Als de overheid de kleinste doornen van ons pad verwijdert

Als de overheid de kleinste doornen van ons pad verwijdert

Pleidooi voor de vrije associaties

“Wat heb ik er tenslotte aan dat er een altijd waakzame autoriteit is die erop toeziet dat mijn gevoelens verzekerd zijn, die voor mij uit loopt om alle gevaren af te wenden, zonder dat ik er zelfs maar aan hoef te denken? Wat heb ik eraan als deze autoriteit, op hetzelfde tijdstip waarop zij de kleinste doornen van mijn pad verwijdert, de totale meesteres van mijn vrijheid en mijn leven is, als zij mijn bewegingen en mijn bestaan zo monopoliseert dat alles rond haar wegkwijnt wanneer zij wegkwijnt, dat alles slaapt wanneer zij slaapt, en dat alles ten onder gaat wanneer zij sterft.”

Alexis de Tocqueville, De la Démocratie en Amerique (1835), Nederlandse vertaling, blz. 109

Een beroepspoliticus besteedt het gros van de tijd aan dagjespolitiek, aan wat ‘de waan van de dag’ wordt genoemd. Af en toe afstand nemen van de krantenkoppen helpt om de oriëntatie bij al dat hyperkinetische geflits niet te verliezen. Weg van de concrete toepassingen, de fundamenten nog eens bekijken. Ik ruim daar graag tijd voor in. Een verjaardag lijkt me een bij uitstek geschikt ogenblik daarvoor, de 60e al zeker. Vandaag dus.

 

 

Tussen huid en overheid

De vraag die mij als maar sterker bezig houdt: hoe zit het met de ruimte tussen het individualisme, waar de liberalen voor zeggen te staan, en de overheid, die in de socialisten de actieve verdedigers vindt. De opdeling publiek en privaat lijkt me te beperkt want daarmee blijft het gebied daar tussen, cruciaal voor de vrije samenleving, verweesd achter.

Een samenleving bestaat uit drie ruimtes: A) het individu, B) de vrije associatie en C) de politiek gestuurde overheid.

Ruimte A vraagt weinig toelichting. Onze huid zorgt voor een duidelijke afbakening met de ‘andere’ maar uiteraard leeft niemand uitsluitend binnen de eigen huid.

Ruimte C regelt het opgelegde samenleven. We worden als individu opgenomen in administratieve eenheden die regels opleggen. Dat zijn er nogal wat in ons geval: gemeente, provincie, Vlaanderen, België, Europa en voor sommigen staat daar nog een district voor.

Tussen A en C zit evenwel de ruimte van de spontane samenwerking. In B kiezen individuen, in tegenstelling tot C, vrij om, in tegenstelling tot A, met andere mensen dingen samen uit te voeren.

In ruimte B wordt de mooiste vorm van vrijheid beleefd. Echte vrijheid groeit daar van het enge ‘alles doen wat je wil’ naar vrij kiezen met wie je samenwerkt om gemeenschap te bouwen. Kleef er maar de termen autonomie of zelfbestuur op.

 

De paardjesmolen met wisselende vriendjes

Die ruimte B heeft het echter erg moeilijk en wordt vanuit beide kanten uitgehold.

Wat ooit stabiele relaties in die ruimte B bood - gezin, woonplaats, beroep, vriendenkring, verenigingen voor vrijetijdsbesteding, … – werd intussen heel erg variabel. Vooral na Wereldoorlog II ontworstelden we ons aan verbanden die als beknottend en betuttelend werden gebrandmerkt. Die ontvoogding was terecht maar het ging erg ver, zo ver dat het leven dikwijls op een paardjesmolen gaat lijken, plezant maar wel na elke ronde met nieuwe kindjes op de paardjes naast en achter ons.

