Blijkt de parlementaire democratie een illusie?

Blijkt de parlementaire democratie een illusie?

Opiniestuk De Standaard - volledige versie

De impact van technocraten op het covidbeleid is volgens Peter De Roover typerend voor de krimpende invloed van democratisch verkozen politici.

Corona, klimaat, migratie, monopoliserende hightechgiganten, inflatiespook, grensverleggende technologieën… De probleemagenda is goed gevuld en alle voorbeelden hebben één ding gemeen, namelijk dat ze de verhouding tussen deskundigen en politici stevig door elkaar hutselen.

Deskundigen zouden oordelen op basis van bewezen feiten, terwijl politici zich laten leiden door ‘het draagvlak’. Dat roept bij de ene het beeld op van door populisme aangedreven, bewindslui opjagend gepeupel; bij anderen dat van volwaardige democratische legitimatie tegenover de soevereine burger. Ook hoger opgeleiden verwijten politici geregeld zich er angstig achter te verschuilen om niet te doen wat aantoonbaar nodig zou zijn. Brede lagen van de bevolking nemen het die politici dan weer dikwijls kwalijk zich te weinig gelegen te laten aan de ‘stem in de straat’. 

Futurologen Brett King en Richard Petty schreven de ‘must read’ van het jaar, althans wanneer we hun uitgever mogen geloven. Boeiend en relevant is hun insteek alleszins. Het boek handelt over het te verkiezen toekomstscenario en heet zeer gepast ‘The rise of technosocialism’, waarbij een slagkrachtige overheid in alle basisbehoeften, waaronder een basisloon, voorziet. 

De term techno-socialisme past in de traditie van Marx en Engels die hun ‘wetenschappelijke’ aanpak plaatsten tegenover de utopisch-socialistische romantici. De samenleving vormt daarbij een mechaniek die langs ontdekbare automatismen ontwikkelt. Niet iedereen echter doorziet die en dus stellen King en Petty een bekwaamheidsvoorwaarde waarbij ieder een stem krijgt binnen de eigen expertise maar ook alleen daar. Dit socialisme, zoals het oude, zweert bij wetenschappelijk onderbouwde staatsplanning in de overtuiging dat ‘kenners’ gemakkelijk een consensus vinden.

Die intellectueel-elitaire benadering schuurt aan tegen het sterke-man-principe en staat op gespannen voet met de one man, one vote-gedachte die iedereen evenwaardig geschikt acht om deel te nemen aan het proces dat de politieke koers bepaalt. King noemt de sociaaleconomische ongelijkheid een nefast aspect van het westerse politieke model, terwijl dat juist steunt op het fundamentele geloof in politieke gelijkheid. Democratische gelijkheid zou resulteren in sociaaleconomische ongelijkheid en de oplossing van het tweede fenomeen is dan te vinden in het opheffen van het eerste.

Directe democratie

In Griekse steden ontstond de directe democratie met deelname van iedereen, voor zo ver behorend tot een kleine, relatief homogene groep. Vrouwen, slaven of vreemdelingen hoorden er niet bij. Gaandeweg werd die ‘iedereen’ uitgebreid en naargelang de bevolkingsomvang van de politieke gemeenschap toenam werd de onwerkbaar geworden directe democratie opgevolgd door de representatieve versie. De burger kiest (volks)vertegenwoordigers die het beleid voeren met de afspraak dat de kaarten op geregelde tijdsstippen worden herverdeeld en dat die burger ook tussendoor zijn/haar mening ten berde brengt, via het middenveld, burgerparticipatie en dies meer.

In bevolkingsrijke structuren als de VS op federaal niveau of de Europese Unie evolueerde die burger nog sterker van democratieproducent tot democratieconsument. De immense afstand tussen vertegenwoordiger en vertegenwoordigde doet de impact van deze laatste verschrompelen.

Zoals de greep van de burger op het beleid afnam, krimpt ook de invloed van de politici op de besluitvorming ten voordele van niet democratisch aangestelde cenakels van deskundigen. King bepleit meer beleid op wereldschaal (grotere afstand burger/politiek) waarbij technocraten de dienst uitmaken (grotere afstand politiek/besluitvorming). Daarmee lijkten zowel de burger als de politicus als medebepaler van het beleid het genadeschot te krijgen.

Experts volgen

Die evolutie speelt nadrukkelijk in genoemde uitdagingen én ook sterk in de aanpak van Covid-19. De pandemiewet laat technocraten op basis van wazige criteria bepalen wanneer de volksvertegenwoordiging het heft uit handen moét geven en overdragen aan de uitvoerende macht. De premier sprak hierbij van een ‘juridische noodwendigheid’. Aanvullend klinken steeds meer stemmen dat die uitvoerende macht de adviezen van de experts strikt dient te volgen en daarmee is de hierboven getekende cirkel rond.

King ziet de toekomst eerder Chinees dan democratisch. Het ontbreken van een meerpartijenstelsel in dat land vindt hij uitdrukkelijk een plus. Om de uitdagingen aan te kunnen, zouden we onze democratie moeten aanpassen aan het consensusmodel, heet het. De democratische idee van de vrije botsing van visies van soevereine burgers ruimt dan plaats voor de consensueel vastgestelde Ene Juiste Waarheid. Twijfel en tegenkanting heten hinderpalen in plaats van noodzakelijke voorwaarden voor het vinden van de juiste balans.

Er zijn te veel aanwijzingen in die richting om de stelling van 'The rise of technosocialism' weg te zetten als dwaze ivorentoren-praat van losgeslagen intellectuelen. Beleven we de verdere en zelfs finale teloorgang van het idee van de soevereine burger als hoeksteen van de democratie en de ontmaskering van de levende parlementaire democratie als valse (of alleszins niet meer werkbare) illusie? Helemaal nieuw is de evolutie niet. Dit debat leefde al een eeuw geleden. Maar we lijken toch voor een kwantumsprong te staan.

Voor zover covid nog ruimte laat om voorbij de dagstatistieken te kijken, verdient deze ontwikkeling meer aandacht dan ze krijgt.

Dit opiniestuk verscheen in De Standaard op 13 december 2021.

Labels