draad: de elite is amper overwonnen, nauwelijks uit paleis of kasteel verdreven of ze komt terug, hersteld in de oude vorm dan wel genietend van anders verpakte voorrechten. Onuitroeibaar blijkt dat monster.
Niet in alle omstandigheden wijzen we het concept elite evenwel af. Een elitecorps in het leger, wordt hoog gewaardeerd. Keurtroepen, wie wil er niet bij horen? Ik ben er als kind niet in geslaagd door te dringen tot de groep keurturners, hetgeen mij niet tot sportieve eer strekte alle gedrein van linkse intellectuelen over egalitarisme ten spijt. Het gros van die gelijkheidsapostelen zag er trouwens niet uit alsof zij ooit tot de keurturners zouden kunnen doorstoten.
‘Keur’, ons mooie woord voor elite, kleeft overigens niet toevallig aan ‘keurig’ en ooit werd het zijn daarvan erkend als een streefdoel van allen.
Eertijds werd de elite gevormd door de adel, de noblesse. Wel, adel en edel zijn tweelingen en echte nobiljons kennen de lijfspreuk noblesse oblige. Adel verplicht. Dus niet zozeer het bestaan van een elite, van noblesse, vormt een probleem, wel wanneer ze een valse gedaante aanneemt, één die het oblige verzuimt.
Pogingen om elites uit te roeien, blijken dus steeds te falen. Wellicht is het zinvoller het bestaan van een elite toe te juichen want dat zijn degenen die extra lasten kunnen en horen te dragen, de minder bevoorrechten ten bate. Oblige, weet je wel.
En dan is het eigenlijk ook perfect verdedigbaar om wie zich tot de elite meent te moeten rekenen zeker niet milder, uiteraard, maar zelfs niet eens gelijk te beoordelen bij misbruik maar een stuk strenger. Wie zich beter waant, hoort passend bij die bewering te handelen. Het kan beargumenteerd worden, mag hier als opvallende vaststelling geponeerd, dat de egalitaire insteek van onze strafcode de leden der bevoorrechte klasse die zich onttrekken aan hun wezenlijke opdracht juist baat.
We zouden kunnen voorstellen om de strafwet in genoemde zin te herschrijven, al was het als lakmoestest dienstig om de would-bee’s, parvenu’s, patsers, omhooggevallen janhagel en snoevers te onderscheiden van de ware bloemen des volks. Van wie dergelijk idee afwijst, weten we één zaak zeker; die behoort niet tot wat elite mag genoemd worden want echte adel weet dat die stand verplicht.
Of zoals den bompa op het hart drukte van al wie het wilde horen en van de anderen niet minder: ‘Wat zich bovenaan bevindt, is dikwijls schuim.’ Bompa dronk graag een pint op café en putte daar veel wijsheid en mensenkennis uit.
Fijne zonnezondag gewenst.
Foto: front van boek van Nancy Mitford (1956) dat een breed maatschappelijk dispuut uitlokte over U en non-U (waarbij U staat voor Upper Class).
Facebook, 11 juni 2023
- Login om te reageren