Zien we in de spiegel een zelfgenoegzaam heertje?

Zien we in de spiegel een zelfgenoegzaam heertje?

Een essay over de elite en de massamens en over de vraag hoe passend een tekst van een eeuw oud vandaag is

Bij grote hitte kan een koude douche helpen. Een Spaanse filosoof schetste zowat honderd jaar geleden een, laten we zeggen uitdagend beeld van de ‘massamens’. Past het ook nog vandaag? Zo ja, kan het voor zo’n douche zorgen, weliswaar één die niet verkwikkend te noemen is. Of toch en is een blik in die spiegel juist heilzaam om te helpen een alternatief te vinden voor paniekerige eindtijdprofetieën dan wel zorgeloos gefluit in het donker. De bizarre synthese waarbij anderen verantwoordelijk zijn voor de komende eindtijd en stevig moeten inleveren terwijl we zelf recht hebben op zorgeloos gefluit, klinkt toch net iets te gemakkelijk.

De democraat en de elitair

Het aangename toeval kan mensen samenbrengen, bijvoorbeeld op verplichte feestjes bij een gemeenschappelijke kennis waar dan blijkt dat die tot dan voor elkaar onbekenden voldoende gemeenschappelijk hebben om de avond onverwacht boeiend te laten verlopen.

Het toeval brengt ook wel eens boeken samen die een onbedoelde band met elkaar hebben.

‘Reset’ van Mark Elchardus verscheen in 2021 maar bleef weken op de stapel liggen om vervolgens bedolven te worden onder nieuwe aanwinsten. Enkele weken geleden maakte ik eindelijk tijd voor dat met 608 blz. toch wel als vuistdik te beschrijven werk.

In 1930 verscheen José Ortega y Gassets ‘La rebellión de las massas’ als bundeling van in feuilleton verschenen bijdragen in de Madrileense krant ‘El Sol’. Drie jaar later lag het in Nederlandstalige versie op de betere leestafels van ons taalgebied als ‘De opstand der horden’. In 2016 verzorgde Diederik Boomsma een nieuwe vertaling. Hij maakte van die gelegenheid gebruik om de ‘horden’, een woord dat dingen insinueert die de auteur niet bedoelde, uit de titel te wippen. ‘De opstand van de massamens’ schoof ik mee in mijn leeskoffer voor deze zomer en dat bleek geen foute keuze. Zo kwamen de Vlaamse socioloog en de Spaanse filosoof even naast elkaar liggen.

Niettegenstaande de tijdskloof van bijna een eeuw passen Elchardus’ en Ortega y Gassets werkstukken op een aparte manier bij elkaar, in die zin dat ze beiden over hetzelfde nadrukkelijk een andere kaart trekken. Ze zouden zich vermaken op dat feestje van die gemeenschappelijke kennis.

Elchardus probeert de oude linkse keuze voor de onversneden macht van het volk weer nieuw leven in te blazen en zo het socialisme terug naar de bron te voeren. Hij brengt een onomwonden democratisch verhaal, waarbij de meerderheid omdat ze een meerderheid vormt het eerste recht van spreken verdient.

Ortega y Gasset noemt zichzelf liberaal en koppelt die stroming aan een onversneden elitaire boodschap die juist de grenzen van de democratie opzoekt. Boomsma noemt hem ‘een kritische vriend van de democratie’.

De ‘elitair’ Ortega y Gasset is trouwens vooral teleurgesteld in het falen van de elite, die hij verwijt haar rol niet op te nemen. Van de meerderheid heeft hij echter ook geen hoge pet op. Hij schat haar potentie behoorlijk beperkt in en doet daar niet omfloerst over. Ortega schrikt er duidelijk niet voor terug tegen haren in te strijken. Noem hem van alles maar geen populist. Hij was dan ook slechts heel kort actief als politicus.

Elchardus spreekt niet tegen dat het liberalisme een elitaire en dus in wezen ondemocratische stroming vormt. De twee auteurs zijn het eigenlijk op dat punt verbazingwekkend met elkaar eens, weliswaar bij de ene als argument om tegen het liberalisme te fulmineren, bij de andere om er juist voor te pleiten.

Deze twee bijzonder interessante werken laten zich vanzelfsprekend niet in deze enkele paragrafen samenvatten maar laten we Elchardus toch maar de democraat noemen en Ortega de elitair. Vreemd dan vast te stellen dat Elchardus’ oerlinkse pleidooi voor de soevereiniteit van ‘het volk’ vandaag op zo veel linkse weerstand stuit. En, zeker historisch gezien, even opmerkelijk hoe een rechterzijde het anti-elitaire vandaag graag omarmt. Langs rechts klinken vandaag zowaar stemmen die als twee druppels water lijken op wat op 13 juli 1789 in de straten van Parijs gescandeerd werd op aanstichten van uiterst-linkse agitatoren.

