Oekraïne leert ons hoe belangrijk grenzen blijven

Oekraïne leert ons hoe belangrijk grenzen blijven

Het mag al eens verder gaan dan het dagjesnieuws. De Standaard plaatste een opiniestuk van mij over het bredere plaatje van de Oekraïne-crisis.

De volledige versie vindt u hier (omdat niet alles past in 280 tekens).

 

In De Standaard ging Tom Naegels voorbije weekeinde op zoek naar de plaats van het nationalisme in het Oekraïne-conflict. Dat hij nationalisme daarbij consequent koppelt aan radicaal-rechts maakt dat ik me slechts half aangesproken voel, net voldoende om er op te reageren want zijn analyse verdient kanttekeningen.

Ja, nationalisme gekoppeld aan imperialisme is gevaarlijk, zoals dat ook het geval is voor liberalisme, communisme, religie. In die laatste gevallen is de ambitie echter bovendien, letterlijk, grenzeloos want hun Waarheid mikt op het welzijn van de hele wereldbevolking.

Volgens Naegels komt de bedreiging voor nationalisten niet van buiten de natie – manifest tegengesproken in Oekraïne – maar van een “kosmopolitische, liberale ‘elite’”. Dat is minder nieuw dan hij doet uitschijnen. Zo’n kosmopolitisch gerichte elite die meewarig de schouders ophaalt voor het concept nationale identiteit bestaan al lang. Ze heette vroeger hogere ‘adel’ of noemde zich beschavers, zoals Leopold II.

Tenminste één belangrijke kwestie die door de oorlog in Oekraïne hopelijk weer de aandacht krijgt die ze verdient, laat Naegels onbesproken.

Het Concert van Europa

Ik maak even een zijsprongetje naar het Nederlandse equivalent van radiozender Klara, waar het programma Diskotabel loopt, een boeiende reeks over nationalisme en klassieke muziek in de 19e eeuw onder de lucide titel ‘Het concert van Europa’. Richard Wagner kwam als eerste aan bod en daarna was het de beurt aan Franz Liszt die  hoe vreemd het in sommige oren ook mag klinken een kosmopolitische nationalist kan genoemd worden. Tussen beide uitzendingen gebeurde evenwel iets waarbij uiteraard moest worden stilgestaan: de Russische inval in Oekraïne. Het gaf de tijdloze reeks  een onverwachte actualiteitswaarde want ook het concert van het huidige Europa produceert snerpende wanklanken.

De titel van het programma verwijst naar het Europese Concert dat op het Congres van Wenen (1815) werd uitgedokterd om Europa te laten ‘herstellen’ na de ravage die Napoleon had aangericht in de bestaande machtsverhoudingen. Aan tafel in Wenen werden de hoofdrollen verdeeld tussen de gewiekste womanizer graaf Klemens von Metternich die grote charme koppelde aan diplomatieke genialiteit, de onderschatte antiheld Lord Castlereagh en tsaar Alexander I die er niet voor was teruggedeinsd Moskou in brand te steken om Napoléon de buit te ontzeggen. “Met een opmerkelijk gebrek aan nationale haat”, zoals historici opmerken, nodigden de gastheren ook de onverslijtbare prins de Talleyrand uit aan de dis. Die vertegenwoordigde dé vijand van dat ogenblik, Frankrijk, hoewel hij de pas verslagen Napoléon even ‘trouw’ had gediend als de herstelde monarchie na de val van de keizer. Graaf, lord, tsaar en prins: de adelijke elite nam het heft weer ambitieus in handen.

Het Oostenrijkse middenrijk speelde een hoofdrol in het smeden van de anti-Napoleontische coalitie. Metternich wilde de stabiliteit herstellen na de ‘wilde jaren’ die volgden op de Franse Revolutie. Dat lukte ook aardig. Dat Concert van Europa getuigde van meer realisme dan idealisme en verdient het predicaat ‘perfect’ allerminst. Maar tussen 1815 en 1914 vielen toch zeven keer minder doden dan in de eeuw daarvoor. Zowat op de kop een eeuw lang bood het een weliswaar dikwijls wankelend model om decennia vol troebelen al bij al zonder big bang door te komen, terwijl de wereld intussen toch gestadig bleef veranderen. De academicus Henry Kissinger, gebiologeerd door dat Congres van Wenen, titelde het boek dat hij daaraan wijdde niet ver gezocht ‘A world restored’ en beleidsmaker Kissinger vond er inspiratie in toen hij zelf de 20de eeuwse wereldorde in de plooi probeerde te leggen.

