Voor moslimterrorisme deinzen wij geen stap terug
Na de vreselijke aanslagen van 22 maart 2015 besliste de Kamer van Volksvertegenwoordigers een onderzoekscommissie (POC) op te richten. Dat is het zwaarste instrument dat het parlement kan inzetten. Patrick Dewael werd voorzitter, ik mocht in die commissie zetelen samen met de partijgenoten Kristien Van Vaerenbergh, Christoph D’Haese en Siegfried Bracke. Met Laurette Onkelinx, Denis Ducarme (tot hij minister werd), Servais Verherstraeten, Meryem Kitir of Stefaan Vanhecke telde deze POC nogal wat parlementaire zwaargewichten.
De ernst van de feiten vraagt het doorbreken van het dagelijkse politieke gehakketak. In een interview met Le Soir bij de start van de werkzaamheden drukte ik de hoop uit dat we suggesties zouden kunnen doen om de tent sterker achter te laten dan we ze gevonden hebben en dat de politieke kleuren uiteraard niet zouden verdwijnen maar hopelijk toch een beetje vervagen; het hogere doel ten bate. In beide opdrachten zijn we gelukkig geslaagd, wat allerminst voor de hand ligt in deze tijden van polarisatie.
In de ruim 500 uren die we in dat half jaar hebben vergaderd, botsten de meningen stevig. Discussies gingen dikwijls over woorden en formuleringen, want aanslagen of niet; politieke verschillen doen die niet totaal verdwijnen. Er werd getrokken en gesleurd, woorden werden geslepen, geformuleerd en geherformuleerd. Maar het vizier bleef staan op ‘eensgezindheid’. De dingen waar we elkaar niet vonden, verdwenen uit het verslag maar het eindresultaat moest body blijven hebben. Zo’n aanslagen op onze hele samenleving vragen een zo breed mogelijk tegenfront. In een klein kringetje een straf pamflet in elkaar boksen was ook een optie en zou ons in sommige kringen applaus opleveren, maar voor zo’n rondje schijnboksen bedankte onze fractie liever. De terroristen willen niet liever dan zo diep mogelijke sporen van verdeeldheid trekken door onze samenleving.
Ja, de eindtekst werd door alle deelnemers goedgekeurd, dus ook door mij én bijvoorbeeld Laurette Onkelinx. Wij gaan over heel veel niet akkoord maar dit verslag verwoordde de consensus die we hebben bereikt. Ivan De Vadder had het in een tweet over het Stockholmsyndroom omdat “Onkelinx en De Roover bijna op één lijn zaten”. Klopt en logisch, want waar we het niet over eens waren, haalde het eindrapport niet. Mochten wij trouwens een robbertje uitgevochten hebben bij de voorstelling van het rapport, dan zou terecht getoeterd worden dat wij ons zowaar profileren op de kap van terreurslachtoffers. Tja, het is natuurlijker leuker aan de zijlijn.
Dat bijna 1000 bladzijden dikke eindrapport is uiteraard geen N-VA-document geworden. Naast wat ons bindt, leggen wij nog heel veel eigen klemtonen. Voor de PS is dat niet anders, neem ik aan. Maar wat we samen wel hebben afgeklopt mag gerust een mijlpaal heten.
De hoofdstukken over de veiligheidsarchitectuur en die over de zorg voor de slachtoffers, kregen in de kritische milieus minder commentaar. Wellicht te technisch en moeilijker te vertalen in oneliners. Bij de diverse diensten die van dichtbij of wat verder af met de veiligheid te maken hebben, liggen die rapportonderdelen wel boven op hun bureau want ze vormen een stevige uitdaging om de stap naar verbetering te durven zetten. Een diepgravender totaaloverzicht van ons hele veiligheidsbestel is vandaag niet voorhanden.
De terreur die ons en vele anderen landen trof is wel degelijk verbonden met het fenomeen moslimextremisme.
