Mevrouw Kanmaz, zeg wat u bedoelt

Mevrouw Kanmaz, zeg wat u bedoelt

Waarom radicaliseren jongeren van hier tot zelfs het punt dat ze gaan meevechten in Syrië en Irak aan de zijde van IS? De jongeren die flirten met het jihadisme en zich ook effectief engageren voor IS, zijn zonder twijfel het slachtoffer van een samenleving die er niet in geslaagd is om hen op te nemen en een plek te geven, schreef Meryem Kanmaz in De Standaard van 3 februari 2015. Het dagdagelijkse ontwortelde gevoel van jongeren die geconfronteerd worden met discriminatie, racisme, uitsluiting en islamofobie draagt daartoe bij aldus de onderzoekster. In het bijzonder de zoektocht naar een identiteit en een plek versterkt dat gevoel. Met als summum dat jongeren met een moslimachtergrond naast onze maatschappij vallen zogezegd omdat wij hen niet willen opnemen. Ik reageerde in dezelfde krant op 5 februari 2015.

Na de aanslagen in Parijs en de verijdelde poging in Verviers, regent het weer opiniebijdragen over radicalisering, multicultuur en (mislukt) samenleven. Mensen met allochtone achtergrond spelen daarin een belangrijke rol. Hun aanwezigheid in de meningenindustrie neemt de jongste jaren spectaculair toe en gelukkig maar. Zij vormen een integraal onderdeel van het Vlaamse publieke debat, al worden ze nog teveel op ‘hun’ zogenaamde specifieke allochtonenthema’s gekleefd terwijl ze uiteraard wel meer in hun mars hebben.

 

De opiniebijdrage van Meryem Kanmaz reken ik tot de interessantere uit de lange reeks, want riep bij mij onbeantwoorde vragen op. Ze schetst de sfeer waarin radicalisering zou gedijen en heeft het over een ‘klimaat waar de grond van je bestaan fundamenteel in vraag wordt gesteld’ en ‘diezelfde uitsluiting van de moslim als de ultieme andere, die nooit volledig deel kan worden van onze samenleving’. Vanuit die logica mag het niet verbazen dat moslims worden gediscrimineerd.

 


Wat houdt dat verschil van minderheden dat niet wordt gerespecteerd eigenlijk in?

 


 

Het zal toch ook mevrouw Kanmaz niet zijn ontgaan dat in het open terrein van het maatschappelijke debat – kranten, radio, televisie – de stelling overweldigend domineert dat niet de islam als zodanig mag worden beschouwd als ‘bron van het kwaad’. Toen Filip Dewinter in de kamer het tegendeel betoogde, oogste minister Jambon kamerbrede bijval met zijn scherpe afwijzing van die tweedeling. Wel wijzen vele waarnemers, dikwijls met moslimachtergrond, er op dat er in de islam wel een voedingsbodem kan gevonden worden voor het fundamentalisme dat wij afwijzen en waarvoor we in onze samenleving geen plaats willen maken.

 

Toch klinken in de schaduwzones van de debatruimte – sociale media, lezersfora – wel veelvuldig stemmen die de islam noemen als uit te roeien oorzaak van alle ellende. Dat moslims zich daar niet goed bij voelen, kan ik me best voorstellen. Als mevrouw Kanmaz echter schrijft ‘allen voelen ze zich het slachtoffer van de voortdurende problematisering van hun cultuur en religie’, dan doet ze heel erg haar best om via een gekleurde weergave dat ‘voelen’ te voeden.

 

Het is evenwel een verdere stelling in haar bijdrage die mij tot deze reactie bracht. ‘De miskenning van de diversiteit in Vlaanderen en België houdt nog te weinig rekening met de behoefte en het recht van minderheden op hun verschil, op hun mening en manier van leven, zonder daarom beschimpt of aangevallen te worden.’

 

Dat beschimpen is niet iets waarmee specifiek alleen de moslimgemeenschap geconfronteerd wordt. De fatsoengrens in de debatvoering op sociale media ligt ontstellend laag, in alle kampen. Dat soort rotzooi is nu eenmaal het restproduct van de vrije meningsuiting. Zonder betekenis is het niet maar laten we er niet de norm van onze meetlat van maken.

 

Maar haar aanklacht houdt mij op mijn honger. Waarom blijft ze hangen in grijze formuleringen? Wat houdt dat verschil van minderheden dat niet wordt gerespecteerd eigenlijk in? Ik ben niet mee. Mevrouw Kanmaz, help mij, en zoveel anderen die inzicht willen krijgen in wat u schrijft, door concreet aan te geven welke waarden van minderheden niet zouden passen in degene die als basisnorm wordt gehanteerd in onze westerse samenleving? Het noemen van paard en kar zou het debat een geweldige kwantumsprong geven want dan kunnen we die teleurgestelde verwachtingen goed inschatten en er een oordeel over vormen.

 

Mevrouw Kanmaz eindigt haar bijdrage met een pleidooi om op zoek te gaan naar ‘een nieuw “ons”’. Klinkt wat vreemd, want dat ‘recht van minderheden op hun verschil’ neigt richting apartheidsdenken. Kortom; over welke verschilpunten gaat het en welke ruimte zouden we daar voor moeten inruimen? Wil iemand antwoorden en de debat zo uit het moeras tillen?

 


 

Gepubliceerd door De Standaard op 5 februari 2015, hier op 6 februari 2015.

 

 

Foto: Meryem Kanmaz, © De Standaard

 

 

TIP: Dankzij internet kunnen wij ook veel mensen bereiken buiten de klassieke media om. Help daarbij en deel dit artikel. Gewoon op de knop hieronder drukken.

Labels