Zondagse mijmering: B-post waarborgt mijn recht op onbereikbaarheid

Zondagse mijmering: B-post waarborgt mijn recht op onbereikbaarheid

Het is zondag en zonnig. Ik tip deze woorden zittend in ons rustig stadstuintje, bloemetjes links en rechts van mij, kop koffie bij de hand, vanochtend de zuurdessem vanochtend vroeg opgemaakt dus straks geurt het huis weer naar versgebakken brood.

Er staat een wandeling naar de ijsjeszaak op de verder voor allerhande dingen ruimte latende planning. Ben bezig met een essaytje over een bijzonder boek en – wie weet – mogelijk kan ik vanavond zeggen dat ik weer wat opgeschoten ben. Indien niet, dan kwamen er andere aangename dingen tussen en daar klap ik mijn laptop dan graag voor dicht. (Daarom ook dat het essay niet opschiet maar ach, het leven is maar draaglijk mits evenwicht en maat een dam opwerpen tegen obsessioneel streven. Voila, mijn levensfilosofie op één regel tussen haakjes zowat samengevat.)

Ik ben dus goed geluimd en toch volgt nu een zure oprisping u aangeboden in de verpakking van een zondagse mijmering. Het moet er af en u zal dienst doen als virtuele klaagmuur, ten ware u de lezing nu per direct stopzet.

Het gaat over B-Post en ik probeer het gebeuren feitelijk en onderkoeld te beschrijven.

Donderdag 27 mei biedt iemand een aangetekende zending aan maar vindt geen gehoor aan onze op dat ogenblik verlaten woning. Was het de postbode? Ik weet het niet en het doet voor de essentie weinig terzake, al hoop ik van niet want onze postbode is een geschikte kerel. Eén uit de oude doos, met babbeltje en fluitend op of naast zijn B-Postfiets. Terug naar het verhaal.

Vrijdag 28 mei dien ik mij aan op het postkantoor om 11.30 ofte een half uur na het uur dat de gemiste aangetekende zending blijkens het achtergelaten bericht te mijner beschikking ligt. Lang aanschuiven want vrijdagochtend blijkt een populaire laten-we-eens-naar-de-post-gaan-dag te zijn.

Vriendelijke jongedame achter het loket moet me teleurstellen. Zending is nog niet bezorgd aan het kantoor. Dat valt me tegen want aangetekende zendingen bevatten zelden verjaardagskaartjes en als ik slecht nieuws krijg, dan liefst zo snel mogelijk, kwestie van mijn tegenzetten te beginnen overwegen. Een vergeten rekening als de bliksem betalen, om dat spijtig genoeg niet al te theoretische geval maar als voorbeeld te noemen.

Goed, achter dat loket kan de dame in kwestie ook niets meer dan vaststellen wat ze vaststelt dus vertrek ik zonder buit.

Maandagmiddag sta ik evenwel weer aan de deur. In tegenstelling tot vrijdagochtend wordt de maandagmiddag in mijn buurt slechts door weinigen vrijgehouden voor postbezoek. Ik glip aangenaam snel binnen en ben zowaar de volgende aan de beurt. Dat moment van verzoening met tante Pos duurt evenwel slechts kort want, jawel, nog steeds geen zending beschikbaar.

Uiteraard kan de jongedame achter het glas – een andere maar ook niet onvriendelijk - daar weer niets aan doen maar ik sta wel paf en vertaal die pafheid met wat ik een ‘uiting van ongenoegen jegens haar instituut’ zou kunnen noemen. Ze schrijft in keurig leesbaar handschrift het telefoonnummer op van de klantendienst.

Weer buiten - de zon schijnt en oefent een wijle een milderend effect uit op mijn oplaaiend gemoed - bel ik die klantendienst. Taal? 1 of 2 intikken. Welke dienst? 1,2,3 of 4 intikken. Ik raad want vind de keuze subtiel. Of ik daarna nog eens wil opgebeld worden omdat B-Post wil vernemen of ik goed geholpen werd. Ik tik 2: neen. Heb ik later spijt van. Het gesprek zal worden opgenomen en een muziekje zal mijn wachttijd veraangenamen. Daar zou B-Post goed fout zitten ware het niet – als het goed is, zeg ik het ook, want ik wil het verhaal objectief brengen – dat ik snel iemand aan de lijn krijg. Weer een vrouw, alvast dat hoop ik voor de betrokkene want het stemgeluid wijst te nadrukkelijk in die richting.

Het begint weer vriendelijk. Ik leg uit. Ze vraagt het nummer onder de barcode. Dat nummer omvat – ik tel het hier ter plekke voor alle zekerheid nog eens na – 30 (dertig) cijfers. Ik lees ze goed articulerend en duidelijk voor maar, jawel, het loopt zoals kon verwacht worden mis. Of ik de laatste negen cijfers nog eens wil herhalen. Dat doe ik. Ok, nu is het ok. Zending voor mijnheer Teirlinck hé. Neen, De Roover. Oei, kunt u de cijfers nog eens herhalen?