Een test, die in de verjaardagssfeer blijft, verduidelijkt. Wie nodigde je uit op je verjaardagsfeestje tien jaar geleden en wie vandaag? Hoeveel mensen uit je toenmalige omgeving overleefden dat decennium als ‘naaste’, hoeveel kwamen er bij, hoeveel anderen kunnen om redenen van afstand het feestje niet bijwonen?

Wellicht nam het aantal contacten en verenigingen niet af, in tegendeel waarschijnlijk want onder meer de sociale media zorgden voor een grote toename aan ‘contacten’, zowaar 'vrienden' genoemd. Ze werden wisselender, oppervlakkiger. De echte, duurzame intieme kring, ietwat bestand tegen de tijd valt bij een groeiend aantal mensen samen met henzelf. Eenzaamheid ligt permanent op de loer.

 

Het valse middenveld

Andere, ruimere ‘associaties’, verdwenen of veranderden fundamenteel van karakter. Denken we aan de kerk, vakbond, beroepsvereniging, ziekenfonds, school, universiteit of, een beetje tussen de directe en de ruimere omgeving, kinderopvang en ouderenzorg.

De kerk verschrompelde voor de meesten tot achtergrondgeruis of verdween zelfs helemaal. Het geloof ging voor de bijl, het instituut verloor man- en vrouwkracht en de overheid holde het stelselmatig uit als organisator van gemeenschapsvoorzieningen.

Andere associaties, oorspronkelijk opgericht om mensen te verzamelen in een vrij verband, werden feitelijk opgeslorpt door de overheid. Die ging subsidies verlenen en kon daarmee de spelregels bepalen of schakelde die organisaties in als uitvoerder van overheidsbeleid en medebeheerder van de overheidsmachine. Vandaag herinnert alleen nog de naam van vakbonden of ziekenfondsen aan de vrije associaties die ze oorspronkelijk waren. Hun ronseltechnieken zijn nauwelijks te onderscheiden van die van commerciële bedrijven en spelen nog amper in op de nobele doelstellingen waarvoor ze werden opgericht.  

 

Het valse Vadertje

Terwijl liberalen inzetten op het versterken van het individu, zien socialisten alle heil komen van staatspaternalisme, waarbij de burger zich bij elke vorm van onheil tot de overheid mag wenden. De overheid presenteert zich valselijk als Vadertje Staat. Terwijl een goede vader wil opvoeden tot volwassenheid, houdt dit ‘Vadertje’ de burger liefst in een permanente toestand van hulpbehoevende kindsheid.

De opgelegde belastingen, het deel van de inkomsten dat de overheid aan de burgers ontneemt, nemen toe om steeds meer taken te kunnen waarnemen. De vraag om meer problemen op te lossen, leidt dan weer tot de nood aan meer overheidsuitgaven en dus meer belastingen. Zo komt een voor aanhangers van overheidsinterventie ‘perfecte’ en alleszins niet te stuiten perpetuum mobile op gang.

De overheid werkt daardoor als een drug, verslavend, de burger, die steeds minder zonder kan, verzwakkend. Die burger, ooit gezien als de soeverein van het systeem, wordt een bedelaar, smekend voor hulp van bovenaf.

 

Overambitieus

Politici, via verkiezingen aangeduid om de overheid te sturen, worden vandaag gewantrouwd en niet meer geacht als bekwame bestierders van dat overheidsapparaat. ‘Oplossingen’ die verkocht worden als politieke vernieuwing moeten burgers directer betrekken en anderzijds experten meer invloed geven op het beleid. Het lijken tegenstrijdige tendensen die echter wel het wantrouwen in de politici gemeen hebben én allebei blijven zweren bij die overheid als allesoplosser. De politici worden in vraag gesteld, niet de grote ambities van de overheid.

Concepten als inspraak, burgerparticipatie, technocratie en andere, hoe goed bedoeld ook en de vinger terecht op een wonde leggend, mikken naast het probleem. Op domeinen waar de overheid organiseert en beslist, dreigt het democratische proces eerder te verstoren als de vertegenwoordigende structuren (in het bijzonder het parlement) opgezadeld worden met concurrentie. Het primaat van de politiek vormt niet het probleem, wel de omvang van het politieke werkveld, dat veel te ambitieus is.

