Is de rol van parlementen uitgespeeld?
Donald Trump is helemaal terug. De wereld wacht af wat diens herverkiezing wereldwijd zal teweegbrengen, soms in volle verwachting, meestal met bang hart. Het is dan ook weer al Trump wat de analyseklokken slaat en dan valt dikwijls de vraag: overleeft de democratie diens drieste plannen? De waarschuwers vrezen een klimaatverandering met zware en schrille Atlantische noordwesterwind maar blijven daarbij dikwijls blind voor de veel bredere sluipende uitholling van de parlementaire democratie.
Achter Trumps brede rug speelde in de campagne J.D. Vance met zijn eigen American Dream-verhaal een opvallende maar vooral Elon Musk een zeer opgemerkte rol. Het aandeel van de flamboyante visionair in Trumps overwinning wordt als groot ingeschat. Zijn rol is daarmee niet uitgespeeld. Hij was al wetenschapper, technoloog, durfondernemer, rijkste man ter wereld, opgemerkte stem in het wereldwijde maatschappelijke debat via ‘zijn’ X en wordt nu ook nog eens politicus, weliswaar één van een bijzonder soort want op zijn portefeuille staat in dikke letters: depolitiseren.
In een interview met Knack naar aanleiding van zijn pas verschenen boek ‘De Grote Onvrede’ antwoordde Johan Van Overtveldt op een vraag over Musks opdracht om de Amerikaanse overheid uit te kleden dat het hem (Van Overtveldt) van het hart moest dat hij zich dood ergert aan Musk. Weliswaar verdient die respect als ondernemer, klonk het, maar nogal wat boute uitspraken gaan te ver en Musks topdown-aanpak in het wegsnijden van ‘overheidsvet’ zint Van Overtveldt niet, al is die zelf allerminst een pleitbezorger van veel overheidsinterventie.
Het losgesneden citaat ‘Ik erger me dood aan Elon Musk’ zorgde in één van de talloze zijbanen op X, dat we koppig Twitter blijven noemen, voor oprispingen. We vermijden best de fout om dat medium te zien als afgemeten weergave van wat leeft in de zogenaamde Dorpsstraat maar de ergernis tegenover de politicus (Van Overtveldt, ‘Wat heeft die ooit gepresteerd?’) en de beate bewondering voor de technoloog (Musk, ‘Wie succesvol raketten lanceert, heeft recht van spreken’) leeft wel breder dan alleen in diepe krochten van sociale media.
De afkeer voor dé politicus versus de bewondering voor dé technoloog, staat voor een opmerkelijk fenomeen. De politicus steunt op de bijval die hij oogst bij de kiezer. Hier werkt de egalitaire idee dat de burgers via een one-man-one-vote-mechanisme de betere bestuurders aanduiden. Succes van een techondernemer wordt gemeten naar diens voorspoed als uitvinder. Dan domineert de elitaire gedachte dat verstand, visie en durf de beste uit de trommel doet rollen. Bij velen blijkt het geloof in de kwaliteit van ons democratisch selectiemechanisme zeer te tanen want wie daar als winnaar uit komt, heet op zijn best een graaiende nietsnut, op zijn slechtst een machtshongerige bedrieger te zijn. Technologische innovatoren gaan met het applaus lopen.
Elon Musk wordt nu dus zelf politicus, weliswaar niet als rechtstreeks verkozene maar aangeduid door degene die wel verkozen werd. Een politieke benoeming, met andere woorden. Zijn opdracht als politicus is evenwel manifest onpolitiek: ze bestaat er in de politieke ruimte juist zeer gevoelig terug te dringen.
Samen met kompaan techondernemer Vivek Ramaswamy zegt hij via het Departement of Government Efficiency (DOGE) op korte termijn 500 miljard weg te zullen halen uit de door politici en ambtenaren beheerde herverdelingsmachine. De tandem Musk/Ramaswamy houdt van snelheid, wil de missie afronden tegen 4 juli 2026 wanneer de States hun 250e verjaardag vieren om DOGE die dag weer ten grave te dragen. Het ambitieuze koppel gaat er van uit dat de hervormingen blijvend zullen zijn en het land in een nieuwe, efficiëntere plooi leggen. Het is in de cockpit dat de operatie wordt geleid: strak, doelgericht, efficiënt. Enfin, zoals succesrijke moderne techondernemers menen dat het hen betaamt. Verwacht geen burgerpanels, overlegorganen of praatgroepen om die klus te klaren. Voor dergelijke frivoliteiten bedankt de Trump-club. Ook hier wint de elitaire aanpak het van de egalitaire.
Het project oogt boeiend want de overheid laat zich natuurlijk niet altijd kennen als toonbeeld van goed bestuur. Toch kent de overheid ook overtuigde verdedigers die wijzen op gevaren. Zij waarschuwen voor regelarmoede en herwaarderen de overheid juist als drijver van noodzakelijke veranderingen. Hun boodschap luidt dat de burger zonder sterke overheid al te zwak staat tegenover de uitdagingen van het leven en dat onze samenlevingen zonder strikte overheidsregie economisch wegzakken, dan wel dat het voortbestaan van de mensheid in gevaar komt. Die school telt in Europa nogal wat aanhangers en verschilt van de andere groep onder meer in het beklemtonen van de multilaterale wereldorde versus de transactionele. Komt macht van verdragen of van militaire sterkte, that’s the question.
Daarmee wedijveren twee modellen voor de wisselbeker ‘kampioen goed bestuur’. Beide tegengestelde bewegingen hebben toch ook wel wat gemeen. Ze werken top down – de ene met technologische bollebozen, de andere met bureaucraten en werkgroepen van academici -, beide vinden dat er te veel lucht in de overheidsmachine zit - de ene wil de machine afslanken, de andere moderniseren en de uitgespaarde middelen anders maar wel nog steeds via de overheid aanwenden.
Wat ze nog gemeen hebben, en dat wordt al te weinig opgemerkt, is dat verkozen volksvertegenwoordigingen in beide modellen een krimpende bijrol spelen. Het maakt dat de ene de andere graag verwijt een gevaar te vormen voor de democratie.
Maar of onze toekomst gered zal worden door ‘vrije’ technologen en ondernemers dan wel door ‘beschermende’ bureaucraten en academici is voer voor debat; dat het niet de volksvertegenwoordigers zullen zijn, daarover lijken beide scholen het, weliswaar onuitgesproken, eens te zijn. Staat de overheid te vet of is ze verkeerd georiënteerd; pleitbezorgers van beide opvattingen geven alvast niet de indruk overtuigd te zijn dat een volksvertegenwoordiging remedies weet te bedenken. De formele lippendienst die blijvend wordt beleden aan het principe parlementaire democratie, wil dat wel eens aan de waarneming onttrekken.
Zal de oplossing dus toch elitair zijn en niet egalitair? Staat het ideaal van de volkssoevereiniteit via parlementaire vertegenwoordiging in de uitverkoop? Als voorzitter van een door het volk verkozen instituut durf ik deze evolutie voldoende ingrijpend noemen om er meer aandacht voor te vragen.
Opiniestuk De Standaard, 4 december 2024
- Login om te reageren