"Haatspraak alleen bestraffen als het aanzet tot geweld"

"Haatspraak alleen bestraffen als het aanzet tot geweld"

Interview met De Standaard

De N-VA schrijft een wetsvoorstel om de antidiscriminatiewet bij te sturen. "Aanzetten tot haat bij wet verbieden lijkt even onzinnig als aanzetten tot liefde bij wet verplichten."

 

De strengere aanpak van haat­spraak leidt tot debat. De federale regering wil de bestraffing effi­ciënter maken en zoekt een tweederdemeerderheid. Fractieleider Peter De Roover (N-VA) wil later deze maand een wetsvoorstel indienen dat haatspraak alleen vervolgt wanneer het aanzet tot geweld. ‘Met het “aanzetten tot haat” strafbaar te maken, begaf de wetgever zich op het terrein van de gedachtencontrole’, argumenteert de fractieleider.

Vijf jaar geleden pleitte De Roover nog voor een beperking van de vrije meningsuiting naar aanleiding van islamistische aanslagen. ‘Collaborateurs met vijanden die onze vrijheid en veiligheid met geweld belagen, moeten worden bestreden, ook als ze zich beperken tot woorden.’ Het bleef bij woorden. ‘De zoektocht naar manieren om de grens elders te leggen dan op de rode lijn van het oproepen tot geweld, leidde tot de vaststelling dat het verbod erger kan zijn dan de kwaal’, kijkt hij nu terug.

Haat schrappen

De N-VA verzet zich tegen de plannen van de regering. Maar als de meerderheid de bereidheid toont om na te denken over zijn voorstel, dan wil De Roover de deur naar een mogelijke grondwetswijziging openen. Hij geeft toe dat de huidige toepassing van de wet hindernissen ondervindt. ‘Discriminatie en geweld zijn feiten, haat is een gevoel. We koppelen haat daarom aan een gedrag. Niemand verdedigt haat. In wezen gaat het om slordige wetgeving. Maar niemand heeft de guts om iets te veranderen.’ Het liefst zou de fractieleider de notie haat schrappen uit de antidiscriminatiewet. Maar internationale verdragen maken dat onmogelijk. Minister van Justitie Vincent Van Quickenborne (Open VLD) liet woensdag in de bevoegde commissie niet na om daar op te wijzen. Hij bestempelde het idee als ‘populistisch’.

De Roover erkent de internationale context, maar wil zich daar niet ‘te gemakkelijk’ bij neerleggen. Hij denkt dat de koppeling van het begrip aan een concrete actie een oplossing biedt. Hij wijst verder op de historische context waarbij het woord haat op vraag van de Sovjet-Unie en tegen de zin van de westerse landen in het Internationaal Verdrag over Burger- en Politieke Rechten verzeilde.

‘Het begrip haat is bijzonder wazig. De burger weet niet wanneer pittige verwoordingen als haat worden gekwalificeerd. Voor hij het beseft, gaat hij strafrechtelijk over de schreef. Burgers kunnen niet bij wet tot moraliteit worden gebracht.’

De Roover geeft toe dat het ‘verbazingwekkende’ vonnis van een Mechelse rechter die de slogan ‘Stop Islamisering’ als een haatmisdrijf bestempelde, hem gesterkt heeft in zijn overtuiging. Zo’n wetswijziging zou de veroordeling van de leden van Voorpost onmogelijk maken. ‘We willen vermijden dat in ons land intentieprocessen worden gevoerd. Die bekommernis is niet langer theoretisch’, zegt hij.

In de commissie bestempelde Van Quickenborne het gedrag van de N-VA als inconsequent. Twee jaar geleden stemde de partij mee met de uitbreiding van de anti­racismewet in het kader van de minimalisering, ontkenning of goedkeuring van genocides waarin de woorden ‘discriminatie, haat of geweld’ werden herhaald. ‘Soms is het een kwestie van prioriteiten’, repliceert De Roover. ‘Het doel was belangrijker.’

Dit artikel verscheen voor het eerst in De Standaard op 4 juni.