Onder die ogenschijnlijke afkeer voor ‘de elite’ schuilt bij velen ter rechterzijde wellicht eerder een teleurstelling – en dat sluit aan bij Ortega - dan een principiële omarming van het historisch linkse standpunt – en dat botst met Ortega.

Enfin, dat er verwarring heerst, is wel duidelijk. (Ortega zou hier trouwens al gestopt zijn met lezen want hij noemde ‘links of rechts, één van de ontelbare manieren om imbeciel te zijn’.)

Ik laat de uitermate boeiende want uitdagend denkende Elchardus hier verder los met de vaststelling dat twee werken die elkaar op menig vlak best tegenspreken, ook allebei bijzonder interessante en treffende analyses kunnen bevatten (en zelf raakpunten bevatten).

Een eeuw lang actueel

Ortega y Gassets ‘La rebelion de las masas’ is dus bijna een eeuw oud en kan daarom met afstand beoordeeld worden. Sommige stellingen die hij uiteenzet blijken intussen fout te zijn, andere nog moeilijk verkoopbaar en met aardig wat uit het boek ben ik het oneens. Wat hij bijvoorbeeld schrijft over nationalisme overtuigt me niet maar zet beslist wel aan tot denken. Ortega poneert ook nogal wat, en dat is opmerkelijk een eeuw na druk, dat verbazend actueel klinkt.

Zo kan je als XXIe-eeuwer bij volgende passages niet anders dan de vraag stellen: oei, lijk ik niet, tenminste een beetje, op wat hij hier beschrijft? Misschien verklaren ze zelfs het fenomeen van de sociale media als afvalbak van de normale, constructieve debatvoering, terwijl de Spaanse filosoof die sociale media uiteraard nooit zelf heeft gekend.

Ik beperk me hier tot één hoofdstuk, het elfde over ‘Het zelfgenoegzame heertje’. Volg hem even in deze citaten waarbij hij zich 92 jaar geleden boog over de ‘massamens’. Mogelijk is niet elke gelijkenis met bestaande personen – of stel je voor: gelijkenis met onszelf! – louter aan het toeval te wijten.

Met ‘massamens’ bedoelt de auteur trouwens geen bepaalde klasse want de mentaliteit die hij er aan toeschrijft, vinden we naar zijn overtuiging doorheen alle lagen van de bevolking terug. Het fenomeen ontstond in de XIXe eeuw en deed zich volgens hem nooit eerder voor in de geschiedenis.

“(…) de koers van de Europese geschiedenis is voor het eerst in handen gekomen van de gemiddelde mens als zodanig. (…) de massamens, die voorheen werd geleid door anderen, heeft zelf de leiding overgenomen. (…)” Een nieuwe meester diende zich aan.

En hoe moeten we ons die voorstellen? “Als we de psychologische structuur van de massamens bestuderen zoals die zich in het openbare leven manifesteert, dan komen we tot de volgende kenmerken: (1) de diepgewortelde, aangeboren overtuiging dat het leven makkelijk en overvloedig is, zonder de tragiek van beperkingen. Dat roept in de ziel van de gemiddelde mens een zeker gevoel van macht en triomf op , hetgeen hem (2) ertoe aanzet om zichzelf precies te nemen zoals hij is en voor zichzelf op te komen, en zijn eigen morele en intellectuele ontwikkeling als voltooid te beschouwen. Deze zelfingenomenheid brengt hem ertoe zich af te sluiten van iedere externe autoriteit. Hij weigert te luisteren, hij weigert zijn opvattingen te laten beoordelen en rekening te houden met anderen. Het intieme gevoel van macht vervult hem met het verlangen te domineren. Daardoor gedraagt hij zich alsof hij alleen op de wereld is; met als gevolg (3) dat hij op alles invloed wil uitoefenen en zijn vulgaire opvattingen ongegeneerd opdringt, zonder respect voor wie of wat dan ook, en zonder reserves en voorbehoud. Oftewel: volgens de principes van de ‘directe actie’. Het was deze reeks kenmerken die ons deed denken aan bepaalde gebrekkige mensentypes, zoals het verwende kind en de primitieve mens in opstand, de barbaar. (…)

Het personage dat thans overal opduikt om zijn innerlijke barbarij ten toon te spreiden, is niets anders dan het verwende kind van de menselijke geschiedenis. Een verwend kind is een erfgenaam die zich uitsluitend bezighoudt met het opmaken van zijn erfenis.”

