COSAC, wie?

COSAC, wie?

Begin deze week vond in de hoofdstad van EU-voorzitter Hongarije de 72e bijeenkomst van de Cosac plaats. 72e? Cosac, hoor ik u denken? Een traditionele paardenrally door de poesta? Ik moet u teleurstellen.
 

Cosac is een forum voor parlementaire diplomatie dat de parlementsvoorzitters van de EU-lidstaten in 1989 boven het doopvont hielden. Volksvertegenwoordigers uit Europese landen ontmoeten elkaar daarin twee keer per jaar maar dat baart doorgaans weinig opzien. Dat is misschien maar goed ook: buiten de broeierige schijnwerpers is het soms boeiender overleggen.

Parlementsleden laten zich minder dan diplomaten gelegen aan omzwachteld taalgebruik en dat leidde tot bijwijlen gepeperde tussenkomsten, waarbij dikwijls specifieke nationale gevoeligheden aan de oppervlakte komen. Boedapest, de hoofdstad van premier Orban, is daartoe uiterst geschikt, in het bijzonder omdat die net die dagen op bezoek was in Georgië terwijl een aantal deelnemende parlementsleden rechtstreeks waren teruggekeerd als waarnemer van de betwiste verkiezingen aldaar. Het aanhoudende conflict in Oekraïne was uiteraard niet uit de debatten te branden en het gastland kreeg ook daarover scherpe vragen voorgeschoteld.

Migratie, demografische uitdagingen, geopolitiek, defensie: het viel op dat die onderwerpen de verkozenen des volks prominenter dan vroeger (b)leken te beroeren.
Het mag voor dit gremium niet verbazen dat de rol van lidstaten en hun parlementen versus (binnen, naast, boven, onder) de Europese Unie op de agenda stond. Het Verdrag van Lissabon, in voege sedert 1 december 2009, werd het ‘Verdrag van de nationale parlementen’ genoemd maar nu, 15 jaar later, moeten we vaststellen dat de zgn. subsidiariteitsprocedure de inbreng van nationale parlementen (in België meervoud) in het Europese wetgevende proces niet echt heeft versterkt. Nochtans worden ‘lokale’ gevoeligheden best aangevoeld en verwoord door volksvertegenwoordigers van de lidstaatparlementen.

De gedachtenwisseling hierover was boeiend en wie wat historische belangstelling heeft, herkende echo’s uit de vurige debatten in het voorlaatste decennium van de 18e eeuw over de nieuwe Amerikaanse Grondwet tussen de ‘federalisten’ en de ‘anti-federalisten’ (die zich die term tegen hun zin lieten opdringen). De argumentaties die vandaag heen en weer gaan, lopen verrassend dikwijls gelijk met die van toen. Ook nu pleiten de enen voor een meer doeltreffende (federale) structuur en de anderen voor meer respect voor de verscheidenheid (en de bevoegdheden van de States/lidstaten). Wie wat verbeelding aan de dag legde, kon in het verbluffend mooie parlementsgebouw in Boedapest de centraliserende Alexander Hamilton horen debatteren met de radicale democraat Thomas Jefferson.

De Franse delegatie slaagde er in de slottekst te laten amenderen - geen sinecure door de 3/4e drempel - zodat die nu betreurt dat de versterking van de nationale parlementen geen strategische prioriteit is van de nieuwe Europese Commissie, de wens uitdrukt dat meer rekening wordt gehouden met de parlementen in de lidstaten en vraagt dat het subsidiariteitsbeginsel strikter zou worden toegepast. De parlementen van de EU-lidstaten lijken zich verweesd te voelen.

De goedgekeurde amendementen, niet meer dan aanbevelingen, willen meer evenwicht maar mogen niet doen vergeten dat de parlementen in de lidstaten de instrumenten die ze nu hebben niet eens ten volle benutten. Onze federale Kamer kent een Adviescomité Europese Aangelegenheden dat de jongste jaren weliswaar wat actiever werd maar zeker niet de rol vervult die het zou moeten toekomen. Ook de functie van Eurocoördinator in de diverse vaste commissies amper uit de verf.

Thomas Jefferson roerde zich dan wel aan de Donau, aan de Zenne mag hij zich ook wel eens nadrukkelijker laten horen.

Facebook, 2 november 2024