Pleidooi voor meer bescheidenheid bij politici

Pleidooi voor meer bescheidenheid bij politici

(en waarom ik niet kies voor ‘politici zijn gevaarlijk’ als titel)

 

Eertijds ging het parlementaire jaar van start op de tweede dinsdag van oktober, kleine drie maanden na de afsluiting op 21 juli. Kamerleden konden altijd, los van de temperatuuromstandigheden, genieten van een Indian Summer. Sedert enkele jaren starten we anderhalve maand eerder, m.a.w. we zijn begonnen. Als de zomer tijd bood voor reflectie over het parlement, ook gekend als de wetgevende macht, dan is het nu dus de hoogste tijd om die te ventileren. Hopelijk kunnen deze nog net buiten de grijpklauwen van de dagelijkse actualiteit en los van partijpolitieke (schijn)maneuvers blijven.

Titels doen artikels lezen. Ik kon dan ook slechts met veel moeite weerstand bieden aan de aandrang dit stuk te tooien met de kop ‘let op, politici zijn gevaarlijk’. Aangezien voor velen een artikel lezen gelijk staat aan kennis nemen van de titel wou ik door die keuze de klassieke antipolitiek niet onnodig bijvoeden. De bewering dat politici gevaarlijk zijn, is nochtans een stuk correcter dan de gekende simplistische antipolitieke stelling die hen onbekwame en werkschuwe graaiers noemt, hun tijd in stevig betaalde ledigheid doorbrengend. Laat ik daar deze provocatie op loslaten: was dat maar waar, dan kostten ze weliswaar te veel geld maar berokkenden ze tenminste minder kwaad.

Minstens even erg, wat zeg ik, veel erger, zijn de hyperactivistische politici, in aantal veel talrijker dan de hierboven getekende categorie, die menen voor elk probleem een regelgevende oplossing te moeten lanceren. Soms – absoluut niet altijd – biedt het gesuggereerde voorstel ook daadwerkelijk een remedie maar schept het meteen weer een bundel nieuwe problemen. Niet getreurd, de volgende politicus staat al klaar om daar een mouw aan te passen. En zo dendert die regelgevende trein als maar verder en verder en verder.

VALSE VADER

Het gevolg laat zich raden: de ruimte van de vrije burger smelt haast onmerkbaar verder weg, alle retoriek over zelfbeschikking ten spijt. Vadertje staat, zo wist de visionaire Tocqueville al in 1835, is niet de vader zoals je die wenst. Hij beschrijft diens valsheid als volgt: “Boven de mensen verheft zich een immense en beschermende macht, die in haar eentje is belast met het veiligstellen van hun genietingen en het waken over hun lot. Zij is absoluut, minutieus, ordelijk, vooruitziend en zacht. Ze zou lijken op de vaderlijke macht, indien ze, zoals die, als doel had de mensen voor te bereiden op de volwassenheid; maar ze wil hen, integendeel, slechts onherroepelijk vasthouden in de kinderlijke leeftijd…”

Neen vadertje staat helpt ons niet op eigen benen te staan, hij laaft zich juist aan hulpbehoevendheid. Het idee dat burger(s) zelf de hand aan de ploeg slaan wanneer problemen rijzen, wordt snel verdacht gemaakt, want solidariteit en rechtvaardigheid kunnen toch alleen maar van en via de overheid komen, zo luidt het credo. Onterecht. ‘Hét’ – hetgeen er toe doet - gebeurt in de wijken, huizen en pleinen. Het middenveld en niet het parlement vormt het meest relevante speelveld maar durft haar rol niet meer op te eisen.