Ortega was Jef Nys’ ‘Kinderen baas’ uit de Jommekes-reeks vóór maar de versie 1930 is heel wat minder idyllisch.

Doen waar we zin in hebben is een basisrecht

De auteur maakt de vergelijking met de erfelijke aristocratie, waarmee hij stevig afrekent. “Vanaf de wieg komt hij (de aristocratische erfgenaam, n.v. PDR)  in een gespreid bed met rijkdommen en privileges, zonder dat hij weet waarom, of wat daarvoor nodig is. Zelf heeft hij niets voor die dingen gedaan. Ze zijn hem zomaar komen aanwaaien.” Net zoals de aristocraten-telg, beseft de massamens volgens Ortega niet wat er nodig is geweest om de omstandigheden te scheppen waarvan hij geniet en wat er nodig is om dat in stand te houden. Het bereikte wordt als verzekerd, als een recht beschouwd en het idee dat het weer kan wegzakken, komt niet bij hen op.

Die massamens ontstond dus in de XIXe eeuw. “(…) de negentiende-eeuwse beschaving is zodanig dat zij het de gemiddelde mens mogelijk maakt zijn plaats te vinden in een wereld van overvloed, waarbinnen hij alleen oog heeft voor de grote hoeveelheid middelen, maar niet voor de daaraan verbonden gevaren. (…) Wat hij niet ziet, is hoeveel moeite het kost om deze apparaten en medicijnen te ontwikkelen en ervoor te zorgen dat zij ook in de toekomst beschikbaar blijven. Hij heeft geen oog voor de kwetsbaarheid van de organisatie van de Staat en voelt zich nergens toe verplicht.”

Het zal lezers vandaag verbazen dat Ortega die jaren ’30 van de vorige eeuw beschrijft als een periode van overvloed en beschikbare luxe. Die wordt als vanzelfsprekend en verzekerd beschouwd. De auteur komt hier bij het beeld van het ‘zelfgenoegzame heertje’, “het verwende kind als volwassene. Steekt dat mensentype massaal de kop op, dan horen alle alarmbellen te gaan rinkelen dat het leven wordt bedreigd door degeneratie en verval.”

Welke “afwijkingen” kenmerken dat zelfgenoegzame heertje? “Hij leeft alleen voor zijn plezier, als een rijkeluiszoontje.” In de eigen familiekring wordt “allerlei wangedrag door de vingers gezien. (…) Maar dat verwende zoontje van pappa denkt dat hij zich buitenshuis precies zo kan gedragen als binnenhuis, dat alles wat hij uitvreet door de beugel kan, dat geen enkele daad onvermijdelijke en onuitwisbare consequenties heeft. Hij doet gewoon waar hij zin in heeft.” Het verwende kind dat zich meent alles te kunnen veroorloven en dat alles hem vergeven wordt, past voor de auteur als beeld voor de massamens.

Volgens Ortega y Gasset staat die massamens niet op stevige ondergrond. “Vandaar dat deze levens (van de massamens-n.v. PDR), zonder gewicht en zonder wortels – déracinés van het eigen lot – zich meer dan ooit laten meewaaien op het kleinste zuchtje wind. Dat is een tijd van ‘stromingen’ en van ‘je laten meeslepen’. Bijna niemand toont nog weerstand tegen de oppervlakkige windvlaagjes die opkomen in de kunsten, in denkbeelden, in de politiek en in het maatschappelijke leven.”

Verwende kinderen van Vadertje Staat

Onze Spaanse filosoof lijkt zich duidelijk niet meteen te herkennen in het liberale motto ‘optimism is a moral duty’. Dat die ‘massamens’ zich misschien vooral probeert te handhaven in de wereld zoals die zich voor hem openbaart, daarover laat Ortega zijn gedachten niet meteen gaan. Hij laat zich kennen als bijzonder strenge observator die mededogen schijnt te beschouwen als een waas die de correcte waarneming alleen maar kan hinderen.

Deze uittreksels, laten we eerlijk zijn, komen ook vandaag zeker niet over als totaal van de pot gerukte onzin. Ze zetten alleszins aan om nog eens in de spiegel te kijken. Gaan we er inderdaad niet erg gemakkelijk – wegens erg comfortabel – van uit dat wat ooit bereikt werd ook meteen verzekerd altijd zal blijven bestaan. Dingen die een generatie geleden onvoorstelbare luxe werden genoemd, kregen intussen zowat het statuut van een soort mensenrecht. “Datgene wat hij voorheen zou hebben beschouwd als een geschenk dat hem vervulde met dankbaarheid en nederigheid, ervaart hij nu als een recht: niet iets om dankbaar te aanvaarden maar om op te eisen”, zo verwoordt Ortega y Gasset het in een eerder hoofdstuk.

