Zondagse mijmering: Een beetje reizen

Zondagse mijmering: Een beetje reizen

Voorbije week lokte de plicht mij enkele dagen naar Wenen. De week tussen kerst en nieuwjaar mocht die keizerlijke hoofdstad mij ook al onder haar bezoekers tellen maar toen betrof het een parti plaisir.

In die feestweek vloog ik, met het vliegtuig dus, en het bleek tussen Brussel en Wenen amper de moeite om de gordel te lossen want schier uitgestegen (van: niet langer stijgen; uiteraard niet van: uitgestapt zijn, want dat is een bepaald af te raden manoeuvre tijdens een vliegreis) of de daling werd al ingezet. Wie meent tijdens zo’n vlucht wat leesplezier te kunnen beleven en bij vergissing een nieuw, in plastiek verpakt boek meenam, beschikt ternauwernood over de tijd het ding van de omhulling te ontdoen vooraleer Weense grond te raken.

In een reflex van ecologisch bewustzijn, besliste ik deze keer de trein te nemen en bleek zowaar de enige uit de delegatie die het waagde voor die optie te kiezen, zodoende de groene en rode collega’s een milieuvriendelijke neus zettend. Ik dus spoorslags Wenenwaarts.

Vanwaar, ik hoor het u zuchtend denken, het idee de expeditie naar die Donaustad over het spoor te ondernemen?

Welaan, ziehier mijn overwegingen deze keuze betreffend.

Laat me beginnen met de mededeling graag per trein vervoerd te worden.

Lees niet wat er niet staat. Ik gruwel van het wachten op treinen met vertraging; huiver, door ervaring verkrampt, alleen al bij het idee dat de trein weer eens afgeschaft zou kunnen zijn; vervloek Richard Trevithick tot in diens zevende geslacht voor zijn onzalige gedachte een stoomlocomotief uit te vinden wanneer ik sardiengewijs geprangd sta tussen zwetende lijven in een overvol stel; ben de inzinking te na als onderweg onverhoeds wordt halt gehouden wegens obstakels op het spoor, in die mate zelfs dat de gedachten die dan bij me opkomen jegens de veroorzaker van het ongemak niet voor publicatie bestemd zijn want botsend met elke basisregel van medemenselijkheid.

Wat ik wél schreef: ik laat me graag per trein vervoeren en dan heb ik het nadrukkelijk over het zich zittend bevinden in een wagon die onder impuls van een locomotief daadwerkelijk voortbeweegt. Het zal aan mijn romantische inborst liggen maar dan overvalt me het gevoel een beetje te reizen. Oriëntexpresslight-sentiment als het ware.

Er is wel een nadeel aan verbonden. Een treinreis duurt langer, véél langer zelfs. Neem nu Wenen-Brussel, per vlieger netto 1,5 uur. Wenen-Keulen, met de trein afgelegd, 9 uur en dan ben je dus absoluut nog niet in Brussel. Kleef aan de vliegreis de rit van/naar de luchthaven, het tijdig aanwezig zijn in de terminal, de check-in, de douane en dan nog duurt het per spoor zo véél langer.

Nu de voordelen. Wie de luxe heeft over tijd te beschikken, geniet het onmiskenbare profijt dat het langer duurt. Maar dat is dus alleen een voordeel voor de luxepaarden die tijd vrij kunnen maken. Dan kijk je bij het treinplezier niet op wat uren meer of minder.

Opstappen, installeren op het plekje dat je enkele uren het jouwe mag noemen en dan lezen, naar buiten kijken, verder lezen, het landschap bewonderen, even het mobieltje bekijken, terug lezen, medereizigers monsteren en dan opnieuw het landschap bewonderen. Dat alles ontrolt zich in een rust die je elders slechts zelden kan ervaren.