 

Liberalen als Nuttige Idioten

Liberalen bewijzen graag lippendienst aan het idee van de slanke staat. Ze stimuleren echter, wellicht ongewild en indirect, de groeiende nood aan staatsinterventie. In zo verre het ongewild is, spelen ze, naar het woord van Lenin, de rol van ‘nuttige idioten’. Hun inzet op de sterke individuele burger kan wellicht volstaan voor de happy few die stormen van het leven altijd op eigen houtje de baas kunnen omdat ze over de luxe beschikken om voldoende hulp in te kopen die elke vorm van ongerief wegwerkt.

De meeste mensen slagen daar echter niet (altijd) in en ontdekken door een tegenslag hoe smal de basis is waarop individuele welstand steunt. Wie er niet in slaagt om alles zelf op de private markt aan te schaffen, zal zich dan tot de overheid wenden, de enige overblijvende reddingsboei voor wat het geïsoleerde individu niet aankan. Kortom, wanneer liberalen de vrije associaties tussen burgers vergeten of zelfs bekampen en zich uitsluitend richten op het individu, spelen ze de nood aan een steeds uitbreidend overheidsapparaat alleen maar in de kaart.

Wie ruimte A overbeklemtoont stimuleert paradoxaal genoeg de groei van ruimte C. Een verzwakkend middenveld – het echte, het net van vrije associaties, niet de verworden versie die wij onder die naam kennen – zou, zo werd verwacht in liberale hoek, het individu ten goede komen. In de feiten blijkt de overheid de grote winnaar. Elk vacuüm vult zich; deze leegte wordt toegevoegd aan het staatsarsenaal.

 

Machten scheiden

De staat uitsluitend ‘ontvetten’ door privatiseringen waarbij de burger een klant wordt, zal nooit volstaan. Een op winst gerichte markt, zonder twijfel de weliswaar niet perfecte maar beste organisatievorm bij de verdeling van goederen en sommige diensten, biedt geen oplossing voor alle nood waarmee mensen geconfronteerd worden. Doorgaans wordt die vaststelling gelezen als een pleidooi voor meer overheidsinterventie. Dat hoeft zo niet te zijn.

Het aloude beginsel van de scheiding der machten tussen wetgevende, uitvoerende en rechterlijke blijft essentieel. Montesquieus horizontale scheiding der machten hoort versterkt en aangevuld te worden door een andere vorm, de verticale van Tocqueville waarbij vrije associaties naast de overheid een belangrijke ruimte van het maatschappelijke leven invullen.

Deze vrije associaties geven de ruimte B weer impact én zorgen voor de potgrond waarin een betere, meer doorleefde democratische uitbouw van de overheid kan groeien. Actieve burgers in ruimte B worden actieve burgers in ruimte C. De vrije associaties bieden meer vrijheid, meer zelfbestuur én een remedie tegen het wantrouwen tussen burger en politiek.

 

Botsen op de limiet

Intussen verliezen nationale overheden steeds meer macht aan supranationale structuren, waardoor het democratische karakter verzwakt of zelfs verdwijnt. Dat mag, naar wordt  voorgehouden, geen reden tot bezorgdheid zijn want ze versterken de doeltreffendheid van het beleid. Dat een overtal aan overheden zorgt voor regeltjesobesitas, laat zich in elk geval raden en meer betrokkenheid bij burgers vloeit er ook niet uit.

Giganten buiten de overheid nemen daarnaast steeds meer echte macht over. Zo krijgen we overheden die zich graag opstellen als oplosser van allerhande problemen, terwijl ze over steeds minder instrumenten beschikken om daar ook echt met voldoende impact te kunnen optreden. We merken elke dag meer hoe zeer overheden frontaal botsen op de limieten van hun capaciteit en niet kunnen voldoen aan de geschapen verwachtingen.