Pardon, leest u goed, komt een N-VA’er op voor het middenveld? Correct, want Vlaanderen situeert zich daar. Maar die sympathie geldt niet het middenveld dat zelf voortdurend de hulp inroept van de overheid – financieel (subsidies) en qua regelgeving, die het dan ook nog zelf mee wil bepalen in allerhande al dan niet gecamoufleerde uitbouwkoterij van het overheidsapparaat. Een bang middenveld dat de hulpbehoevendheid mee in stand houdt, is een perverse verwording van het zelfbewuste middenveld dat niet terugschrikt voor echt zelfbestuur. Het mag niet verbazen dat ik van dat woord hou; zelfbestuur, Vlaams zelfbestuur, zelfbestuur voor Vlaanderen maar ook zelfbestuur voor de samenlevende Vlaming, onbetutteld en niet bang voor de eigen soevereiniteit die hij met andere burgers aanwendt om de omgeving vorm te geven.

REDDER IN ALLE NOOD

Het overambitieuze activisme van hyperactieve politici past meer bij de maatschappijvisie van de ene partij dan bij die van de andere maar eigenlijk is het probleem – want dat is het - ook gewoon eigen aan de beroepscategorie ‘politicus’. Een wetgever maakt wetten, logisch toch? Alsof Tocqueville nooit waarschuwde voor de zachte tirannie verwacht het publiek dat ook en roept daar zelfs graag toe op, steeds luider naargelang het geloof in de eigen autonomie verder versmacht. Politici voelen zich uiteraard gevleid door die smeekbeden en voeden graag het idee redder in alle nood te zijn. Wie houdt niet van het gevoel heel erg belangrijk geacht te worden, eigenlijk zelfs onmisbaar?

Stel je de verkiezingskandidaat voor die op de markten campagne voert met de trotse mededeling tijdens de vorige legislatuur zo weinig mogelijk wetsvoorstellen ingediend te hebben. Hij zou weggehoond worden door omstaanders die, ongemerkt door vadertje staat vastgeketend aan hun kinderlijkheid, van die overheidsvertegenwoordiger, ten onrechte volksvertegenwoordiger genoemd, vooral een verzekerde en ononderbroken levering van luiers verwachten. Hem zal verweten worden de schaapjes in de steek te laten. Een concurrent die iets verder pamfletten bedeelt met het opschrift ‘reken op mij om gelukkig te worden’, krijgt de vlugschriftjes ongetwijfeld gemakkelijker aan de man gebracht.

Als een politicus zich wil verzetten tegen de neiging alles-en-nog-wat op te lossen, krijgt die snel het gevoel van een afkickende alcoholist aan een cafétoog, omringd door pinten hijsende drinkebroers. Dan toch ook maar eentje? Iedereen lijkt het te verwachten. Ingaan tegen de aard van het beestje spreekt niet voor zich. Als ik op mijn eigen trackrecord terugkijk, moet ik erkennen dat het mij ook onvoldoende gelukt is weerstand te bieden aan dat magnetische veld van bestuurlijke overijver.

Minder politici, minder parlementen; het zou zeker helpen, want onze staatsstructuur versterkt uiteraard het probleem. De EU zoals die nu bestaat, stimuleert die dynamiek evenzeer. Het ellenlange lijstje EU-commissarissen in de ploeg van mevrouw von der Leyen met die ellelange en eigenlijk gewoon ellendige opsomming van bevoegdheden, deed mij afgelopen week de schrik om het hart slaan. Als die EU-commissarissen allemaal ook echt werk gaan maken van hun job, dan staan ons barre tijden van versmachting te wachten. Een mens zou bijna hopen dat de meesten onder hen zich schuldig maken aan wat de klassieke antipolitiek hen verwijt: leeglopend de bankrekening laten vollopen.

IETSISME

Snijden in het aantal politici, graag dus, maar mijn zin voor realisme is groter dan mijn hoop dat daar snel iets van komt. Laten we toch maar blijven hopen én ijveren. Tot zo lang helpt het politici misschien dat ze, vooraleer weer een poging te ondernemen om de wereld verder te stuwen naar de perfectie, zichzelf de cruciale vragen stellen: Welk probleem lost het voorstel op?; Kan de burger het niet gewoon zelf oplossen?; Lost het voorstel het probleem ook echt op?; Kan het niet met bestaande regelgeving?; Hoeveel nieuwe problemen roept het idee in het leven? Het voorstel weer intrekken wanneer die test haperingen blootlegt, vraagt moed want het kost een potentiële vermelding in de media, een kans aan de achterban te laten zien dat je ‘(goed) bezig bent’ en, jawel, er moet dan een hoop voorbereidend werk in de prullenmand. Dat zijn hoge prijzen om te betalen en dus drukt de politicus dikwijls toch maar door onder het onzalige motto van het alles dominerende ietsisme: ‘beter iets doen, dan niets’.