Het treinstel zet zich in beweging, Brussel schuift, eens de tunnel uit, voorbij. Niet veel later, enkele bladzijden slechts in dat boek, zie je in de verte een man met een stip die dichterbij zeker de vorm aanneemt van een hond wandelen langs een Waalse veldwegel. Wie is hij? Waar gaat hij met die stip aan dat touw heen? Treinreizigers zijn vrij daarover onbeperkt te fantaseren.

Een speelgoedlijkende traktor puft over een veld, de indrukwekkende skyline van Frankfurt laat zich fotograferen, een kerktoren verraadt dat we in Beieren zijn, per brug de Inn dwarsen, Sankt-Pölten (of Grosskotzenburg op de grens van Hessen en Beieren), … je schuift zachtjes verder en stelt vast dat er een behoorlijke afstand gaapt tussen thuis en Wenen. Die ervaring ruimte te overbruggen, maakt de trein tot een superieur vervoermiddel.

Kan je iemand die het vliegtuig neemt en na de onbeduidende tijdspanne van anderhalf uur in de wolken de aankomsthal van de Weense luchthaven binnenstapt het totaal niet met de feiten strokend vermoeden dat Oostenrijk gewoon de meest oostelijke stad van het westen is kwalijk nemen? Het lijkt voor hem ook zo dichtbij maar hij laat zich ringeloren, in het ootje nemen door de vliegsnelheid, kortom de onfortuinlijke wordt om de tuin gevlogen.

Wie voor de trein kiest, voelt aan dat Wenen middeneuropees moet zijn en stelt in de stad vast dat het ook zo is. Vliegtuigen gaan gewoon te rap om te kunnen beseffen hoe ver weg iets echt ligt. Jawel, handig als je geen tijd hebt zoals al opgemerkt. Voor mensen zonder luxe dus.

Wat echt puur genot biedt, is de strook Mainz-Koblenz, langs de Rijn. Voor wie zich de vraag stelt warum es am Rhein so schön ist, wel neem dat traject. De Lorelei hoorde ik niet zingen, gelukkig maar, het zou te veel geweest zijn naast die over het rijnwater glijdende lichters, de avondzon overgoten heuvels op de rechteroever, de weer tot een pastorale God nodigende kerkjes, fantasievoedende ruïnes, rijnlandse huisjes. We zoefden aan Bingen zowaar langs een MAS (Museum am Strom).

In Keulen even aan de inkom van het station de imposante Dom bewonderd, mogelijk, fantaseerde ik, juist op de plaats waar mijn vader die bijna 80 jaar geleden bekeek als soldaat van de naoorlogse ‘bezettingsmacht’, waarvan hij als rekruut deel uitmaakte, naast teleurgestelde supporters van 1.FC Köln - 0-2 de boot in tegen Wolfsburg - aan een staantafel een curryworst mit Brötchen binnengespeeld, gapen naar een wriemelende mensenhoop van een veelsoortigheid zoals alleen een groot treinstation ze kan samenbrengen, de aansluiting naar Brussel in het oog houdend, vaststellen dat het Keulse water nog altijd met hetzelfde 4711-logo aan de vrouw wordt gebracht. Allemaal gratis, als extraatjes.

Niet dat het niet nog beter kan. Eén suggestie gooi ik ter afsluiting toch graag in de groep. Geen revolutionair voorstel, een kleinigheid zelfs maar wel één dat het treinreizen nog aangenamer maakt.

Zet stationsnaamborden niet evenwijdig aan het spoor, een bizar gebruik dat het onmogelijk maakt voorbij zoevende letters van het bord te ontcijferen. Zet ze een beetje schuin, een paar graden slechts, zodat we weten dat het in Ochenbruck was waar dat sneeuwstormpje woedde.

Oh ja, had ik al gezegd dat je als treinreiziger over veel tijd moet beschikken? Dat heeft het gemeen met mijn mijmeringen. We moeten wel eerlijk blijven natuurlijk.

Facebook, 26 februari 2023

Labels