Medeplichtig aan overlijden van onze democratie

Medeplichtig aan overlijden van onze democratie

Enkele dagen geleden analyseerde Bart Eeckhout in De Morgen het verlies aan parlementaire democratie. Hij wees daar op een aantal terechte mankementen maar verloor één verantwoordelijke te veel uit het oog: de pers. Ik reageerde met deze…

‘Zo sterft de parlementaire democratie in stilte' klinkt de even alarmerende als alleszeggende titel van een interessant stuk van Bart Eeckhout (DM 17/7). Als ervaringsdeskundige kon ik het zeker eens zijn met meerdere elementen uit zijn analyse, maar aan één belangrijk aspect ging de auteur te makkelijk voorbij. De media, de vierde macht, dreigt medeplichtig te worden aan dat stille overlijden. Enkele recente voorbeelden illustreren die vrees.

Lekken in de pers, gehakketak op sociale media tussen voorzitters van regeringspartijen én regeringsleden onderling, gonzende wandelgangen en Wetstraat-hoogspanning over de hongerstakersproblematiek. Logischerwijs vroeg de oppositie om het een en ander te duiden in het parlementaire halfrond. Premier De Croo wees die vraag af, gesteund door de meerderheidsfracties.

Daar toonde die door Eeckhout gehekelde particratie weer haar afstotelijke grimas. Deze manifeste negatie van de parlementaire democratie kreeg evenwel geen enkele weerslag in de media. Premier De Croo kwam er bij de vierde macht opnieuw zonder kleerscheuren mee weg. Dat maakt het voor hem wel des te gemakkelijker om ook in de toekomst het debat te ontlopen in wat de Kamervoorzitter gisteren nog "het huis van de democratie" noemde.

Eeckhout gaf het voorbeeld van de Bijzondere Coronacommissie, die volgens hem haar werkzaamheden besloot zonder dat iemand buiten de parlementsbubbel het opmerkte. Een terechte vaststelling; er werd dan ook amper of geen verslag uitgebracht van haar werkzaamheden. Onze fractieleden werkten constructief maar kritisch mee aan die commissie. Ze verbeterden het verslag op vele punten - ondanks dat het geheel bleef teleurstellen - en pleitten bij een gebrek aan transparantie zelfs voor een opwaardering naar een onderzoekscommissie. Opnieuw tevergeefs en met weinig weerslag in de pers.

Nog straffer. Enkele weken geleden schreef de Kamervoorzitter, na een dringende vraag van ons, een brief aan de premier om te hekelen dat regeringsleden hun kat sturen naar de kamerbespreking van hun eigen wetsontwerpen. Een ongeziene vingertik die echter weer amper media haalde.

Dan heb je ministers die op de vooravond van de bespreking wetsontwerpen van 150 bladzijden doorsturen voor de behandeling de ochtend erna, waarop ze dan ter zitting ook nog eens amendementen indienen die hele nieuwe wetsontwerpen bevatten. De media hebben er geen aandacht voor.

Om hier dan toch maar niet te zwijgen over premier De Croo die het halfrond verlaat wanneer een interpellatie tegen hem begint of maandenlang geen vragen in de commissie beantwoordt. Hij komt er in de media mee weg.

De regering verdedigt een pandemievolmachtenwet die het parlement uitsluit bij ingrepen op basisvrijheden bij een pandemie. Daarbij bleek het verschil tussen de Franstalige pers, die dat proces wel op de voet volgde, en de Vlaamse trouwens bijzonder groot. Ons maandenlang verzet tegen het inperken van basisrechten per ministerieel besluit kon Vlaamse media weinig bekoren.

Elk hardwerkend parlementslid - in welk parlement ook, van meerderheid of oppositie - deelt de diepe frustratie dat hun inhoudelijk werk weinig weerklank krijgt in de media. Daardoor wordt de op zich al beperkte impact van een parlement door de medeplichtigheid van de media nog verder gereduceerd. En zo belanden we in een klassieke vicieuze cirkel.

De betekenis van het parlement zou weer kunnen toenemen wanneer kritische vragen vanuit de meerderheid, die er ook zijn, en terechte oproepen van de oppositie aan de regering om het debat in de Kamer voluit aan te gaan, de passende aandacht zouden krijgen van iedereen die de parlementaire democratie genegen is. De Vlaamse kranten moeten daar hun verantwoordelijkheid meer nemen dan vandaag het geval is. Dan zou het voor een regering al een stuk moeilijker worden om het 'huis van de democratie' en dus ook het open debat te negeren wanneer dat haar beter uitkomt.

Kortom, de oppositie moet van de pers geen applaus krijgen. Kritiek op 'de politici' verdient natuurlijk alle ruimte, maar in het weer tot leven brengen van onze parlementaire democratie buiten de Kamerstolp horen de media een hoofdrol te spelen.

Wetstraat-journalistiek moet meer zijn dan het volgen van Twitter en af en toe een overzichtsartikel met droeve vaststellingen over de manke staat van onze parlementaire democratie. Bij deze de dringende vraag aan de media om de parlementaire democratie een reddende hand toe te steken.

Dit opiniestuk verscheen in De Morgen op 23 juli 2021.

Labels