De politieke spelletjes gingen vooral over het laatste luik dat het thema radicalisme behandelt. Wie een beetje serieus wil zijn, kan daar geen zwartwit-verhaal rond brouwen. De keuze is echt niet tussen “alle moslims verdacht maken” enerzijds en “vreesachtig grote bochten maken rond het te mijden I-woord” anderzijds. Het spel van de fundamentalisten om alle moslims op één lijn te plaatsen – hun lijn uiteraard – hebben we niet meegespeeld; ook niet in de uiterst-rechtse variant daarvan die tegen alle islamieten als zodanig ten strijde wil trekken.
De POC ging over terrorisme, dus over een minuscuul deel van de moslimgemeenschap. Maar dat is wel een zeer gevaarlijk deel, dat bovendien het risico inhoudt de enge of bredere omgeving te besmetten. Daarom moest de vinger in dit rapport voor ons op de wonde gedrukt worden. De terreur die ons en vele anderen landen trof is wel degelijk verbonden met het fenomeen moslimextremisme.
De passages over de Grote Moskee en de financiering vanuit Saoedi-Arabië zijn scherp. Uiteraard erkennen wij moskeeën liever wel, al was het maar om ze uit de schimmige zones te halen. Maar dan moeten de criteria strikt, doorzichtig en streng zijn. Ze moeten bovendien ook na erkenning strak worden opgevolgd. Daarom moeten de bestaande criteria herbekeken worden. Wie zo’n aanbeveling reduceert tot het simplisme “ze willen zo veel mogelijk moskeeën erkennen” verkijkt zich op de ernst van de problematiek en maakt er een slechte grap van.
Vanzelfsprekend is er grote nood aan gesprekspartners uit de moslimgemeenschap met wie de dialoog, zo stelt het verslag duidelijk, alleen kan plaatsvinden binnen de geldende basisnormen van onze samenleving. Geen enkele godsdienst kan zich boven onze wet plaatsen, staat klaar en duidelijk in het eindrapport. Haatpredikers kunnen zich niet beroepen op de vrije meningsuiting om hun gif te spuien. Voorzitter Dewael formuleerde het in zijn slottoespraak in de kamer terecht als volgt toen hij het had over de radicale islam: “Er zijn grenzen aan de tolerantie”.
Het verschil tussen objectieve, zeg maar aantoonbare, en subjectieve, aangevoelde, discriminatie krijgt ook aandacht. Het tweede wordt graag verward met het eerste. Het is niet omdat iemand het gevoel heeft gediscrimineerd te worden dat het ook daadwerkelijk zo is. Een juiste, wetenschappelijk onderbouwde kijk op die fenomenen kan versterkt worden door onderzoek op het veld. Daarmee wordt uiteraard niet bedoeld dat radicalisme, laat staan terrorisme, zou kunnen verschoond worden door discriminatie op de werkvloer of dat een heksenjacht via ongebreidelde praktijktests het probleem van terrorisme zelfs maar een beetje zou kunnen helpen oplossen. Het rapport laat zich echt niet samenvatten door dat soort onzin.
Zonder te vervallen in simplisme werden de dingen in dit rapport bij naam genoemd. Moslimfundamentalistische terroristen én hun supporters staan aan de andere kant van de scheidingslijn: in die vaststelling hebben we zowat het hele parlement in meegekregen. Het is ooit anders geweest en dus mogen we daar best trots op zijn. En inderdaad, daarvoor zochten wij een zo breed mogelijke coalitie.
Het rapport maakt duidelijk dat wij niet terugdeinzen voor het terrorisme dat voortvloeit uit islamfundamentalisme. In tegendeel, wij verscherpen ons apparaat om het zo krachtig mogelijk te kunnen bestrijden. Terrorisme kan aanslagen plegen doch het versterkt alleen maar ons verzet tegen die bedreiging. Voor moslimterroristen deinzen wij geen stap terug. Die kernboodschap van het rapport moet zo luid mogelijk klinken.
Hier gepubliceerd op 28 oktober 2017.
Foto: vrij van ©
TIP: Dankzij internet kunnen wij ook veel mensen bereiken buiten de klassieke media om. Help daarbij en deel dit artikel. Gewoon op de knop hieronder drukken.
- Login om te reageren