Vragen aan de Nederlandse minister van buitenlandse zaken
Mijnheer de minister, op mijn beurt dank ik u voor uw komst naar onze commissie.
Premier Rutte heeft net zoals u gezegd dat de aanpak van het terrorisme en het migratieprobleem twee kernpunten zijn voor het Nederlandse voorzitterschap en heeft samen met de president van de Europese Raad Donald Tusk vastgesteld of opgemerkt dat er nog maar enkele maanden, twee maanden, zouden resten om een oplossing uit te dokteren voor die asielcrisis. Anderzijds, en dat zijn natuurlijk bijzonder zware woorden, zou het afgelopen zijn met het vrije reizen binnen de Schengenzone als die oplossing niet wordt gevonden.
Misschien dat die zware woorden terecht zijn en dat onderstreept, denk ik, het belang van de zes maanden dat u als voorzitter meer aan het roer zit dan in andere periodes. Ik wil in dat verband een vragen wat hier al aangehaald is: wat zijn de mogelijkheden om op korte termijn die crisis in goede banen te leiden, niet alleen om dat zoiets noodzakelijk is op zich maar ook om de begrijpelijke onrust bij de publieke opinie in toom te houden. Het is bovendien belangrijk dat we er voor zorgen dat die publieke opinie niet verder in, wellicht gevaarlijke, richting evolueert en misschien zelfs oncontroleerbaar wordt omdat ze zich door het Europese beleid verlaten zou voelen. Dat wensen we uiteraard te vermijden. Dus wat zijn de concrete initiatieven die Nederland denkt te kunnen nemen die in het verleden niet genomen zijn?
Ten tweede, en dat is misschien een moeilijke vraag, maar uw opvolger dat zal Slovakije zijn. Er wordt vandaag in wat vroeger Oost-Europa en nu Midden-Europa heet, gesproken over een soort ‘plan B’ waar men eigenlijk vanuit gaat dat ‘plan A’, welk dat ook zou zijn, niet werkt. In welke mate denkt u dat ‘plan B’ te kunnen vermijden? Ziet u iets in een soort ‘Plan B’ zoals dat wordt uitgewerkt momenteel door een aantal lidstaten in het Oosten van de Unie?
Turkije
En dan zou ik nog twee vragen willen stellen. U hebt zelf gesproken over Turkije en de rol die Turkije moet spelen in dat geheel. U hebt daarbij de beeldspraak gebruikt van ‘aan de touwtjes trekken’. De vraag wordt gesteld, ook in uw land, wie aan welke touwtjes trekt en in welke mate we de touwtjes niet in Turkse handen leggen en zo ervoor zorgen dat zij eraan kunnen rukken naar welbevinden. Dat is toch een bekommernis die niet alleen in uw land heel erg leeft maar ook bij ons. Zoeken wij, hoe zou ik zeggen, nu geen oplossing door het probleem te vergroten als we teveel rekenen op Turkije?
En een laatste vraag, en ik zal me daar toe beperken om u de kans te geven om te kunnen antwoorden, is ook al aangesneden. De toestand in het Midden-Oosten gaat van kwaad naar erger, natuurlijk zit daar toch in belangrijke mate de bron van het probleem waar we het hier over hebben. Welke rol kan een Europees buitenlands beleid spelen? Want in het verleden hebben we gezien dat de Verenigde Staten minder belangstelling lijken te hebben voor het Midden-Oosten. Nu, op het einde van het presidentschap van president Obama, is er hoe dan ook een terughoudendheid om initiatieven te nemen. Het gat wordt ingevuld door Rusland en met ‘succes’.
Europa probeert in dat soort situaties vooral de kracht van de diplomatie te laten spelen maar hoe ver kan die diplomatieke rol reiken en wat zijn de klemtonen die u daarin de volgende zes maanden zou willen leggen?
Ik dank u voor uw antwoorden.
Gepubliceerd op 22 februari 2016.
Foto: Bert Koenders ©ANP
TIP: Dankzij internet kunnen wij ook veel mensen bereiken buiten de klassieke media om. Help daarbij en deel dit artikel. Gewoon op de knop hieronder drukken.
- Login om te reageren