Het adellijk gestuurde Weense herstel van de oude orde werd echter uitgedaagd door krachten die tot vandaag een factor van betekenis bleven: socialisme en nationalisme. Tegen de supranationale, multi-etnische imperia kwamen de naar cultureel homogene staten strevende volksnationalisten in opstand. 1830, 1848 en 1871 waren slechts ‘hoogtepunten’ in een keten van onrust.

Midden-Europese stootblok verdween

De realiteit laat zich niet wringen in theoretische modellen maar we maken het niet al te bont als we twee vormen van nationalisme herkennen. Het Duitse of Italiaanse verenigende vorstendommen onder één centraal bestuur. Bij de andere versie scheurden nieuwe landen zich los uit grote imperia. Het begon bij Griekenland, gevolgd door België – waarvan de stichters graag meezeilden op die nationalistische golf, al lokte ze zelf een volksnationale tegenreactie uit -, een reeks Balkanlanden en Ierland om af te ronden bij het uiteenspatten van de multinationale imperia na WOI: de Oostenrijks-Hongaarse dubbelmonarchie, het Ottomaanse rijk en tsaristisch Rusland. Alleen dat laatste werd vervangen door een nieuw imperium, de Sovjet-Unie.

Oostenrijk-Hongarije versplinterde en daarmee het concept Midden-Europa. Deze stootblok tussen de machtscentra werd na WOII vervangen door een flinterdun IJzeren Gordijn. In dat oude Midden-Europa broeien de spanningen op ons continent tot vandaag het meest.

Groot-Brittannië, Frankrijk, Spanje en Portugal, West-Europese imperia die hun invloedssfeer buiten het continent opbouwden, gleden weg door de dekolonisatie. De VSA weigerde principieel een imperium te vormen maar werd er in feite toch een door onderhuidse interventies die de invloedssfeer tot ver buiten de eigen grenzen uitbreidden. Dat de Amerikaanse versie een besmuikte vorm aannam, leert hoezeer het concept multinationale Rijk démodé was geworden. Het Sovjetimperium deugde niet bepaald als aantrekkelijk rolmodel.

Uitdaging voor imperium EU

We herkenden het er niet meteen in maar de evolutie van de Europese Unie illustreert dat het fenomeen weer terug is. Caroline De Gruyter gaat in haar boek ‘Beter wordt het niet’ op zoek naar parallellen tussen de EU en het Oostenrijkse keizerrijk. Ze ontdekt er genoeg om die vergelijking niet weg te schuiven als gekkigheid. De droom van ‘buurman’ Erdogan om de Ottomaanse gedachte te doen herleven, bevestigt dat het imperium-idee een nieuwe jeugd beleeft. De imperiale ambities van China ontgaan niemand. Poetins inval in Oekraïne valt eerder op door de nietsontziende brutaliteit ervan dan door de achterliggende idee. Poetin is moderner dan hij wordt voorgesteld.

Oekraïne leert anderzijds hoe belangrijk grenzen blijven. Zachte grenzen doen vrezen voor sluipende russificatie en stellen niet gerust. Het Oekraïense nationalisme, met wortels in diezelfde 19E eeuw, gruwt van de Russische imperiumgedachte en zoekt heil in de EU-versie. Die oogt niet alleen zoveel zachtaardiger, ze is dat ook.

De inval van Poetin zet op scherp wat zich al langer aankondigde. Aan de ene kant is de imperium-gedachte weer helemaal terug, net als de brutale machtspolitiek. Maar ook de volksnationale gevoeligheden zijn absoluut niet verdwenen en dat geldt dus ook voor de concepten grens, soevereiniteit en zelfbeschikking. Ook verklaarde tegenstanders van het concept nationalisme laten de blauwgele vlaggen met overtuiging wapperen op hun sociale media.

De stroomversnelling die het EU-debat vandaag kent, biedt kansen om een stevigere gezamenlijke poot uit te bouwen maar houdt ook risico’s in dat we evolueren richting een centralisme dat de kracht van een imperium eerder uitholt dan versterkt. De gebeurtenissen zouden moeten leren dat de EU-constructie best wordt uitgebouwd met groot respect voor die nationale gevoeligheden indien die EU een stabiele factor wil worden in de wereld die zich aan het vormen is.

Deze tekst verscheen op Facebook op 23 maart 2022.