Wanneer die verworvenheden in het gedrang komen, richten we ons erg gemakkelijk tot ‘vadertje staat’. Die beeldspraak van de staat als ‘vadertje’ past uitstekend bij Ortega’s idee van het ‘verwende kind’ dat kan verklaren waarom ook meerderjarigen graag puberzeurderig uitpakken, bijvoorbeeld op sociale media. Dat ‘vadertje staat’ moet voor oplossingen zorgen, oplossingen die van ons, verwende kinderen, geen inspanningen vragen. Want de schuld, die ligt altijd bij anderen en zij horen er dan ook voor op te draaien.

Trouwens, werd ons niet altijd ingepeperd dat we een fase in de geschiedenis hadden bereikt waarin er alleen nog ‘vooruitgang’ bestaat en het risico op inzinkingen of terugval definitief overwonnen was? Hield de politieke elite dat niet met veel overtuiging voor? Dan moeten politici daar ook maar voor zorgen, klinkt het verwijt, niet zonder zin voor een bepaalde logica en niet alleen in baggervorm op sociale media of lezersrubrieken.

Deprimerende spiegel?

Vakantieweken dienen om in een zonovergoten zwembad te duiken, om extra lang te aperitieven, mooie dingen te bekijken maar zijn ook bij uitstek geschikt om even stil te staan bij de vraag: hoe goed zijn we bezig en waar staan we voor?

Als we gelijkenissen met vandaag erkennen, deprimeert dan deze blik in de spiegel? Dat hoeft niet lijkt me. De 92 jaar na de hier aangehaalde regels verliepen natuurlijk deels verschrikkelijk, met het eerst zegevierend nazisme, de tweede wereldoorlog en de decennialange dominantie van het communisme in Oost-Europa. Ortega was een uitgesproken criticus van fascisme en communisme, twee fenomenen die hij koppelde aan het fenomeen massamens.

Maar die 92 jaar kenden daarnaast natuurlijk ook vele decennia voorspoed. De auteur wijst uitdrukkelijk op de materiële vooruitgang in de decennia voorafgaand aan zijn boek. Er zouden er vele volgen.

Met de samenvatting dat volgens hem de elite weigert haar rol passend op te nemen en de massamens een rol opneemt die niet hem past laat ik de citaten uit Ortega y Gasset nu verder achterwege (ik pak het boek straks wel weer vast) om af te sluiten met een korte eigen bespiegeling die deze passages bij me opriepen.

Voelt u ook de benepenheid die ontstaat omdat weinig ruimte lijkt te resten tussen ‘het einde is nabij’ en ‘ons kan niets gebeuren’? De keuze lijkt beperkt tot in ongeremde paniek slaan bij een graadje meer of het ‘ik moet niks behalve mijn heilige goesting’ tot levensfilosofie verheffen. De gemene deler heet klagen: klagen dat de wereld om zeep gaat in een poel van onverschilligheid, dan wel klagen dat er inspanningen gevraagd worden.

Het idee dat het altijd alleen maar beter kan en zal gaan, is natuurlijk een aangename illusie zo lang ze hoog kan worden gehouden. Ze helpt echter niet tegen neerslachtigheid, maakt die alleen erger wanneer uitkomt dat ze vals is. We zien daar vandaag tekenen van. Bij de ene volgt de paniek, de andere sluit krampachtig de ogen, ieder wijst naar de ander als bron van het kwaad om zelf de dans te kunnen ontspringen.

De meer realistische inschatting dat niets vanzelfsprekend is, noch definitief verworven, kan helpen het genot om wat ons geschonken wordt te vergroten, er tevreden mee durven zijn zonder ons welbevinden daar krampachtig aan vast te knopen als betrof het elke keer weer een nieuwe basisrecht.

Een momentje zelfkritisch spiegelen aan dat beeld van Ortega’s massamens, scherpt mogelijk ons verantwoordelijkheidsbesef aan. En dat is ook niet kwaad. “Met de handen in de zakken wachten tot de kabouterkes het werk doen, helpt ook niet”, wist mijn grootmoeder zonder ooit Ortega y Gasset gelezen te hebben.

(Foto: Waar deze hoedjes elkaar ontmoetten, rees de vraag: hoe zelfgenoegzaam zijn de heertjes?)

Dit essay verscheen op Facebook op 23 augustus 2022.

Labels