Nieuwjaarsbrief: De teleurgang van de parlementaire democratie?
Ik ben, noodzakelijke inleidende mededeling, van beroep parlementslid. Wat doet zo iemand? Op die vraag hoort u als mede-eigenaar van dit land zowel theoretisch geïnformeerd te worden, en daar zou het onderwijs voor moeten zorgen, als in de dagelijkse praktijk, toegespitst op concrete bezigheden.
Voor zo ver uw leraren dat euvel zouden hebben laten gapen geef ik even mee dat parlementsleden in theorie, wetgever én controleur van de uitvoerende macht zijnde en vanuit niet zo’n gek oogpunt beschouwd in de machtendriehoek primus inter pares, op een eigen manier functioneren binnen een politieke partij. ‘Eigen manier’ en ‘binnen’ iets dus.
Hoe zeer de term ook afwijzend wordt gebezigd, in zekere mate is particratie noodzakelijk. Natuurlijk, wat moet het prettig zijn als enkeling in het halfrond, aan niets of niemand gebonden, de eigen heilige meningen ongegeneerd de ruimte in te kunnen lanceren. Toch moet gevreesd dat een parlement van losgeslagen individualisten niet leidt tot een coherent en betrouwbaar beleid. De vraagtekens die kunnen worden geplaatst bij de coherentie en betrouwbaarheid van het geldende systeem maar niet doen vermoeden dat elk alternatief terzake betere resultaten oplevert. Van zo’n partijloos stelsel zou de burger, zoals gezegd dé eigenlijke eigenaar van de democratietent, het grootste slachtoffer van worden. Die boute bewering veroorloof ik me hier toch wel neer te tikken.
Debat voer je eerst binnen de partij. Het resultaat daarvan doet wel eens knarsetandenden moet ik toegeven. Gebeurt dat te dikwijls, dan verdient het aanbeveling andere politieke horizonten op te zoeken of misschien ook gewoon andere levensbezigheden. Gebeurt dat af en toe, dan hoort dat tot de dingen des levens. Wanneer af-en-toe overgaat in dikwijls, dat is een kwestie op zich. Politiek is alleszins ploegwerk, met alle voor- en nadelen van dien. Dat was in 2021 niet anders dan in alle jaren daarvoor en zal in 2022 ook niet anders zijn. Er bestaat dus een alternatief: mokken op alles en nog wat van op een imaginair eilandje, bijvoorbeeld in de vorm van een twitterlijn.
Dat betekent dan weer niet dat een parlementslid een niet van partijgenoten te onderscheiden confectiesetje hoort te zijn. Het is nooit mijn grootste talent geweest onzichtbaar op te gaan in de omgeving. Als fractievoorzitter, want dat ben ik dus ook, moet ik het gareel dan weer wat in het oog houden. U zal bij deze dan ook begrijpen hoe zwaar mijn dagen als vrijpostige ploegspeler soms verlopen.
Enfin, u weet dus zo een beetje wat u aan me hebt. Die eigen manier van functioneren betreft bijvoorbeeld bijzondere aandacht besteden aan kwesties die ogenschijnlijk niet meteen raken aan de dagelijkse snede broods. Scheelt het meteen in de portefeuille of er wel dan niet parlementaire controle wordt uitgeoefend op pandemiebestrijding? Kan je verder op vakantie wanneer de vrijheid van meningsuiting verzekerd blijft? Liggen er meer pakjes onder de dennenboom omdat we de week vóór Kerst de ministers Vandenbroucke en Van Peteghem op de knieën konden dwingen door ze te dwarsbomen in hun poging wetsontwerpen met het zweepje door de parlementaire eindejaarsweek te jagen? Wordt het winkelkarretje goedkoper als opgekomen wordt voor spreekrecht van Kamerleden bij hoorzittingen? Bovendien, winnen we verkiezingen door op die spijkers te kloppen? Het antwoord moet niet eens uitgetikt worden, het spreekt voor zich. En toch betreft het gewichtige zaken; materies, durf ik wel beweren, die zelfs de kern van ons systeem betreffen.
Artikel zus of zo van het kamerreglement interesseert al helemaal geen hond. In de perfecte wereld, waar we allemaal actieve politieke wezens zouden zijn, was dat wellicht anders maar hoe perfect deze wereld dan ook zou zijn, ze zou bovendien ook bijzonder saai blijken. De illusie dat dit laatst genoemde aspect van onze bezigheden menig hart sneller zou doen slaan, koestert uw dienaar niet.
En toch moet het een kerntaak blijven voor elk parlementslid, in het bijzonder indien in de oppositie verwijlend, om als waakhond te grommen op de inhoud van het regeringswerk maar zeker ook met een passend slecht karakter toezien op de naleving van de spelregels wanneer de regering zich teveel veroorlooft. Dat doet onze fractie zeer behoorlijk, al zeg ik het zelf en in het volle besef dat alles beter kan, het hele federale werkveld daarbij bestrijkend. Vriend en vijand die het parlementaire werk volgen, zullen erkennen dat onze ‘machine’ technisch gesproken draait als geen andere in dat halfrond (en daarachter; want de medewerkers zitten dan wel verscholen in de wandelgangen maar vormen de ruggengraad van het parlementaire werk).