Ja, dat kan ik. De zon schijnt en wandelen is gezond. Ik herhaal de 30 (dertig) cijfers met passende pauzes. Oh, ja, mijnheer De Roover. Juist, dat is niet normaal dat de zending er nog niet is. Ze zal voor mij een klacht formuleren. Naam aub. Euh, De Roover dus. Mooi, telefoonnumer? Het nummer dat u nu belt. Ah ja. Ook mooi. Adres? Het adres waar die brief niet kon worden afgeleverd. Ja maar, dat heb ik hier niet. Aangetekende brieven zijn wel vertrouwelijk hé mijnheer. Klopt, zelfs de geadresseerde krijgt hem niet. (Ik kan het niet laten. De zon maakt niet alles goed. Ik dicteer mijn adres.) Uw mailadres graag. Mevrouw, waarvoor hebt u dat nodig? Ik verwacht dat u nu één of andere dienst belt, mij dan telefonisch contacteert met de mededeling waar die aangetekende brief zich bevindt en dan sluiten we de zaak af. Daarvoor hebt u echt niet meer informatie nodig. Dus u wilt uw mailadres niet geven? Neen want dat helpt ons niet verder.

Ze vertelt nog iets over een tracker waar ik de zending zou kunnen volgen en ik druk haar op het hart dat mijn oplopende bitsheid niets te maken heeft met haar maar alles met haar werkgever (“Ik doe dit ook niet voor mijn plezier”, brak ze enkele ogenblikken eerder mijn hart een beetje want je zal daar maar zitten op zo’n kl*tedienst en ellelange barcodecijfers moeten noteren.) en ook toch wel met mijn nieuwsgierigheid naar de inhoud van die zending.

Het wordt dinsdag en ik ben net op tijd in de buurt vooraleer het postkantoor sluit. Nog geen telefoontje gehad en dus gaan we maar weer eens aanschuiven. Dinsdag late namiddag. De buurt is weer helemaal postkantoor-gericht want de rij is lang. Aan de deur groet een veiligheidsagent die de toestroom in goede banen moet leiden mij als mijnheer De Roover en vertelt over de keren dat hij aan de Nekkerhal dienst deed op onze nieuwjaarsfeesten.

Binnen kom ik bij een derde loketbediende en weer is het een vriendelijke. Vriendelijker dan de vorige twee zelfs want ze zucht begripsvol mee wanneer haar computerscherm niet reageert op mijn barcode. Ze zal – op weinig succes rekenend maar toch – eens door de aangetekende zendingen van vorige week gaan. Ik zie het haar doen aan een tafeltje wat verderop. Aangetekende brieven oppikken is geen prioritaire bezigheid in mijn buurt, althans dat concludeer ik uit de indrukwekkende stapel waar ze doorheen moet. Tevergeefs, wat mijn zending betreft. Of ze kan zien wie de afzender was? Neen, de brief komt uit Hasselt maar dat zegt niets, zegt ze nietszeggend. Iets niet betaald bij Ethias?, schiet me door het hoofd. Wie zal het zeggen. Mijn gespreksgenote, hoe vriendelijk ze ook is, dus niet.

Ze neemt wel initiatief en noteert mijn gsm-nummer. Ze zal het in het oog houden en bellen wanneer het stuk opduikt. Ik voel mijn vertrek begeleid door haar medelevende blik, groet de veiligheidsman aan de deur en besluit verder dan maar te wachten op wat komt.

Het is vandaag zondag, één week en drie dagen na het aanbieden van de brief. Ik heb niets meer vernomen en heb dus gewacht op wat niet kwam. Beschouwt B-Post de zaak als afgehandeld?

Morgen nog eens naar de klantendienst bellen, kan een optie zijn. Ik heb nog een lange dag om die barcode-getallen van buiten te leren. Het is zonnig en rustig in mijn stadstuintje en dat essay kan wel weer wachten.

Wanneer de deurwaarder morgen aanbelt wegens te lang niet betaalde rekening of, wie weet, erger, hoop ik dat mijn laptop niet aangeslagen wordt want dan moet ik opnieuw beginnen.

Aan degenen die het tot hier volhielden, dank voor uw luisterend oor - in de vorm van lezend oog.

(Actuele bedenking daarbij: De drie postloketbediendes waarvan sprake oogden alle drie van allochtone afkomst. Ze verleenden keurige, professionele en, alvast de derde, zelfs meer dan gewoon reglementair noodzakelijke dienst. Ze droegen geen van drie een hoofddoek. Waarom niet? Omdat het niet mag van hun werkgever. Ik kon hun overtuiging – gelovig, ongelovig, streng gelovig – niet vaststellen en mooi ook, want die deed er hier niet toe. Met andere woorden: dankzij dat neutraliteitsgebod werd hun privacy mooi afgeschermd. Wie vrouwen eventueel scheef zou bekijken omdat ze geen hoofddoek dragen, moet de gram in dit geval niet halen bij de betrokkenen die zich kunnen verschuilen achter hun werkgever maar bij B-Post zelf. Ik kan het nummer van de klantendienst bezorgen.)

Deze zondagse mijmering verscheen op Facebook op 6 juni 2021.

Labels