 

Gemeenschap van gemeenschappen

De Vlaamse staat moet de vrijheid van de Vlamingen vergroten. Het is uiteraard niet de bedoeling dat ze in de plaats treedt van de actieve Vlaming. Het Jakobijnse spook ligt altijd op vinkenslag om wie aan de macht is tot centralisering te verleiden. Vlaanderen moet instaan voor een slank kader waarbinnen zelfbesturende Vlamingen kunnen ondernemen, in de economische maar ook in de sociale en culturele betekenis. Die ondernemende Vlamingen vormen ook vandaag nog een levend netwerk van allerlei verenigingen, clubs, initiatieven, buiten overheidsdwang. Dat is het betere middenveld dat alle ruimte verdient.

Door die ruimte te vrijwaren en versterken blijft Vlaanderen een gemeenschap van gemeenschappen, de mand die de basisvoorwaarden schept voor het geestdrift opwekkende gewoel van een levende wirwar aan burgerinitiatieven.

Lees hier geen anarchistisch pleidooi om de overheid af te schaffen. Een slanke overheid die over de middelen beschikt om daadwerkelijk te kunnen optreden waar nodig, is een pure noodzaak.   

Lees hier wel een pleidooi om het besef op te wekken dat een te ambitieuze overheid verstikkend en ontmoedigend werkt. Aangezien ze bovendien te dikwijls faalt in haar buitensporige belofte om alle last van de schouders te nemen, verliest ze aan gezag. De burger die vaststelt dat de overheid haar beloften niet waarmaakt, reageert terecht gefrustreerd want voelt zich bedrogen. Zoals liberalen onbedoeld de rol van de overheid vergroten, zorgen socialisten er even onbedoeld voor dat de overheid inboet aan geloofwaardigheid wegens het niet nakomen van te ruime beloftes.

Kortom, liberalen zijn slechte advocaten voor het individu, de socialisten dubieuze pleitbezorgers van de overheid.

 

Cold turkey vermijden

Maat en voorzichtigheid zijn nodig bij het ombuigen van die nefaste tendens die ruimte B uitholt. Revoluties baten niemand, zelfs niet de revolutionairen, en een bruuske ombuiging van wat zich zo lang ontwikkelde, leidt regelrecht naar een cold turkey. De moderne burger is nu eenmaal verslaafd gemaakt aan die overheids’hulp’. Naar goed conservatief inzicht moet de bocht voorzichtig en realistisch genomen worden.

De uitgangspunten voor een goed beleid heten ‘bottom up’ of subsidiariteit en wie liever een woord hoort uit het repertoire van de Vlaamse Beweging staat ‘zelfbestuur’ ter beschikking. Dat mikt op de Vlaamse staat én op de Vlamingen.

 

Minder beloften doen

De vraag die een politicus zich wel eens moet stellen: Politiek bedrijven? Waarvoor doe ik het? Groot is de neiging om beloftenfabrikant te worden: “U zit met een probleem? Ik los ze op!” Maar van die soort lopen er al meer dan genoeg rond in de parlementen.  

Een zelfbesturend Vlaanderen van zelfbesturende Vlamingen uitbouwen vormt voor mij een project dat als alternatief voor een steeds uitdijende overheid niet leidt naar liberalisme en bedenkingen tegen hyperindividualisering niet doet uitmonden in socialisme.

Reken uit de winst. Het individu staat nu al te eenzaam tegenover de oppermachtige staat; de overheid met realistische ambities kan dan wél leveren wat van haar verwacht mag worden.

Die unieke bijdrage aan ons politiek bestel wil ik graag mee versterken, dikwijls met vallen, dan weer met opstaan. Ik was nooit socialist en evenmin liberaal. Ik ben niet van plan het te worden en gelukkig hoeft dat ook niet.   

Peter De Roover, 20 mei 2022