Zondagse mijmering: Eene oude historie
Het is overigens helemaal geen Nederduytsch maar door steller dezer regels wat in elkaar geflanst na het tot zich nemen eniger passages uit de ‘Kerckelycke Historie van de Gheheele Wereldt, namelyck vande Voorgaende ende Teghenwoordighe Eeuwe. Inde welcke verhaelt worden de gheleghentheden der Landen, manieren, ceremonien, ende Religien der inwoonderen, maer namelijck de verbreydinghe des H. Gheloofs, Martelaren, ende andere cloecke Roomsche Catholijcke daeden, inde vier Ghewesten des wereldts, met veele schoone copere platen verçiert.’
In een eerdere mijmering maakte ik de welwillende lezers deelachtig aan het geluk dat mijn deel werd in de vorm van het mogen plegen ener greep in een kloosterbibliotheek. Verre van mij de andere vondsten als minderwaardig te verklaren - ze zijn me intussen allemaal lief - maar de vier in door de tijd getekend leer gebonden maar met plakband voor uit elkaar vallen behoede folio’s die ik meegritste mochten zich toch de titel van opperaanwinst aanmeten.
Den eerwaarden pater Cornelius Hazard, begenadigd priester in het roomse jezuïetenleger, schreef deze gids door de wereld tussen 1668 en 1671. Mochten d’Alembert en Diderot het project dat ze zeventig jaar later hebben opgezet, zich daarmede wereldfaam verwervend, niet de eerste Encyclopédie genoemd hebben dan had het werkstuk van deze Oudenaardse jezuïet zeker als encyclopedie betiteld kunnen worden.
Nu stonden de wereldse lichtbrengers d’Alembert en Diderot niet in het kamp waar Hazard zich als actieve strijder inzette, met name dat van de brengers van het eeuwige Licht.
Lees mee uit zijn Voorreden tot de goed-ionstighen leser: “Wat alle dese onverwinbaere helden daer hebben uyt ghestaen, wat ellenden, en tormenten sy naemelijck in Asien, ende Ameriken, gheleden hebben voor t' waere geloof, sal dese Historie voor ooghen stellen.” Die helden zijn uiteraard de brengers te vuur en te zwaard van de ene Goede Boodschap.
In het derde deel “vervattende de historiën van Nederlandt ende Engelandt”, net als de andere delen uitgegeven ‘t Antwerpen, verhaalt de trouwe strijder voor de roomse zaak het voor ons even boeiende als bepalende tijdsgewricht waarin de Nederlanden gescheiden werden door de hevige godsdiensttwisten ten gevolge van die protestantse nieuwlichterij. De ketterijen waartoe heren Luther en Calvijn aanzetten, konden niet bepaald rekenen op Hazards goedgunstigheid. Philippus II coninck van spaeignien, daar kon een mens op rekenen.
“Daer-en-boven heeft Philippus verscheyden gheleerde mannen ghestelt tot inquisiteurs, dewelke gheduerighlijck d’oogh zouden hebben op de ketters, ende wel toesien datse uyt Duytslandt, en Vranckrijck overkomende niet en souden in Nederlandt nestelen.”
Deze weinige staaltjes mogen volstaan als illustratie van de rijkdom dezer viertal. Edoch… dra na de verwerving ontving ik de mare dat mijn greep in het kloosterlijke aanbod te diep was gegaan en dat de hierboven beschreven boeken opzij gelegd waren - ik beken, ze lagen een weinig apart maar niet uitgesproken voeg ik daar ter mijner verdediging toch aan toe - teneinde ze naar Rome te transporteren alwaar ze bijgezet zouden worden in het grote archief der Witte Paters. Ik begreep de tijding.
Enkele dagen nog heb ik de restitutie uitgesteld, mezelf nog wat tijd gunnend om in de schat te grasduinen.
Het doet wel wat. Zowat 350 jaar geleden beschreef een gedreven pater de stand der toenmalige zaken in de ons omringende landen maar ook in Japonien, Sina, Turckyen, Palestinen, Moscovien en zoveel andere landen in een taal die we vandaag nog perfect kunnen begrijpen, althans degenen wier leesvaardigheid van het huidige Nederlands niet te zeer getaand uit de pretpedagogiek is gekomen, weliswaar met een duiding die behoorlijk haaks staat op wat de geschiedenisboeken vandaag vertellen. Andere tijden, andere waarheden.
De bladzijden die ik omsloeg werden eeuwenlang beroerd door weetgierige voorgangers. In 1789 of 1848, ik pik er zomaar twee jaartallen uit, zat iemand gebogen over het boek dat enkele dagen geleden voor me lag, dezelfde frasen tot zich nemend. Het deed wat met me. Een traan van ontroering neigde op een willekeurig geopende pagina te vallen. Het zou mijn kleine bijdrage aan de eeuwigheid kunnen geweest zijn.
Zal iemand in het jaer onzes Heeren 2370 nog een bladzijde keren waarop ooit mijn vinger een afdruk zette? Het is een schone gedachte die ik koester.
Vrijdagmiddag bracht ik de verloren zonen terug waar ik ze gevonden had. Een frisse pint, een bord lekkere pasta en een fijne babbel drukten de erkentelijkheid van pater Stefaan uit. En, jawel, mij werd tevens een blik vergund op een nooit eerder publiek vertoonde Rubens. (Niet in het klooster, zeg ik er even bij ten behoeve van bij deze wakker geschudde kunstrovers vooraleer die hun breekijzers weer gaan opdelven.) Dat is voer voor weer een andere mijmering.
Mogelijk staat deze vierdelige Kerckelycke Historie intussen ergens op een eeuwenoud Romeins boekenschap te wachten op een volgende beroering. Ik zal die niet meer kunnen betasten, beruiken en bekijken, dat genot was me slechts korte tijd beschoren.
Wat dunkt u? Hoort nu de droefenis van het vroege verlies dan wel de vreugde van de onverwachte en kortstondige maar indruk wekkende momenten samen de boventoon te voeren? Wat mij betreft: het tweede.
Facebook, 28 mei 2023
- Login om te reageren