Staatsgreep in Turkije niet onze zaak, of toch?
Vrijdag vond er een staatsgreep, al dan niet opgezet, plaats in Turkije en sedertdien regent het commentaren daar op. Die steunen niet altijd op veel feitenkennis. Zo lazen we mensen die graag de Koerdische zaak steunen nu zowaar inzetten op de coupplegers, niet beseffend dat het Turkse leger traditioneel het meest repressief optreedt tegen de Koerden. Maar goed, sociale en andere media dienen om meningen te verkondigen en dus doen we dat ook gretig. Blijft de vraag of wij ons echt veel moeten gelegen laten aan een staatsgreep en de daaropvolgende repressie in Turkije?
Waarom maken wij ons eigen leven onaangenaam met de ellende in Turkije? Er zijn drie verklaringen waarom we, of alleszins velen, dat toch doen. De eerste is de nabijheid niettegenstaande de afstand. Ik las vrijdagavond, rustig in mijn Ikea-zetel, een roman; daar had ik eindelijk nog eens wat tijd voor. Toen consulteerde ik ‘even’ Twitter, zag dat er iets gaande was in Turkije en bleef het de volgende uren tot slapengaan minuut op minuut volgen. Het verloop rolde binnen in real time, ook de beelden en filmpjes. Ik was er veel dichter bij dan bij vreugde of verdriet bij mijn buren op dat ogenblik.
In 1980 pleegde het leger in Turkije ook een staatsgreep. Een gelukte. Ik was 18 en zeer geïnteresseerd in (buitenlandse) politiek. Wellicht las ik er ’s anderendaags over in de krant, ergens weggestoken als nieuws zoals zoveel ander nieuws. Het bleef toen bij ons op niemands netvlies hangen, terwijl de brug over de Bosporus nu hier hét onderwerp van gesprek vormt. De (sociale) media brengen alles zoveel levensechter tot in de huiskamer en daardoor voelen we ons zoveel meer betrokken. Noem het de globalisering van de gefilmde miserie. We laten ons op die manier meteen ook een hoop ellende aanpraten. Of dat altijd zo verstandig is, kan men zich afvragen, maar het feit is wat het is.
De vraag of we van inwoners van een land ook een zekere gehechtheid aan die samenleving mogen eisen, hoort bovenaan op de politieke agenda thuis.
Bovendien, tweede verklaring, voert een land een buitenlands beleid en dus lijkt het logisch een standpunt in te nemen over Turkije. Zeker als we er – vorige alinea’s – zo met de neus op gedrukt werden. Is dat ook zo?
Traditioneel bestaan er twee scholen als het over internationale betrekkingen gaat. De ene houdt zich verre van inmenging in binnenlandse aangelegenheden in een ander land. De andere wil juist wel tussenbeide komen, interveniëren. Die laatste stroming kent een rechtse en een linkse variant. George W. Bush ging even de democratie installeren in Irak en gooide er zijn leger tegen aan. Adepten van het opgestoken wijsvingertje vullen diezelfde visie links in. Als er ergens mensenrechten worden geschonden, dan is dat per definitie onze zaak of onze verantwoordelijkheid. Wie meent dat wij ons wereldwijd moeten bemoeien met de gang van zaken, vanuit linkse of rechtse inspiratie, zal zich vandaag uiteraard nadrukkelijk met Turkije bezig houden. (Het feit dat Turkije grote impact heeft op de vluchtelingenstroom en de oorzaak daarvan, maakt de keuze om te redeneren in termen van 'niet inmenging' trouwens ook minder overtuigend.)
Er is een derde verklaring waarom Turkije zo dichtbij ligt vandaag en het is wellicht de meest steekhoudende: de Turkse vlaggen in de Europese hoofdsteden met aan het eind van de vlaggenstok vurige aanhangers van Erdogan. We stellen vast dat vele mensen in onze landen voor wie de Turkse politieke situatie veel belangrijker is dan de Nederlandse, Duitse of Vlaamse het probleem van ‘ginder’ meteen ook tot een probleem van ‘hier’ maken. (Lees daarover ook ‘Onze’ populairste politicus haalt absolute meerderheid.) De ogen sluiten is dus gewoon geen optie meer, ook niet voor wie zich afkeert van de valse betrokkenheid die sociale media ons opdringen of voor wie meent dat we ons niet wereldwijd als moralistische betweter moeten gaan bemoeien met regimes allerhande.
Zelfs al vormen de mensen met Turkse achtergrond die de straat op kwamen om de grote held Erdogan te eren een kleine minderheid – getalsmatig bleef het allemaal matig – toch bewijzen die optochten dat onze samenleving verder verbrokkelt. De vraag of we van inwoners van een land ook een zekere gehechtheid aan die samenleving mogen eisen, hoort bovenaan op de politieke agenda thuis. De zogenaamde ‘nieuwkomersverklaring’ die Theo Francken wil invoeren, houdt in dat debat een duidelijke en fundamentele keuze in. Het is een eerste, bescheiden stapje en zelfs dan al ruim gecontesteerd. Een politieke meerderheid blijft in dat debat erg terughoudend of zelfs afwijzend. Toch maken de Turkse vlaggen in Europese steden duidelijk dat deze discussie brandend actueel is. Ons standpunt is klaar: in een land wonen mag geen vrijblijvende zaak zijn.
Hier geplaatst op 18 juli 2016.
Foto: Beeld uit Rotterdam op een zomerdag in 2016.
TIP: Dankzij internet kunnen wij ook veel mensen bereiken buiten de klassieke media om. Help daarbij en deel dit artikel. Gewoon op de knop hieronder drukken.
- Login om te reageren