Sociale media bieden de kans om ons werk ook onder de aandacht te brengen buiten het kleine kringetje van mensen dat parlementaire verslagen gaat opzoeken op www.dekamer.be. Ons nog jonge initiatief om drie keer per week in de vooravond verslag uit te brengen van ons fractiewerk versterkt het aanbod.
Het blijft allemaal bescheiden natuurlijk en dat, jawel, frustreert. Zo kom ik bij mijn nieuwjaarswens. We missen in dat parlementaire spel één wezenlijke factor toch wat te veel: de pers met name. Ik bedoel uitdrukkelijk niet dat ‘ze’ tegen ons zijn. Ja, sommige journalisten lijken vooringenomen, een aantal zal dat zelfs zijn. Maar een goede journalist moet kritisch zijn, de vinger op de wonde duwen wanneer politici in de fout gaan, wanneer ze gemakzuchtig willen scoren, wanneer ze zichzelf tegenspreken, noem maar op. Zonder kritische journalistiek wordt het in de Wetstraat helemaal een zootje.
Ik betreur dan ook absoluut niet het bestaan van kritische journalistiek, het is het onevenwicht in de wetstraatjournalistiek die een wezenlijk democratisch probleem vormt. Er gaat niet te weinig aandacht naar dé politiek, er gaat te weinig aandacht naar de wetgevende en controlerende instelling die volksvertegenwoordiging heet.
Villa Politica doet goed werk maar heeft toch veel van een druppel op een hete plaat want beperkt zich – moet zich beperken – tot dat zogenaamde hoogtepunt van de week: het actuele vragenuurtje op donderdagmiddag. Wat daarbuiten gebeurt, bestaat amper. Debatten over de pandemiewet – niets minder dan een volmachtenwet – of besprekingen – tientallen uren lang – van de begroting: ze kunnen amper of geen krantenaandacht opwekken. Dan heb ik het nog over momenten in de plenaire zaal; laat staan hoe droef het is gesteld met het commissiewerk, een bezigheid die te veel gelijkenissen vertoont met de bezigheid van monniken die in abdijkelders perkamenten overschrijven in de hoop dat daar ooit iemand in latere eeuwen belangstelling voor zal opbrengen.
Ook de pers, een commerciële sector, speelt binnen de wetmatigheden van onze spektakelmaatschappij en daar past inhoudelijk parlementair werk slechts zelden in. Lees de oerdegelijke berichten die het brave persagentschap Belga dagelijks verspreidt over het Kamerwerk – op zich al een beperkte selectie van ‘the best of’ – en probeer mee te leven met de journalist die daar een ietwat spannend, laat staan sexy stuk over moet plegen waarvoor surfers de klikknop willen beroeren.
Die donkere schaduw die over het parlementaire werk hangt – behalve wanneer er spektakelnieuws te rapen valt – maakt dat de politiek bijna uitsluitend een zaak lijkt van regeringsmededelingen, persconferenties na Overlegcomités, reacties van partijvoorzitters en welgemikte tweets. Daar gaapt een zorgelijk onevenwicht. Dat de wetgevende macht de klos speelt, is niet onschuldig. Ministers veroorloven zich neerbuigendheid, slordig werk of pure leugenachtigheid in het parlement zonder dat daar aandacht voor is (of ze zouden moeten beginnen vloeken). Dat moedigt hen natuurlijk aan om daar verder in te gaan. Hoe zou je zelf zijn als minister? Geef antwoord en gebruik daarbij één scheef woord, en de poppen gaan aan het dansen. Geef geen of een nietszeggend antwoord en/of misken de reglementaire verplichtingen tegenover het parlement, en geen haan die kraait. Dan leer je als minister snel welk pad te volgen.
Ook voor Kamerleden werkt die afwezigheid van aandacht frustrerend. Een hardwerkende volksvertegenwoordiger versus een randjes afknabbelende nietsnut; een scherpe parlementair versus een inhoudsloos onbenul: het verschil komt zelden onder de brede aandacht. Meer zelfs: mits handig om te springen met sociale media lukt het zo’n nietsnut, een kantjesafloper dikwijls beter om ‘goede pers’ te halen dan de ijverige maar sensatieafkerige collega. Dat mechanisme komt de kwaliteit van het parlementaire werk niet ten goede en voedt een nefast selectiemechanisme, zo veel zal wel duidelijk zijn.
Heeft het parlement iets te zeggen, gebeuren daar wezenlijke dingen? Hoe meer de ogen voor het parlementaire werk gesloten worden, hoe meer het antwoord daarop ‘neen’ luidt. Maar naarmate het antwoord daadwerkelijk ‘neen’ is, kraken de voegen van ons democratisch systeem.
Vandaar mijn wens voor 2022: dat het parlement de aandacht zou krijgen die het verdient in een echte democratie. Die wens richt ik in het bijzonder aan die mensen die een bondgenoot zouden moeten zijn van al wie de democratie een goed hart toedraagt: de persmensen. De meesten willen dat ook zijn en functioneren zelf binnen het knellend keurslijf van de clickbaitocratie. Alle begrip daarvoor én toch daag ik ze op deze eerste zondag van het jaar graag uit: wees aandachtig, wees streng, wees hard, wees opjagend, wees kritisch maar alstublieft, wees niet onverschillig.
Uw kapoen Peter.
- Login om te reageren