De aanpak van de transmigratie

De aanpak van de transmigratie

 

Vraag van de heer Peter De Roover aan de minister van Justitie over "de aanpak van de transmigratie".

Mijnheer de voorzitter, heren regeringsleden, wij hebben in het verleden nogal wat kritiek gehoord op Theo Francken, omdat hij een hoop maatregelen nam die te ver gingen. Hij moest in toom gehouden worden, om vandaag dan weer de kritiek te krijgen dat hij niets doet en dat hij met de handen op de rug gebonden geen boksmatchen kan winnen.

Mocht er vanuit de oppositie enig zinvol alternatief naar voren geschoven worden, dan zou ik daaraan ook enige aandacht besteden, maar daar hebben wij het eerste woord nog niet van gehoord. Ik vraag dus aan diegenen die wel het heft in handen nemen, de minister van Binnenlandse Zaken en de staatssecretaris, wat zij verder plannen te doen tegen de achtergrond van deze crisis.

Het gaat natuurlijk over een regeringsaangelegenheid. Iedereen zal zijn verantwoordelijkheid daarin nemen. Daarom richt ik mij ook tot de minister van Justitie. Ik ben geen jurist, maar ik leg mijn oor wel eens te luisteren bij de mensen, wat dat eerste trouwens ruimschoots compenseert. U, mijnheer de minister, bent zowel jurist als iemand die zijn oor te luisteren legt. U combineert beide hoedanigheden. U zult dus, net als ik, zeker wel eens mensen tegenkomen die zich de vraag stellen waar de term "illegaal" vandaan komt. Welnu, die term komt niet van zomaar ergens. Er is een strafwet die bepaalt dat het niet-geordend betreden van ons grondgebied strafbaar is. Wij hebben daarover in dit Huis trouwens unaniem een wet goedgekeurd die daarvoor in een straf voorziet van drie maanden en bij herhaling een straf van één jaar. Wij stellen nochtans vast dat de parketten daar niet tegen optreden. Die bepaling is een dode letter, hoewel dit Parlement die heeft goedgekeurd.

In het verleden zijn er misschien redenen geweest om daarvan geen prioriteit te maken, maar intussen hebben wij te maken met een problematiek waarvan zelfs de oppositie zegt dat die ernstig is. Tegen die achtergrond zou ik u willen vragen wat uw element is in de totaliteit van de aanpak van de problematiek en of het niet zinvol zou zijn om een eind te maken aan de lijdzaamheid die de parketten daarin aan de dag leggen.

Mijnheer de minister, u hebt daarop vanmorgen gereageerd met de stelling dat een straf van drie maanden niet tot een aanhouding kan leiden. Dat klopt inderdaad. Vandaar kan volgens de wetgeving bij een tweede veroordeling een straf uitgesproken worden van één jaar, die wel aanleiding kan geven tot een aanhouding. Als ik geen jurist ben, dan ben ik toch een economist. Een economist zegt zelden verstandige zaken, maar hij weet wel dat een tweede veroordeling nooit kan volgen als er geen eerste heeft plaatsgevonden. Zover ben ik als economist nog wel met de rangorde der getallen vertrouwd.

Mijnheer de minister, als wij daadwerkelijk op dagelijkse basis een vorm van wetsovertreding vaststellen, is het dan niet zinvol om daarop gepast te reageren?

-----------------------------------------------------------------------------------------------------------

Mijnheer de voorzitter, minister Geens, u noemt rechten kunst. Ik kan u zeggen dat economie heel vaak vliegwerk is. Maar dat is een thema dat wij wellicht verder kunnen ontplooien in een volgend debat.

Een aantal sprekers verwees hier terecht naar het internationaal recht. Daar ligt natuurlijk de kern van de oplossing. Onze fractie is ervan overtuigd dat een aantal moderniseringen van bepaalde internationale rechtsregels zich meer dan opdringt.

Er werd hier verteld dat een voorstel dat ik vanochtend zou gedaan hebben, onvoldragen zou zijn. Voor alle duidelijkheid, ik heb geen voorstel gedaan, ik wens gewoon dat de wet wordt toegepast. Dat is geen voorstel. En het is ook niet onvoldragen. Dat is zelfs de kern van de rechtsstaat. Er wordt hier regelmatig gegoocheld met het woord rechtsstaat. Het toepassen van de wet is de kern van de rechtsstaat. En die wetten zijn hier tot stand gekomen.

Ik wil er trouwens op wijzen dat toen die wet tot stand kwam — de memorie van toelichting is duidelijk op dat vlak — er bewust gekozen is voor drie maanden, als eerste strafbepaling, omdat men toen vanaf drie maanden tot aanhouding kon overgaan. Intussen hebben wij natuurlijk een zeker laxisme zien ontstaan, waardoor men dat pas vanaf één jaar kan doen. Binnen de logica die de minister hier ontplooid heeft en die ik ten dele wil volgen, komt het eigenlijk neer op een pleidooi voor de aanpassing van die drie maanden, binnen de logica van toen, naar één jaar. Op die manier kunnen wij opnieuw optreden in de geest van de oorspronkelijke wetgever.

Daarover gaat het natuurlijk, dat de burgers, maar ook de politieagenten die dag in dag uit telkens dezelfde mensen moeten aanhouden en weer met een briefje de straat op moeten sturen, niet begrijpen waarom iets dat strafrechtelijk beteugeld wordt, eigenlijk de facto straffeloos blijft. 

Voor alle duidelijkheid, daarmee heb ik niet gezegd dat Justitie in zijn totaliteit werkloos is. Laten wij dat misverstand, mocht dat ontstaan zijn, bij deze uit de wereld helpen. Het werk met betrekking tot mensensmokkel en dergelijke is uitermate belangrijk en ik wens op dat vlak de diensten veel succes.

Ten slotte, de oppositie heeft zich in dit debat en wat betreft dit thema definitief gedegradeerd naar de irrelevantie. Mijnheer Calvo, ik had toch een begin van suggestie, van mogelijke ideeën van oplossing verwacht, maar ik was te optimistisch in mijn verwachtingen ten opzichte van uw uiteenzetting.

Wel interessant is dat wij een evolutie zien bij degenen die wel op een ernstige manier over dit thema willen nadenken.

Er ontstaat ruimte om dingen te doen die tot voor kort schijnbaar onmogelijk waren. Ik hoop dat wij bij alle meerderheidsfracties de samenwerking vinden die noodzakelijk is om dit bijzonder moeilijk probleem aan te pakken. Ik dank u. 

 

Plenaire vraag van 20 september 2018

Foto: Belga