Lees deze regels vooral niet als een verkapt libertair pleidooi voor ongebonden individualisme. Ze willen er juist aan herinneren dat er meer is dan de tweedeling enkeling/staat. Die ruimte daar tussen, je kan het de civil society noemen als het woord middenveld in onze context te beladen klinkt, dient hersteld als kern van ons samenleven. Politici horen daar geen hoofdrol te spelen.

IMPERIAL OVERSTRETCH

De gevolgen van dat politieke hyperactivisme gaan namelijk verder dan de structurele zelfoverschatting van individuele politici. Verkocht als ‘scheiding van kerk en staat’ neigen de moraliserende Europese staten er toe zelf de ruimte van de kerk in te palmen, kerk hier gebruikt als verzamelnaam voor de vrije associaties zoals Tocqueville de spontane verbanden tussen burgers noemde. Overheden kraken onder wat met het begrip ‘imperial overstretch’ mooi beschreven kan worden. Om in de militaire beeldspraak te blijven: staten breiden hun activiteiten uit over een steeds breder, onbeheersbaar front en slagen er ten gevolge daarvan niet meer in de eigen hoofdstad te verdedigen. De bestuurlijke obesitas verhindert krachtdadig optreden van de overheid waar het haar kerntaken betreft. De door overambitieuze beloften hongerig gemaakte burger krijgt steeds meer de indruk van vadertje staat als een zichzelf overschattende kwakzalver, een zwendelende fielt, een veel belovende patser die zelfs in zijn basisopdrachten deerlijk faalt. Logischerwijs reageert die burger boos, op sociale media en in het kieshokje, op de politiek én de politicus, de gevallen held die een valse profeet blijkt te zijn en schietschijf wordt. Op het uitgeteerde middenveld moet die burger ook niet meer rekenen en in die potgrond tiert angst welig.

Ja, beste lezer, een politicus is als handlanger van die toe-eigenende overheid dus wel degelijk een gevaar voor uw vrijheid maar wees mild. De meesten bedoelen het echt goed, hun job houdt dat gevaar zoals eerder betoogd nu eenmaal in en de stroming is sterk. Noem het de ‘condition politicienne’. Toch kunnen niet-politici helpen want ze zijn in deze niet zonder schuld: vraag niet voortdurend en in alle omstandigheden aan politici om de zaken ‘structureel op te lossen’, maak hen niet gekker dan hun job hen al maakt, ontmoedig hun hybris en prijs hen alleen wanneer ze passende terughoudendheid aan de dag leggen.

Werkloos hoeven politici daarbij niet te worden want goede wetgeving bestaat wel degelijk en kost veel tijd om te maken. Ze kunnen ook op jacht gaan naar domme wetten die beter afgeschaft worden. Oh ja, vergeten we vooral ook niet de controletaak, het toezicht houden op machtsgebruik en in toom houden ervan, zodat er weer ademruimte komt voor een echt zelfstandig middenveld. Daar ligt nog eens een zinvol én onuitputtelijk werkveld. Kortom, emplooi genoeg.

 

Tekst verschenen op mijn FB-pagina op 15 september 2019 en hier geplaatst op 16 september 2019.

Foto: ‘De Val van Icarus’, het prachtige schilderij van Pieter Bruegel de Oude. Icarus, die met wassen vleugels naar de zon wilde vliegen, krijgt de titel. De hoofdrol is echter en terecht voor de boer op de voorgrond. Die ploegde voort.

Labels